Welke factoren bepalen de socio-economische integratie van vluchtelingen in onze samenleving? Voor beantwoording van die vraag heb ik onderzoek gedaan onder Afghanen, Irakezen, Iraniërs en Somaliërs met een geldige verblijfsstatus in Nederland. Per groep is een representatieve steekproef van circa 1000 vluchtelingen geïnterviewd over hun verblijf alhier. Ook zijn vluchtelingen die tussen 1995-1999 hun eerste verblijfsstatus hebben verkregen over een periode van ruim 10 jaar gevolgd.
Meer verschillen dan overeenkomsten
Vluchtelingen vormen een specifieke migrantengroep. Allereerst vanwege hun migratiemotief; op de vlucht voor oorlog en onderdrukking. Daarnaast brengt de vlucht vaak traumatische ervaringen met zich mee. Verreweg de meeste vluchtelingen zijn slecht of helemaal niet voorbereid op een verblijf in Nederland. Dat zij eerst een asielprocedure moeten doorlopen voordat ze mogen proberen een bestaan in ons land op te bouwen, draagt niet bij aan hun snelle integratie.
Meer nog dan deze overeenkomst, verschillen vluchtelingen op de meeste andere gebieden die relevant zijn voor de mate waarin zij kans maken om in Nederland te participeren. Aan de ene pool staan de Iraanse vluchtelingen die begin jaren ‘80 naar ons land kwamen, op de vlucht voor de repressie van het theocratische regime van ayatollah Khomeini. Ze zijn westers georiënteerd, voornamelijk afkomstig uit de stedelijke middenklasse en gemiddeld hoogopgeleid (40 procent op HBO/WO-niveau). Aan de andere pool bevinden zich de Somalische vluchtelingen die doorgaans laag opgeleid zijn of helemaal geen onderwijs hebben genoten. Hun lage opleidingsgraad is een direct gevolg van het ontbreken van een functionerende staat in het herkomstland. Het verschil in opleiding tussen Iraanse en Somalische vluchtelingen zie je direct vertaald in hun deelname op de arbeidsmarkt.
Iraakse vluchtelingen kwamen vooral aan het einde van de jaren ’90 naar Nederland, op de vlucht voor de door Verenigde Staten ontketende ‘war on terrorism’. Afghaanse vluchtelingen kwamen net iets eerder, namelijk ten tijde van de opkomst van de Taliban in de tweede helft van de ’90 er jaren. Van de Iraakse en Afghaanse groep heeft ongeveer een derde een opleiding afgerond op HBO/WO-niveau. Hun deelname op de participatiemarkt ligt tussen die van Iraniërs en Somaliërs in.
Opleiding en verblijfszekerheid belangrijk voor participatie
Hoewel het aandeel vluchtelingen met een HBO/WO opleidingsniveau - exclusief de Somalische groep - vergelijkbaar is met die van de autochtone bevolking, blijft hun arbeidsmarktparticipatie achter. Dit duidt erop dat niet alleen het opleidingsniveau, maar ook de plaats waar het onderwijs is genoten de participatiekansen van mensen bepaalt. Vluchtelingen die in het bezit zijn van een Nederlands diploma hebben een grotere kans op een baan dan zij die hun diploma in het land van herkomst hebben behaald. Ook hebben ze, vergeleken met autochtonen met vergelijkbare kenmerken, gelijke kansen op een baan die past bij hun opleidingsniveau.
Wat zeker niet bijdraagt aan een snelle integratie van vluchtelingen, is dat het diploma van vluchtelingen dat in het land van herkomst is behaald, hier vaak niet wordt erkend vanwege het ontbreken van officiële documentatie. Van de verzoeken tot diplomawaardering die worden ingediend wordt slechts 1 op de 3 erkend, en dan ook nog vaak op een lager niveau. Op basis van deze bevindingen pleit ik voor alternatieve manieren van het erkennen van competenties, bijvoorbeeld in de vorm van een assessment test. Verder kan het volgen van een (aanvullende) opleiding in Nederland de participatie van vluchtelingen verhogen.
Ook verblijfszekerheid is belangrijke factor
Een andere belangrijke factor voor de integratie van vluchtelingen, is de verblijfszekerheid. Asielzoekers die in Nederland worden toegelaten, krijgen eerst een tijdelijke verblijfstatus met een geldigheid van vijf jaar. Het blijkt dat vluchtelingen die de Nederlandse nationaliteit hebben verworven een grotere kans maken op een baan dan vluchtelingen die een tijdelijke verblijfsstatus hebben. Een mogelijke verklaring hiervoor is de onbekendheid bij werkgevers over de rechten van vluchtelingen met een tijdelijke status - zij hebben dezelfde rechten als Nederlandse staatsburgers met uitzondering van stemrecht - en dat daarom hun potentieel niet wordt aangeboord.
Na een verblijf van vijf jaar in Nederland heeft ongeveer de helft van de vluchtelingen een baan voor meer dan acht uur per week. Na twee jaar is dit slechts een kwart. Een verklaring voor de lage participatie in de eerste verblijfsjaren is dat vluchtelingen vaak relatief onvoorbereid hun land ontvluchten. In de eerste jaren van verblijf moeten vluchtelingen achtereenvolgens inburgeren, de Nederlandse taal leren en soms een opleiding opvolgen voordat ze kunnen toetreden tot de arbeidsmarkt. Andere migranten, zoals arbeids- en familiemigranten, zijn hier vaak al deels mee gestart in het herkomstland. Inzet op duale trajecten, waarbij opleiding, werk en taal gecombineerd worden, kunnen de participatie van vluchtelingen op de arbeidsmarkt versnellen. Dit vergt samenwerking van gemeenten en werkgevers.
Specifieke problemen vragen om specifiek beleid
Ten slotte ervaren vluchtelingen die lang verblijven in asielzoekerscentra psychische gezondheidsproblemen. De beperkte rechten en onzekerheid over de toekomst speelt hen parten en dit werkt negatief door in hun kansen op de arbeidsmarkt. Het waarborgen van korte procedures is dan ook van belang.
Kortom, vluchtelingen zijn een specifieke migrantengroep, die geconfronteerd worden met specifieke problemen bij hun integratie in Nederland: dit vraagt op specifiek beleid. Ik denk dan aan het creëren van (aanvullende) opleidingsmogelijkheden voor vluchtelingen en duale trajecten waar leren en werken gecombineerd kunnen worden. Ook arbeidsmarkt-toeleiding is van belang voor deze groep. Immers, vluchtelingen ontbeert het aan kennis over de arbeidsmarkt. En ze hebben al evenmin de beschikking over functionele netwerken welke van belang zijn voor het vinden van een baan in Nederland. Gemeenten en werkgevers zouden hier samen in kunnen optrekken.
Linda Bakker verdedigt haar proefschrift ‘Seeking Sanctuary in the Netherlands: opportunities and obstacles to refugee integration’ op donderdag 21 januari 2016 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ze was voor haar promotieonderzoek verbonden aan de afdeling Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam en aan het Sociaal en Cultureel Planbureau. Ze werkt nu voor Significant, een onafhankelijk onderzoek- en adviesbureau in de publieke sector.
Afbeeldingsbron: European Commission DG ECHO (Flickr Creative Commons)