De Nederlandse politiek, en vooral het populisme, zit op het oog vol ongerijmdheden. Hoe kan het bijvoorbeeld dat een kabinet dat zegt op te komen voor liberale waarden – zoals de gelijkheid van mannen en vrouwen, van homo’s en hetero’s en de scheiding van kerk en staat - zichzelf afhankelijk maakt van een partij als de SGP? Een partij die principieel het onderscheid tussen kerk en staat verwerpt, vrouwen systematisch uitsluit van gelijke politieke rechten, en alles doet om homo-emancipatie tegen te houden. Zou premier Rutte ook zo dolenthousiast het congres van een theocratische partij bezoeken als het niet om een christelijke maar islamitische partij zou gaan? Stel je voor dat er een moslimpartij in de Kamer zou zitten die vrouwen het recht om verkozen te worden in politieke functies zou ontzeggen, zou Wilders daar politieke steun aanvragen? Een dergelijke partij zou permanent verketterd worden en als on-Nederlands worden gediskwalificeerd.
Maar dat is de troef van de SGP: ze presenteert zich als diep-Nederlands; geen oranje-gezindere partij dan de SGP. En aangezien dit kabinet sterk nationalistisch georiënteerd is (‘Nederland teruggeven aan de échte Nederlanders’, ‘Nederland weer Nederlandser maken’), wordt het antimoderne karakter van de SGP haar al snel vergeven en vergeten. Het kabinet benadrukt allengs minder de scheiding van kerk en staat en spreekt des te meer over onze ‘joods-christelijke beschaving’, waar de SGP dan in een historische handomdraai onderdeel vanuit maakt.
Godsdienstkritiek in Nederland is hoogst selectief
De populariteit van de SGP toont dat de godsdienstkritiek in Nederland hoogst selectief is: het kabinet Rutte bedrijft vooral Islamkritiek. Maar dat betekent nog niet dat populisten louter Islamkritiek hebben. Te lang hebben velen gedacht dat de PVV een single issuebeweging was gericht tegen de Islam. De PVV is echter tegen alle nieuwkomers, ze is ronduit ‘primitief’. Primitief in de zin dat de eersten, de primi, voor hen het zwaarste tellen: omdat autochtone Nederlanders hier het eerst waren, mogen zij bepalen hoe het er in Nederland aan toe gaat. Het adagium luidt: ‘Eigen volk eerst’ waarbij, in deze primitieve redenering, ‘De eersten het eigenlijke volk zijn’. Autochtone Nederlanders hebben de rechten op de Nederlandse grond als heuse natives: nieuwkomers zullen altijd vreemdelingen blijven, of ze nu uit Turkije, Marokko, of Midden- en Oost-Europa komen.
Want dat leert ons het Meldpunt Overlast Midden- en Oost-Europeanen: iedereen kan tot overlast worden verklaard, daar hoef je geen moslim voor te zijn. Uit toelichtingen van PVV-Kamerleden op het Meldpunt blijkt dat het hen niet louter gaat om competitie om schaarse goederen als banen en huizen, nee, die Polen ‘zijn anders’, ‘ze drinken’, ze zijn ‘luidruchtig’, ze zijn vies, onrein.
Het primitivisme van de PVV bleek eerder al uit de omarming van de Groot Nederlandsche gedachte: Vlaanderen zou herenigd moeten worden met Nederland, de grenzen van voor 1830 zouden moeten worden hersteld, want van oudsher horen Vlamingen en Nederlanders bij elkaar, beiden zijn natives van de Lage Landen.
Migranten uit koloniën zijn Nederlandser
Voor migranten die uit de voormalige koloniën naar Nederland zijn gekomen en voor hun kinderen heeft het primitivisme een verrassend effect. Ze worden minder door de populisten gediscrimineerd dan moslimmigranten, want ze zijn ‘Nederlandser’, sinds lange tijd immers al onderdeel van het Koninkrijk, ze spreken Nederlands en ze zijn vaak uiterst modern… Kleur is dus geen eenduidige reden meer voor uitsluiting: moslims zijn vaak veel lichter van kleur, laat staan de blonde Polen, en de laatste twee groepen worden nu beschouwd als de grootste bedreigingen van ‘Nederlandsheid’.
We kunnen dit alles alleen maar begrijpen wanneer we de aard van het primitivisme begrijpen: de ’oorspronkelijke’ bevolking heeft het recht om de baas te spelen in het Nederlandse ‘huis’. Anderen zijn hier slechts gasten en moeten zich leren gedragen volgens de huisregels die ‘wij’ kennen. Hier geldt het recht van de eersten.
Jan Willem Duyvendak is hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam.