Gradener en Hommel, beiden verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam, kanten zich in hun artikel tegen het pleidooi voor één brede basisopleiding Social Work. Volgens de auteurs komt het voorstel van 'mensen die op enige afstand staan van opleiding en beroepspraktijk' en verengt het sociaal werk tot een ouderwets soort maatschappelijk werk een klassiek opbouwwerk. Dat zou een onterechte versimpeling zijn van de complexe beroepspraktijk. Daarnaast zijn Gradener en Hommel het oneens met de stelling dat de huidige professionals te specialistisch opgeleid zouden zijn als gevolg van de neiging van de opleidingen om hun 'oren te laten hangen naar de wensenlijstjes van het werkveld.' Het empirisch bewijs daarvoor ontbreekt volgens hen.
Aantal kwetsbaren in buurt en wijk neemt almaar toe
Onze belangrijkste kritiek op het artikel van Gradener en Hommel is dat zij voorbij gaan aan de enorme veranderingen in de samenleving. En juist die veranderingen hebben eraan bijdragen dat het werkterrein van de opleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH), Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) naar elkaar zijn toegegroeid.
Anders gezegd: door de vermaatschappelijking van de zorg komen steeds meer kwetsbare mensen uit instellingen in de buurt of de wijk terecht. Ging het aanvankelijk vooral om psychiatrische patiënten, later betrof het ook mensen met verstandelijke en lichamelijke beperkingen. Naar verwachting zal het aantal kwetsbaren in de buurt of wijk straks nog verder toenemen door het gedeeltelijk wegvallen van de ondersteunende begeleiding en de komende wijzigingen in de jeugdzorg en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
Deze ontwikkelingen leiden tot het geleidelijk verdwijnen van het specifieke domein van de sociale professional: zijn werkterrein, zowel die van de maatschappelijk werker als de opbouwwerker en de sociaal-pedagogische hulpverlener, verschuift naar de wijk. Zelfs waar cliënten residentieel worden behandeld, is het stimuleren van zelfredzaamheid en het betrekken van de omgeving een deel van het behandelprotocol geworden. Bij de sectoren waar dat niet of weinig gebeurt (bijvoorbeeld bij de verzorging van mensen met ernstige verstandelijke beperkingen) moeten we ons afvragen of we daar onze sociaal-agogische HBO-professional nog voor opleiden.
Wel een opdracht om sociale kwetsbaarheid terug te dringen
Gradener en Hommel zeggen dat de Scholte en Sprinkhuizen een denkfout maken omdat ‘ze het sociaal werk verengen tot een ouderwets soort maatschappelijk werk en een klassiek opbouwwerk’. Daarmee zouden ze ‘de schijn wekken dat sociaal werk als belangrijkste opdracht heeft sociale kwetsbaarheid terug te dringen’.
Wij vinden het naïef om te denken dat sociaal werk niet als opdracht heeft sociale kwetsbaarheid terug te dringen. Gezien de bezuinigingen op de verzorgingsstaat is het ons inziens ondenkbaar dat professionals zich beperken tot het ondersteunen en activeren van bewoners. De ondernemende en verbindende competenties van de klassieke opbouwwerker zijn hard nodig bij het organiseren van informele sociale steun aan de kwetsbare buurt of wijkbewoner. De SPH’er en MWD’er kunnen in dat opzicht nog heel wat leren van de klassieke opbouwwerker. Dit is trouwens een extra argument om SPH, MWD en CMV met elkaar te integreren.
Samenvoegen van opleidingen ligt voor de hand
Gradener en Hommel hebben gelijk als ze stellen dat HBO’s beginnende professionals opleiden. Bedoelen ze daar soms mee te zeggen dat we niet te hoge eisen deze beroepsgroep mogen stellen?
De praktijk brengt complexe situaties en dilemma’s met zich mee en vraagt om professionals die hun hersenen, creativiteit, beoordelingsvermogen, verantwoordelijkheidsgevoel en levenservaring inzetten. Dat kunnen we nauwelijks simpel en oppervlakkig noemen toch? Om te ‘groeien’ in deze complexe wereld, kunnen we onze studenten wel instrueren om ‘ervan te leren’, zodat ze niet klakkeloos kennis en vaardigheden overnemen maar leren om hun eigen leerproces vorm te geven.
Onze opleiding Fontys Hogeschool Sociale Studies (FHSS) start vanaf het schooljaar 2012-2013 met de brede bachelor of Social Work. Daarbij zijn CMV, MWD en SPH samengevoegd tot één opleiding. Het curriculum is ontwikkeld in samenspraak met het werkveld en geniet een breed draagvlak bij de docenten. Uit gesprekken met het werkveld blijkt dat de sector bij het aannemen van afgestudeerde professionals vooral kijkt naar de kenmerken van een student, waarbij persoonlijkheid, lerend vermogend en kennisniveau een grotere rol spelen dan de gekozen studierichting.
Samenvoegen opleidingen voor de hand
Onze ervaring is dat het samenvoegen van onderwijsprogramma’s tamelijk voor de hand liggend is. We hebben de curricula van de specifieke opleidingen naast elkaar gelegd en konden na zorgvuldige analyse vaststellen dat CMV, SPH en MWD voor 80 procent uit dezelfde vakken bestaan. Waar de gelijkluidende vakken vooral van elkaar verschillen is in de toepassing in de praktijk.
Het nogal gemakkelijke argument van Gradener en Hommel dat zo’n samenvoeging van opleidingen nauwelijks duurzaam te vertalen blijkt naar een breed opleidingsprofiel omdat die er ‘anders wel was geweest’ houdt hiermee geen stand. Ofschoon de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat die duurzaamheid natuurlijk nog wel bewezen moet worden.
Anders dan Gradener en Hommel stellen is er wel degelijk een aantoonbare behoefte aan breed inzetbare mensen. En als er wel behoefte is aan specialisering, dan vraagt het werkveld juist een scherpere profilering dan de huidige drie opleidingen bieden. Daarom bieden wij vanuit een generieke basis studenten de mogelijkheid om te kiezen voor een viertal uitstroomprofielen: de GGZ agoog, de Maatschappelijk Werker, de Licht Verstandelijk Gehandicaptenwerker en de Jeugdzorgwerker.
Resumerend: het pleidooi van Scholte en Sprinkhuizen voor een generieke opleiding Sociaal Werk blijft recht overeind en de flinterdunne tegenargumenten van Gradener en Hommel getuigen meer van ‘hakken in het zand’ dan van een inhoudelijke visie.
Lilian Linders is associate lector bij Fontys Hogeschool Sociale Studies in Eindhoven en voorzitter van de onderwijscommissie. In die laatste hoedanigheid is zij verantwoordelijk voor de onderwijsontwikkeling.
Joyce van der Putten is onderwijswetenschapper en teamleider van het huidige SPH-team. Zij is nauw betrokken bij de curriculumopbouw van Sociale Studies.
Bronnen:
Landelijk opleidingsoverleg CMV. (2009). Alert en Ondernemend 2.0. Opleidingsprofiel Culturele en Maatschappelijke Vorming. Amsterdam: SWP.
Landelijk opleidingsoverleg MWD. (2009). Herkenbaar en toekomstgericht 2.0. Landelijk opleidingsprofiel voor de HBO bacheloropleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Amsterdam: SWP.
Landelijk Opleidingsoverleg SPH. (2009). De creatieve professional — met afstand het meest nabij. Opleidingsprofiel en opleidingskwalificaties Sociaal Pedagogische Hulpverlening Amsterdam: SWP.
Vlaar, P., Van Hattum, M., Van Dam, C., & Broeken, R. (2006). Klaar voor de toekomst. Een nieuwe beroepenstructuur voor de branches welzijn en maatschappelijke dienstverlening, gehandicaptenzorg, jeugdzorg en kinderopvang.Utrecht: NIZW.