Verwijt aan burgerkracht is cultuurpessimisme

Allemaal goed en aardig: die roep om burgerkracht. Maar wie kwetsbaar is koopt daar weinig voor, zo zegt men. Jos van der Lans ontwaart in deze kritiek een nieuwe vorm van cultuurpessimisme. Hij verwijst naar het succes van de Eigen Kracht conferenties.

Kwetsbaren kunnen dit niet. Kort en bondig is dat het meest kernachtige bezwaar dat tegen de burgerkrachtbeweging – want zo mag je dat inmiddels wel noemen – wordt ingebracht. Er zijn ook nog andere bezwaren als ‘mensen hebben geen tijd’, de samenleving is te geïndividualiseerd’, maar het idee dat kwetsbaren ‘aan hun lot’ worden overgelaten als instituties minder dwingend en regelend aanwezig zijn is toch wel het hoofdbezwaar.

Het grappige is dat de introductie van Eigen Kracht-conferenties in de jeugdzorg zo’n tien jaar geleden vergezeld ging met een vergelijkbare dosis scepsis. Leuk idee, zei men, maar dat gaat echt niet lukken: deze gezinnen hebben helemaal geen sociaal netwerk; de problemen zijn te ernstig; mensen willen en kunnen dat niet; het is onverantwoord om professionals op deze manier buitenspel te zetten, want als puntje bij paaltje komt worden zij er toch op aangesproken.

Inmiddels zijn er 5000 conferenties georganiseerd en juist vanwege deze scepsis is in de sfeer van de jeugdzorg geen ‘interventie’ zo vaak onderzocht. Wat blijkt? Mensen, ook in zeer kwetsbare omstandigheden, kunnen de verantwoordelijkheid van een Eigen Kracht-conferentie (EK-c) heel goed aan. In 80 procent van de EK-c’s slagen zij erin om goede en veilige plannen te maken die ook nog eens duurzaam zijn, dat wil zeggen over een langere periode stand houden. Uit onderzoek blijkt dat het aantal zorgpunten in een gezin snel afneemt na inzet van een EK-c, sneller dan bij de reguliere aanpak. Zeker, Eigen Kracht-coördinatoren moeten er soms extra moeite voor doen, maar er blijken toch altijd netwerken rondom mensen te functioneren die goed te motiveren zijn om bij elkaar te komen. Sterker, bij een op de zeven aanvragen voor een EK-c komt het netwerk spontaan zelf in beweging. Mensen reageren een beetje beledigd: ‘Hallo, daar hebben we helemaal geen EK-c voor nodig, dat doen we zelf!!’

Ook van het idee (beter: de angst) dat professionals buitenspel komen te staan blijft weinig over. Zij zijn juist ten nauwste betrokken. Zij delen hun kennis en hun zorgen met de familie/het netwerk. Daarmee stellen zij voorwaarden waaraan het plan moet voldoen – bijvoorbeeld: als er geen goed plan komt volgt een uithuisplaatsing. Alleen plannen die voldoen aan de gestelde voorwaarden worden geaccepteerd.

Met andere woorden: EK-c zorgt juist voor een vorm van horizontale samenwerking tussen familie/netwerk en professionals. Het maakt problemen tot een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Dat blijkt ook wel, want in driekwart van de Eigen Kracht-plannen wordt expliciet gevraagd om diensten/ondersteuning van professionals. Ja, en dan is het wel weer vervelend dat uit de evaluatieonderzoeken blijkt dat hun organisaties nogal eens minder betrouwbaar zijn in het nakomen van deze afspraken dan leden van het sociale netwerk. Wie kan nu wat niet?

Informele apartheid tussen kwetsbaren en niet-kwetsbaren

Je kunt daarom het verwijt ook omkeren. Wat hebben de daarvoor in het leven geroepen institutionele voorzieningen op eigen kracht te bieden aan mensen die kwetsbaar zijn? Wat brengen de loketten van de institutionele wereld, de intakes en spreekuren van de tientallen instellingen en diensten voor perspectief? Wat betekenen zij in het dagelijks leven van kwetsbare mensen die moeite hebben zich staande te houden?

Ik denk dat er maar een eerlijk antwoord is op deze vraag: weinig. Of als we de hoeveelheid geld die er naar toe gaat in de beschouwing betrekken: te weinig.

Veel te weinig.

Sterker, ondanks de toegenomen rijkdom aan sociale voorzieningen is er volop reden om aan te nemen dat de segregatie tussen kwetsbaren en niet-kwetsbaren in onze samenleving bepaald niet kleiner is geworden. Kwetsbaren raken steeds meer opgesloten in hun kleine wereld die de aansluiting mist met de wereld van succes, vergaderen, praten, witte wijn en zelfredzaamheid. Natuurlijke verbindingen ontbreken. Ooit bracht de verzuiling allerlei verbindende burgers op de been die via woningcorporaties, scholen, kerken, verenigingen, vakbonden, ja zelfs politieke partijen mensen in contact wist te brengen. Al die instanties leverden platforms waar rijk en arm, niet-kwetsbaar en kwetsbaar, kansvol en kansarm – met wat voor motieven dan ook - met elkaar werden verbonden.

Die verbanden zijn verdwenen, de Amerikaanse socioloog Putnam (Bowling alone) heeft daar intrigerend onderzoek naar gedaan. Jazeker, er zijn meer netwerken dan ooit, maar de netwerken die meetellen zijn toch vooral netwerken van ons soort mensen. Moderne burgers sluiten zich op in uitdijende cirkels van meer of minder bekenden en organiseren daarmee onbewust en ongewild een informele vorm van apartheid, want in de netwerken van de succesvollen komen alleen bij hoge uitzondering (werksters) mensen voor wie het alledaagse bestaan een vorm van overleven is.

Burgerkrachtbeweging brengt perspectief in wereld van procedures

In die wereld zijn professionals van de publieke sector vaak de laatste officiële  verbindingsfunctionarissen tussen kansarm/kwetsbaar en kansrijk/succesvol geworden, tussen de wereld van zien te overleven en de wereld van meetellen en meedoen. Maar de tragiek is dat zij zich hebben opgesloten in een systeemwereld, bureaucratisch georganiseerd zijn, zich vooral moeten richten op procedures en verslaglegging, pas in beweging komen bij problemen en er steeds minder in slagen om een duurzame vertrouwensband aan te gaan. Zij zijn beroepsmatige passanten.

Precies in dat steeds schrijnender wordende onvermogen brengt de burgerkrachtbeweging in de publieke sector een nieuw perspectief. Het mobiliseert buiten de gevestigde institutionele orde om de in ons samenleving rijkelijk aanwezige sociale energie. Het brengt mensen bij elkaar, of dat nu in achterstandswijken is of in de vorm van buddy’s, mentorschappen, coaches of in trusts, bewonersondernemingen of burgerinitiatieven. Zij maken dwarsverbanden mogelijk die de institutionele orde op eigen kracht niet meer voor elkaar kan krijgen. Zij proberen op een moderne wijze inhoud te geven aan wat na het verschrompelen van de verzuiling verloren is gegaan en wat de professionals van de verzorgingsstaat niet hebben kunnen opvangen. De kunst is nu om de institutionele orde daar dienstbaar aan te maken, zoals de jeugdzorg de afgelopen tien jaar zich ook steeds dienstbaarber is gaan opstellen ten opzichte van de plannen die uit Eigen Kracht-conferenties voortkwamen.

Verwijten zijn modern cultuurpessimisme

Om die beweging nu keer op keer te verwijten dat kwetsbaren daarin niet mee kunnen is dus eigenlijk een gotspe. Het is – zoals de Eigen Kracht-conferenties overtuigend laten zien - niet alleen een institutionele onderschatting van wat mensen wèl kunnen, het getuigt bovendien van een vorm van modern cultuurpessimisme, dat zich in tegenstelling tot het oude cultuurpessimisme niet baseert op de gedachte dat de moderniteit alleen maar achteruitgang heeft gebracht (vroeger was het beter, daarom moeten we ophouden met veranderen), maar dat de toekomst niet langer vooruitgang brengt (morgen wordt het slechter, daarom moeten we het bestaande behouden). Daardoor is de verdediging van de institutionele orde uit naam van de kwetsbaren een sterk conserverende kracht geworden; het wil niet zien waar het mis gaat en het biedt geen toekomstperspectief. Het beschermt gangbare professionele praktijken en de institutionele zekerheden die daar de logge vertaling van zijn geworden. Daar zijn kwetsbare Nederlanders dus niet langer mee gediend. Laat staan geholpen.

Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist. Zie: Josvanderlans.nl of volg hem via @josvanderlans