Volledige integratie in het sociaal domein is niet de enige optie

Gemeenten zien wijkteams als dé manier om de burger integraal, direct en via één loket te helpen. Maar de aandacht voor werk en inkomen binnen de sociale wijkteams blijft beperkt. De vraag is of dat erg is.

Het ideaal van volledige integraliteit in het sociaal domein: in elke gemeente nabije, laagdrempelige en integrale toegangspoorten tot het sociaal domein, waar burgers zich kunnen melden met hun hulpvragen op het gebied van zorg, welzijn, werk en inkomen. Verkokering en gebrek aan afstemming zijn verleden tijd; burgers worden direct geholpen of doorverwezen naar de nodige ondersteuning. Iedere burger weet deze toegangspoort te vinden en hoeft – indien er verschillende hulpvragen zijn - niet naar diverse loketten toe.

Veel gemeenten (circa 75 procent) zien sociale (wijk)teams als dé manier om deze integrale toegang te bereiken. Vanuit een integrale aanpak werken wijkteammedewerkers vanuit verschillende disciplines samen en kijken ze wat bewoners zelf kunnen en waar maatwerk gewenst is.[1]

De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) heeft in 2016, ten behoeve van het toezichtsprogramma Uitsluiting en Armoede, literatuuronderzoek verricht naar integrale toegang voor burgers tot het sociale domein. Speciale aandacht ging uit naar de vraag of de terreinen werk & inkomen (W&I) voldoende betrokken zijn bij het vaststellen van de hulpvraag van burgers tijdens het toegangsproces.

Integrale aanpak nog niet volledig gerealiseerd

De bevindingen wijzen uit dat een integrale aanpak binnen het sociaal domein nog niet volledig gerealiseerd is. De aandacht voor werk binnen sociale wijkteams richt zich vooral op sociale activering en in beperkte mate op re-integratie.[2] Tevens komt naar voren dat het financieel terrein vaak onderbelicht is in wijkteams.[3] In ongeveer 37 procent van de teams neemt een medewerker van de Dienst werk en inkomen deel. Van het aantal gemeenten met een sociaal (wijk)team geeft ongeveer 50 procent aan taken op het gebied van werk en inkomen uit te voeren.[4]

Deze uitkomsten zijn opvallend omdat tevens bekend is dat het overgrote deel van de burgers die zich melden bij sociale wijkteams  - 60 tot 70 procent – kampt met financiële problemen.[5] De Transitiecommissie Sociaal Domein beraamde dat 80 procent van de hulpvragen niet kan worden verholpen zonder een gedegen aanpak op het gebied van financiën (vaak schulden problematiek).[6]

Cultuurverschillen zien te overbruggen

In het licht van deze bevindingen heeft de Inspectie SZW een grote gemeente onder de loep genomen. Daaruit blijkt dat het een enorme organisatie is om het centraal georganiseerde W&I samen te voegen met de decentraal ingerichte sociaal wijkteams. Denk hierbij aan het verspreiden van de centraal werkende W&I-medewerkers over de verschillende wijkteams en het samenvoegen van de verschillende registratiesystemen. Wet- en regelgeving op het terrein van privacy bemoeilijkt eveneens de gegevensoverdracht van de dossiers tussen W&I en de sociaal wijkteams.

Ook verschillen in bevoegdheden, werkwijze en cultuur tussen medewerkers van W&I en van het sociale wijkteam vormen belemmerende factoren voor volledige integratie.[7]Als voorbeeld geven wijkteammedewerkers uit de casestudie aan dat het lastig voor hen is om te kiezen tussen hun welzijnsaanpak en de op rechtmatigheid gerichte werkwijze van W&I op het gebied van handhaving.

Dit komt bijvoorbeeld voor bij iemand met meervoudige ggz-problematiek, die niet op tijd wijzigingen doorgeeft, met als gevolg dat hij wettelijk gezien gekort moet worden op de uitkering. Prevaleert in dit geval de W&I-aanpak en wordt de uitkering direct gekort? Of kan er sprake zijn van uitstel met tegelijkertijd aandacht voor stabilisatie van de problematiek door middel van opname of therapie? Beide disciplines dienen hierin naar elkaar toe te groeien en de cultuurverschillen zien te overbruggen.

Handhaving schept afstand

In de casestudie geven wijkteammedewerkers tevens aan bang te zijn dat handhaving afstand schept tot de burger.[8] Idealiter staan ze ‘naast’ de burger en zijn ze niet bezig met rechtmatigheid wat hen ‘tegenover’ de burger plaatst. Burgers hebben vaak een negatieve associatie met de ‘Sociale Dienst’, omdat deze beslist over hun uitkering, wat niet altijd positief uitpakt.

‘Als een wijkteammedewerker moet beslissen over een recht op uitkering en hij kent geen uitkering  toe, verwacht dan niet dat diezelfde persoon nog de volgende dag naar je toe komt om over de problemen met de opvoeding te praten. Dat gaat hij niet doen’.[9]

Verdergaande integratie zou ten aanzien van dergelijke gevallen juist drempelverhogend werken voor burgers in plaats van drempelverlagend. Ook lijkt het de wijkteammedewerkers en klantmanagers van W&I te beperken in hun onderlinge informatie-uitwisseling:

‘Ik zet geen vertrouwelijke informatie die ik heb besproken met cliënten in het systeem. Daar kunnen andere mensen van de gemeente ook in. Dat vind ik niet netjes.’[10]

Wijkteamwerkers zijn ovoldoende onderlegd op inkomen en schulden

Ook het gebrek aan vakbekwaamheid van wijkteammedewerkers wordt als barrière gezien. Zij zijn zich niet altijd bewust van het feit dat problemen op andere terreinen pas succesvol kunnen worden aangepakt als financiële problemen zijn opgelost of minimaal gestabiliseerd.[11] Verschillende instanties adviseren dan ook om meer te investeren in deskundigheid op het terrein van inkomen en schulden in de wijkteams (onder andere meer kennis en meer aandacht voor de effecten op langere termijn). [12]

Ook in de casegemeente blijken veel wijkteammedewerkers nog onvoldoende gefocust en onderlegd op de terreinen van inkomen en schulden. Als de (primaire) hulpvraag van de burger geen aanleiding geeft voor de wijkteammedewerkers om vragen te stellen ten aanzien van het inkomen en de financiële situatie, komt het onderwerp meestal niet aan de orde. Een concrete casus illustreert dit als volgt:

Een inwoner met lichamelijke en psychische gezondheidsklachten zit in de Ziektewet. Om een korting op haar inkomen te voorkomen, verplicht de bedrijfsarts haar om psyschische hulp te zoeken. Zij meldt zich vervolgens op het spreekuur van het sociaal wijkteam. Daar blijkt dat zij recentelijk nog een psycholoog heeft bezocht, maar dat heeft stopgezet vanwege de kosten van de eigen bijdrage. In het vervolg van dit gesprek en de daaropvolgende keukentafelgesprekken is de aandacht vooral gericht op het oplossen van de psychische/welzijnsproblemen van mevrouw en wordt niet ingegaan op haar financiële situatie.

Zowel het literatuuronderzoek als de casestudy laten zien dat burgers een risico lopen dat zij ten onrechte niet de financiële hulp krijgen waar zij mogelijk voor in aanmerking komen. De vraag is evenwel of een volledige integratie van inkomen en schuldhulpverlening in het sociaal wijkteam een optimale ondersteuning van burgers garandeert of dat er andere manieren van samenwerking mogelijk zijn.

Grenzen aan een volledig integraal sociaal domein?

Een volledig geïntegreerd sociaal domein vergt van gemeenten een behoorlijke reorganisatie met ook duidelijke dilemma’s. Maar ook voor burgers kan volledige integratie een belemmering vormen.

De vraag die rijst is hoe er zonder volledige integratie toch meer aandacht voor de financiële situatie van burgers in het wijkteam kan worden gerealiseerd? Dit kan bijvoorbeeld door aan elk wijkteam een medewerker van W&I te binden die inkomensproblemen signaleert en zo nodig ondersteunt, maar zich niet bezig houdt met handhaving. Deze medewerker is aanwezig bij casusoverleggen en kan indien nodig worden ingeschakeld om maatwerk op het gebied van inkomen en participatie te bevorderen.

Het vaststellen van de rechtmatigheid zelf blijft de verantwoordelijkheid van de afdeling W&I. Verkokering wordt voorkomen door een goede afstemming tussen de afdeling W&I op het stadhuis en de medewerkers van het sociaal wijkteam. Alhoewel er op deze manier geen sprake is van volledige integraliteit in het sociaal domein, biedt het de burger de mogelijkheid om zich met zijn problemen in een ‘veilige’ omgeving bij een laagdrempelig sociaal wijkteam te melden.

Emmy Mol en Florieke Westhof zijn onderzoeker bij de Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Justine Ruitenberg is daar programmamanager. Florieke Westhof  is gedetacheerd bij de Inspectie vanuit Panteia.

Noten:

[1] Movisie (2015). Sociale (wijkteams) in beeld. Stand van zaken na de decentralisaties.

[2] TSD (2016) Vierde eindrapportage Transitiecommisie Sociaal Domein: één sociaal domein. Movisie (2015). Sociale (wijkteams) in beeld. Stand van zaken na de decentralisaties. SCP (2015). Overall rapportage sociaal domein in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.

[3] Roeland van Geuns (2016), Armoede, schulden en schaarste Speciale aandacht voor armoede in wijkteams?

[4] Sociale (wijk)teams in beeld, stand van zaken na de decentralisaties, 2015, Movisie

[5] N. Jungmann, P. Wesdorp & G. Duinkerken (2015). De eindjes aan elkaar knopen. Cruciale vragen bij financiële problematiek in de wijk

[6] Derde rapportage Transitiecommissie Sociaal Domein “Mogelijk maken wat nodig is”

[7] Bron: Divosa/Movisie  (2016) Werkwijzer Werk en Inkomen in het sociaal wijkteam

[8] Uit onderzoek blijkt eveneens dat handhaving afstand schept tot de burger (www.handhavingvanonderop.nl)

[9] Citaat uit interview met een manager tijdens de casestudy.

[10] Citaat uit interview met wijkteammedewerker tijdens de casestudy.

[11] Roeland van Geuns (2016).; Divosa/Movisie (2016) Werkwijzer Werk en Inkomen in het Sociaal Domein

[12] Nationale Ombudsman, Burgerperspectief op schuldhulpverlening (2016); Divosa/Movisie  (2016) Werkwijzer Werk en Inkomen in het sociaal wijkteam

 

Foto: CafeCredit.com (Flickr Creative Commons)