We moeten ons niet neerleggen bij de hufterigheid

Fietsen op de stoep, in spijkerbroek naar het concertgebouw, we zijn het langzaam aan het accepteren. Maar volgens professor Woldring leidt dit doorgeschoten individualisme uiteindelijk tot hufterigheid. Vraag je af: wat draag ik bij aan de samenleving?

 

Ik zie veel onbeleefdheid om mij heen. Jongeren staan niet op voor ouderen in de trein, mensen fietsen over voetpaden. Ik ben het daarom ook zeker niet oneens met Bas van Stokkom, die beweert dat er veel hufterigheid is in Nederland. De discussie tussen Dekker en Den Ridder en Van Stokkom over hoe sociaal Nederland precies is, vind ik echter niet relevant. Liever kijk ik naar de oorzaak van hufterig gedrag en hoe daar op een positieve manier mee kan worden omgegaan.

Het onbeleefde en asociale gedrag valt te plaatsen in een bredere ontwikkeling, dit wil ik illustreren met een redenering die ik ooit las: “Toen de dokter zijn witte jas uittrok, nam de agressie in de spreekkamer toe.” In deze opmerking wordt een koppeling gemaakt tussen a-sociaal gedrag en de omgangsvormen die mensen hanteren. Mensen willen liefst zo gewoon mogelijk tegen elkaar doen - in dit geval trekt de dokter z’n witte jas uit om zich gelijk te stellen aan de cliënt. Deze ontwikkeling doet zich voor op veel terreinen: mensen tutoyeren elkaar zonder reden en gaan in spijkerbroek naar het concertgebouw. Ik vind dit onbegrijpelijk. Zelfs Job Cohen laat zich op de televisie door een journalist met ‘jij’ aanspreken. Noem mij ouderwets, maar hoffelijkheid is een belangrijke basis voor fatsoenlijk gedrag.

Dat velen dit niet meer belangrijk vinden, is naar mijn mening terug te leiden naar een proces van doorgeschoten individualisme; “als ik maar relaxed ben” en “ik doe wat ik leuk vind” is het adagium. Uiteindelijk leidt dit tot hufterigheid: wanneer ik iemand aanspreek die op de stoep fietst, vindt men mij meestal een zeur en kan ik een brutale opmerking terug verwachten. Deze hufterigheid komt steeds vaker voor, en ook dit zijn we langzaam aan het accepteren. Het kader waarin mensen met elkaar samenleven is aan het afbrokkelen, terwijl deze de basis vormt voor wederzijds respect.

Wat draag ik bij aan de kwaliteit van de samenleving?
Wat hieraan te doen? De slijtage van omgangsvormen is een moeilijk omkeerbaar proces, maar we zouden ons niet moeten neerleggen bij deze realiteit. Ik hoorde van een lerares die op haar eerste dag door een scholier werd uitgemaakt voor kutwijf. Toen zij naar de conrector stapte om te vragen wat ze met deze leerling aanmoest, zei deze dat dit nu eenmaal de taal van de jongeren is. Als kinderen dat zeggen, ben je te laat geweest met corrigeren. Ik wil niet prediken voor een moralistische aanpak, want op de regels wijzen is niet altijd de beste oplossing. Balkenende heeft jarenlang moedig geprobeerd om mensen te wijzen op het belang van normen en waarden in onze samenleving, maar uiteindelijk werkt dat niet - op de regels wijzen verveelt en komt kneuterig over.

Maar wanneer iemand de regels overtreedt, is dit wel een aanleiding om hier op een andere manier bij stil te staan - in confrontatie met het negatieve ontstaat een besef van het goede. Pas na het incident in Alphen aan den Rijn praten we over de wapenwet. We zouden in confrontatie met hufterigheid altijd de vraag moeten stellen: wat draag ik bij aan de kwaliteit van deze samenleving?

Door deze vraag te blijven stellen staat men hopelijk op een positieve manier stil bij het eigen gedrag en hoe het eventueel anders zou kunnen om tot een betere kwaliteit van leven te komen. Wanneer er ooit een cultuuromslag plaatsvindt, wellicht over vijftig of honderd jaar, zal men zich afvragen hoe het heeft kunnen gebeuren dat we nu in een tijd leven waar omgangsvormen zó zijn verslonst.

Prof. dr. H.E.S. Woldring is emeritus hoogleraar politieke filosofie aan de Vrije Universiteit.

Foto: Bas Bogers