Wijkaanpak lijkt aan te slaan

Dankzij het krachtwijkenbeleid van voormalig minister Vogelaar is de leefbaarheid en de veiligheid in achterstandswijken verbeterd. Er is gesloopt en gebouwd en de bewoners zijn tevreden. Dit blijkt uit een publicatie van het SCP die dinsdag verscheen.

Minister Ellen Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) van het kabinet-Balkenende IV maakte in 2007 bekend dat zij veertig wijken extra geld en aandacht zou geven om in tien jaar tot prachtwijken uit te groeien. Met haar beleid wilde de minister de kwaliteit van de leefomgeving in deze wijken en de positie van hun bewoners verbeteren. De voorlopige resultaten lijken ten dele succesvol.

Nederland telt veertig stadswijken die worden gekenmerkt door een cumulatie van problemen: schooluitval, een verloederde en eenzijdige woon- en leefomgeving met weinig mogelijkheden voor sociale contacten, hoge (jeugd) werkloosheid, een gebrekkige inburgering van nieuwkomers, achterblijvende emancipatie en participatie van vooral niet-westerse vrouwen, weinig werkgelegenheid in de buurt, ontoereikende jeugdzorg, gezondheidsproblematiek, criminaliteit en gevoelens van onveiligheid, en het ontbreken van relevante sociale netwerken en contacten.

Om de complexe problematiek in deze wijken het hoofd te bieden, richtte minister Vogelaar haar beleid op het behalen van concrete doelen op het gebied van wonen, werken, leren en opgroeien, integreren en veiligheid. Het doel was tweeledig. Enerzijds diende het beleid om de maatschappelijke positie van de wijkbewoners te verbeteren en anderzijds moest het de sociale stijgers en middenklasse aan de buurt binden. Via interventies zouden de veertig ‘krachtwijken’ binnen acht tot tien jaar kunnen veranderen in ‘prachtwijken’ waar mensen kansen hebben en waar het prettig is om te wonen. Overigens vonden interventies ook in andere dan de geselecteerde wijken plaats. Uit onze tussentijdse evaluatie lijkt de voorlopige conclusie getrokken te kunnen worden dat het woningprogramma van het beleid daadwerkelijk heeft geleid tot verbetering van de leefbaarheid en de veiligheid in de wijken. En dat ook de tevredenheid over de woonomgeving is toegenomen.

Divers woningaanbod maakt wijk leefbaarder
De meest rigoureuze interventie van het beleid voorziet in de herstructurering van het woningaanbod. Ze komt neer op de sloop van een deel van de woningvoorraad en vervanging door nieuwbouw. Deze interventie heeft een gunstig effect gehad op de sociale cohesie en op de leefbaarheid en veiligheid in de wijken, vooral wanneer huurwoningen werden vervangen door koopwoningen. Ook hier geldt dat dit niet uitsluitend opgaat voor de veertig krachtwijken, maar ook voor de andere onderzochte buurten in de 31 grote steden van Nederland. De meest waarschijnlijke reden is dat door deze interventie de bevolkingssamenstelling verandert. Ook bij de verkoop van sociale huurwoningen – waar de bevolkingssamenstelling van de buurt nauwelijks veranderde – is een gunstig effect te zien op de sociale cohesie. We veronderstellen dat bewoners door de andere eigendomsverhouding zich meer verbonden voelen met hun woning en de woonomgeving. Opvallend is wel dat de aanpassingen in de woningvoorraad nauwelijks van invloed zijn op het aantal sociale stijgers in de wijk.

Naast de interventies gericht op de woningvoorraad, zijn de interventies ten behoeve van de openbare ruimte onderzocht, te weten de aanleg van meer groen en sport- en speelvoorzieningen. Beiden zijn, naast het stimuleren van het sporten en bewegen van individuele bewoners, gericht op het vergroten van ontmoetingskansen tussen bewoners en via deze weg op het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid. Uit de bevindingen blijkt dat er nauwelijks sprake is van gunstige effecten van deze interventies op sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid maar dat de aanwezigheid van een Cruyff Court, Krajicek Playground en/of een Jantje Beton Sprankelplek wel leiden tot een afname van diefstal en geweld.

Sociaal-economische positie van wijken onveranderd
In de uitgangspunten van het krachtwijkenbeleid uitte Vogelaar haar zorg onder meer over het vertrek van sociale stijgers en de middenklasse uit de wijk en een toestroom van mensen uit de lagere inkomensklassen. Op grond van de bevindingen, kan deze veronderstelling gerelativeerd worden. De verhuismobiliteit in de krachtwijken is weliswaar hoger dan in andere buurten, maar per saldo is de mate van selectieve migratie relatief beperkt. Onder de autochtone Nederlanders verlaten de midden- en hogere-inkomensgroepen relatief vaak de wijk. In hun plaats komen daar bewoners uit de lage-inkomensgroep voor terug. Onder de niet-westerse migranten is een omgekeerd patroon waar te nemen: het is de juist middenklasse (en in mindere mate de hoge-inkomensgroep) die in de aandachtswijken komt wonen en de huishoudens uit de lage-inkomensgroep die de wijk relatief vaak verlaten.

Al met al wijkt het aantal bewoners uit de lage-inkomensgroep dat zich jaarlijks vestigt, nauwelijks af van het aantal vertrekkers en is het aantal verhuizingen van midden- en hoge-inkomensgroepen minder groot dan verwacht. Daardoor is er nauwelijks sprake van een wijziging van de sociaal-economische positie van buurten.

Opmerkelijk is dat uit interviews met bewoners in aandachtswijken blijkt dat de  de middenklasse niet of nauwelijks als rolmodel fungeert voor de wijkbewoners met een lage sociaal-economische positie. Daarvoor blijkt het sociale verkeer tussen de verschillende groepen bewoners onvoldoende. De middenklassebewoners die in de aandachtswijken blijven wonen, zijn weinig buurtgericht, terwijl de middenklassebewoners die hun buurt belangrijk vinden en daar ook meer op gericht zijn, vertrekken.

Karin Wittebrood is senior wetenschappelijk onderzoeker van het SCP en bijzonder hoogleraar Sociale Veiligheid in de stedelijke publieke ruimte aan de Universiteit van Amsterdam. Matthieu Permentier is als  onderzoeker verbonden aan het SCP. Het rapport ‘Wonen, Wijken  en Interventies. Krachtwijkenbeleid in perspectief’ is verschenen op 21 juni 2011 en valt hier te downloaden.