Voedingsbodems aanwezig voor radicalisering

Een op de drie jongeren ervaart wel eens discriminatie, 40 procent van de allochtone jongeren zelfs. Dat laat grootscheeps onderzoek zien onder 2701 jongeren in de regio Utrecht. Ook opmerkelijk: 16 procent van de moslimjongeren en 9 procent van de autochtone jongeren vindt dat geweld soms de enige manier is om religieuze of ideologische idealen te bereiken. 

De laatste uitkomst heeft onderzoekster Amy-Jane Gielen van het bureau A.G. Advies het meeste verbaasd. Gielen voerde het onderzoek naar ‘discriminatie, polarisatie en radicalisering’ uit samen met het Verwey-Jonker Instituut. Wel voegt de onderzoekster meteen aan haar verbazing toe: ‘Het woord geweld is een rijk geschakeerd begrip met een groot aantal gradaties. Niet onderzocht is wat jongeren precies verstaan onder het eventueel gebruiken van geweld als het niet anders kan.’

In de eerste plaats gaat het hier om attitudes en gedragsintenties. Dat is heel iets anders dan daadwerkelijke agressie. De vraag naar de omstandigheden waaronder jongeren bereid zouden zijn dat geweld te billijken – behalve 16 procent van de moslimjongeren is 9 procent van de autochtone jongeren begripvol - of te gebruiken is niet gesteld, evenmin naar wat ze precies met ‘geweld’ bedoelen. Gielen: ‘Gaat het hier om een klap tegen iemand die negatief over de islam praat? Of om agressie die elk weekend in het uitgaansleven voorkomt?’

Voedingsbodems voor radicalisering

De onderzoekers constateren ook dat er voedingsbodems aanwezig zijn voor radicalisering bij een deel van de moslimjongeren: ervaren onrechtvaardigheid, onzekerheid over de eigen identiteit, en ervaren groepsdreiging. En schrijven zij: ‘Tevens zijn er bij sommige van deze jongeren positieve attitudes ten aanzien van denkbeelden die aan processen van radicalisering kunnen worden gerelateerd (zoals je superieur voelen ten opzichte van anderen, een positief oordeel over inhoudelijke aspecten van radicaal gedachtegoed).’ Al zegt dit volgens de onderzoekers ook weer niet zoveel als je wilt weten hoeveel jongeren daadwerkelijk zijn geradicaliseerd.

Ook relativerend is volgens Gielen dat moslimjongeren zich in meerderheid wel storen aan de negatieve manier waarop het islamdebat wordt gevoerd, maar dat de meerderheid van deze jongeren op een vredelievende manier de toon van het debat wil veranderen (petitie tekenen, in discussie gaan).

De situatie is niet ernstig

Toch willen de onderzoekers niet alle ongemak wegnemen als ze in hun rapport schrijven: ‘We kunnen echter niet uitsluiten dat er ook jongeren in het onderzoek zijn die wel degelijk denken in termen van de rellen die zijn geweest in Londen, of in acties zoals gepleegd door Mohammed B.’

De conclusie van het onderzoek blijft niettemin dat de situatie in de regio Utrecht niet ernstig is en dat er ondanks de voedingsbodems sprake is van ‘een beschermende schil’ die radicalisering voorkomt: jongerenwerk, opbouwwerk, de politie (die onder 82 procent van de jongeren respect geniet), maar ook de geringe maatschappelijke ongelijkheid in Nederland. Gielen: ‘We waarschuwen daarom voor afbraak van sociale infrastructuur, zoals op jongerenwerk en wijkagenten.’

Gielen, Amy-Jane, Ron van Wonderen en Niels Hermens (2012). Ongelijkwaardigheid. Resultaten van een verkennend onderzoek in de regio Utrecht. Uitgave: A.G. Advies in samenwerking met Verwey-Jonker Instituut.

 

Meer over het onderzoek hier. Het volledige rapport kunt u hier downloaden.

 

Opdrachtgever is het Regionaal College Utrecht. Behalve onder 2701 jongeren vond het onderzoek ook plaats onder professionals.