Aan de ene kant legt het comité de vinger terecht op de zere plek. Mensen met een eerste, tweede of zelfs derde generatie-migratieachtergrond ondervinden ernstige vormen van discriminatie op de arbeidsmarkt en in het onderwijs. De omstandigheden voor asielzoekers zijn soms regelrecht mensonterend. Politieke partijen, individuele politici en de media zetten aan tot discriminatie in de samenleving. Al deze punten zijn voldoende aangetoond in onderzoek. Ze zijn ruimschoots gedocumenteerd en onderbouwd en de betrokken aanbevelingen snijden hout.
Aan de andere kant vertoont het rapport serieuze tekortkomingen. Het lijdt aan conceptuele verwarring en levert bij veel beweringen geen enkele onderbouwing. Het comité hanteert zijn centrale begrippen buitengewoon onzorgvuldig. Discriminatie, racisme, stereotyperingen, vooroordelen, xenofobie, uitsluiting op basis van ras, etniciteit en religie: het rapport gooit ze allemaal op een hoop. Alsof discriminatie voortkomt uit een giftig mengsel van al deze ingrediënten. Nogal wat studies naar racisme in Nederland gaan er vanuit dat als er sprake is van discriminatie van migranten, er dus automatisch sprake is van racisme. Dat is volkomen onterecht. Voor een goed begrip van de Nederlandse situatie is een scherp onderscheid tussen discriminatie op basis van ras en etniciteit juist onontbeerlijk.
Naoorlogse antiracisme maakte van migranten ‘etnische minderheden’
Immers, het trauma van de Holocaust heeft in Nederland het gras voor de voeten van racismeverwijt grotendeels weggemaaid. Vanuit het sterke naoorlogse antiracisme zijn migranten benoemd als ‘etnische minderheden’, als dragers van andere ‘culturen’. Eerst dacht de politiek nog dat het handhaven van hun ‘culturen’ een bijdrage leverde aan hun integratie in de samenleving. Sinds de eeuwwisseling is echter het idee dominant geworden dat ‘hun culturen’ onverenigbaar zijn met die van ‘ons’.
Het cultureel fundamentalistische idee van culturele tegenstellingen vinden we keer op keer terug als drijfveer van discriminatie op de arbeidsmarkt. Migranten worden er gediscrimineerd omdat ze er afwijkende waarden en praktijken op na zouden houden, zoals radicale opvattingen vanuit de islam of het onderdrukken van vrouwen en homoseksuelen, of het spreken van andere talen. Die discriminatie komt dus voort uit de multiculturele opvatting dat migranten dragers zijn van ‘andere culturen’ en die opvatting heeft zijn oorsprong in het sterke antiracisme in ons land. Het is dus historisch onjuist om cultureel fundamentalisme met racisme te verwarren.
Beter begrip Nederlandse context had VN-comité kunnen behoeden voor uitglijders
Een beter begrip van deze Nederlandse context had het comité kunnen behoeden voor een groot aantal uitglijders. Ik noem hier slechts enkele. Ten eerste, de oproep om de gevoeligheid voor multiculturalisme te vergroten, terwijl de multiculturele culturalisering van migranten juist de belangrijkste bron vormt van discriminatie. Ten tweede, de oproep om in het onderwijs meer aandacht te geven aan de koloniale geschiedenis en de Nederlandse betrokkenheid bij de slavernij, terwijl er geen enkele aanwijzing is dat er enig verband bestaat tussen die geschiedenis en hedendaagse discriminatie.
Ten derde, het rapport spreekt van bagatellisering van racisme in Nederland. Welnu, misschien is racisme inderdaad geen groot probleem, maar discriminatie gevoed door andere bronnen wel. Ten vierde, waarom besteedt het rapport zoveel aandacht aan discriminatie van ‘mensen met een Afrikaanse achtergrond’? Dat is geen categorie die in de Nederlandse context een rol van betekenis speelt of op basis waarvan mensen gediscrimineerd zouden worden. Met het introduceren van deze categorie in de Nederlandse context loop je dus het gevaar dat je daarmee nieuwe gronden van discriminatie introduceert.
Discriminatie uit cultureel fundamentalisme ontgaat comité
Een betere analyse van cultureel fundamentalisme in plaats van zich blind te staren op racisme had het comité ook tot een scherpere stellingname tegen aspecten van het integratiebeleid kunnen brengen. Het rapport roept de overheid weliswaar op de verplichte inburgeringsexamens in het land van herkomst af te schaffen, maar pleit vervolgens wel voor het opheffen van belemmeringen in de toegang tot inburgeringsexamens hier.
Die examens zijn echter gebaseerd op het cultureel fundamentalistische uitgangspunt dat er cultuurverschillen zouden bestaan die migranten zouden belemmeren om deel te nemen aan de samenleving. Dus moeten ze bewijzen dat ze die verschillen overbrugd hebben als voorwaarde voor toegang tot de samenleving. Vandaar ook de discriminerende taaleis die aan migranten wordt gesteld als voorwaarde voor het recht op uitkering. Het is juist deze discriminerende gedachtegang die mensen aanzet tot discriminatie in de samenleving. Dat ontgaat het comité.
Zwarte Piet: geen bewijs dat die racistisch is
Tot slot Zwarte Piet. Als je op zoek bent naar racisme in de Nederlandse samenleving, zie je in Zwarte Piet al snel een belichaming ervan. Maar Zwarte Piet is pas racistisch als hij aan zou zetten tot racistische gedachtes, gevoelens of handelingen bij mensen die op de een of andere manier betrokken zijn bij zijn feest. Als symbool heeft hij alleen die betekenis die degenen die zijn feest vieren aan hem toekennen. Er is geen enkel bewijs voor de stelling dat die betekenis racistisch zou zijn. Bovendien vergeten zijn critici dat hij een ludiek karakter draagt, net zoals de aanvallers op Charlie Hebdo vergeten dat het om satire gaat.
Sterker nog, de misplaatste kritiek op Zwarte Piet gooit koren op de molen van mensen die denken in cultureel fundamentalistische termen. Immers, hier hebben we mensen, voornamelijk uit het buitenland, die ‘onze’ Zwarte Piet veroordelen als onderdeel van ‘onze’ cultuur. Zie je wel dat er sprake is van onoverbrugbare culturele tegenstellingen. Kortom, met de kritiek op Zwarte Piet bewijs je de strijd tegen discriminatie een slechte dienst. Datzelfde geldt voor de gebrekkige analyse die aan het rapport ten grondslag ligt. Het VN-comité had zijn huiswerk wel wat beter mogen maken.
Hans Siebers is universitair hoofddocent aan Tilburg University.
Foto: Roel Wijnants (Flickr Creative Commons)