‘Wuifrelatie’ past niet in de beleidsschema’s van de maatschappelijke opvang

In het populaire schema ‘zelfredzaamheid versus zorgafhankelijkheid’ is weinig plaats voor zoiets als aandacht. Daar houdt geen financieringsregel rekening mee. Maar juist dat tussengebied behoort tot de corebusiness van de maatschappelijke opvang. Over het belang van een ‘wuifrelatie’.

Hoe gecompliceerder de wereld wordt, hoe meer wij geneigd zijn te denken in rechtlijnige formules. Hoe dat komt is moeilijk precies te achterhalen, maar het zal ongetwijfeld iets met de media te maken hebben. Want als een politicus in een minuut moet uitleggen hoe je de financiële crisis oplost, moet je niet vreemd opkijken als kort-door-de-bocht-formules het denken op veel meer terreinen gaan beheersen. Dan is een doodgeschopte grenssrechter het resultaat van een algeheel tekortschietende opvoeding. Dan graaien alle bestuurders van zorginstellingen en corporaties uit de kas van de publieke middelen en zullen burgers meer gaan doen als de overheid gaat bezuinigen.

Schematische redenering populair in de maatschappelijke opvang

Zo’n schematische redenering komen we ook tegen in de maatschappelijke opvang. Zij luidt: het is beter dat mensen zelfstandig wonen dan dat ze in een voorziening worden opgevangen. Of omgekeerd: een opvangvoorziening sluit mensen af van het werkelijke leven. Met als conclusie: zelfredzaamheid is beter dan afhankelijkheid.

En natuurlijk is dat voor een belangrijk deel waar. Daarom is het ook goed dat de nieuwe trend in de maatschappelijke opvang ‘ambulantisering’ heet. Mensen worden daarin zo weinig mogelijk in voorzieningen opgevangen en juist zoveel mogelijk in een zelfstandige woning begeleid. Dat is niet alleen beter, maar ook goedkoper – in deze tijd een niet onbelangrijk argument. In Amerika is deze aanpak succesvol onder de naam Housing First. Daklozen krijgen daar eerst een woning, mits zij bereid zijn in die woning alle noodzakelijke hulp te accepteren. Per dag worden op die manier honderden euro’s per dakloze bespaard.

Maar toch…

Ooit bezocht ik een begeleid wonen-project met voormalige dak- en thuislozen. Er woonden tien mensen in een portiek met relatief zelfstandige eenheden. Het zag er knus, maar toch ook wat troosteloos uit. Op een gegeven moment nam de woonbegeleider me mee naar het balkon en begon hij te zwaaien naar een woning aan de overkant van de straat. Achter het raam zwaaide iemand terug.

Wuifrelaties worden in de financieringssystematiek van de AWBZ niet erkend

‘Ja’, vertelde de begeleider, ‘ik onderhoud hier in de buurt zo’n tien wuifrelaties met mensen die vroeger in opvangvoorzieningen zaten, maar nu zelfstandig wonen. Daar fiets ik langs, en dan bel ik met mijn fietsbel en zwaai ik even om te kijken of alles oké is. Bij deze man aan de overkant van de straat ga ik dus even het balkon op. Als hij een paar dagen lang niet terugzwaait, bel ik hem op of ga ik even langs. Als hij het moeilijk heeft, komt ie ook hier langs om koffie te drinken of gewoon om gezelschap te hebben. Hij is geen cliënt, maar hoort er eigenlijk wel gewoon een beetje bij. Dat geeft hem rust en dat geldt ook voor andere mensen in de buurt. Die kunnen ook altijd langs komen.’

Hij vertelde het alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Een wuifrelatie. Maar dat is het niet. Wuifrelaties worden in de financieringssystematiek van de AWBZ niet erkend. Ook in het populaire schema zelfredzaamheid versus zorgafhankelijkheid worden weinig woorden aan wuifrelaties vuil gemaakt. Terwijl iedereen die in de opvang werkt, je kan vertellen dat tussen individuele zelfredzaamheid en institutionele afhankelijkheid een enorm gebied gaapt, waarin het gaat om zoiets gewoons als aandacht, bezorgdheid, interesse en weten dat je ergens op terug kunt vallen en ergens bijhoort. Daar past dus geen schema op, daar houdt geen financieringsregel rekening mee, maar juist dat tussengebied behoort tot de corebusiness van de maatschappelijke opvang.

Er gaat de komende jaren veel veranderen. Maar laten we die ervaringswerkelijkheid in het dagelijkse geweld van alle goedklinkende beleidsschema’s vooral niet vergeten.

Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist, zie ook: www.josvdlans.nl en @josvanderlans. Deze column werd ook gepubliceerd in het jaarbericht 2012 van de Kessler stichting.