Baant de vrije markt de weg naar het goede leven?

De moderniteit, met name de vrije markt heeft de westerse mens bevrijd. Maar biedt ze daarmee dus ook een goed antwoord op de vraag naar het goede leven? Nee, want de vrije markt ontmenselijkt ook.

Om allerlei redenen dringt zich de vraag op of en in hoeverre onze vrijemarkteconomie, die zich in samenspel met kapitaal en technologie ontwikkelt, wel altijd bijdraagt aan het goede leven. Dat vormde de centrale vraag van dit boek.

Met moderniteit op weg naar het goede leven

We zijn ervan uitgegaan dat de vrije markt zoals we die kennen uitdrukkelijk een manifestatie is van de moderniteit: het westerse project van de bevrijding van de mens dat vooral door de wetenschappelijke, technologische en organisatorische beheersing van de wereld gestalte krijgt. De moderniteit hebben we daarmee opgevat als een uitgesproken antwoord op de genoemde vraag naar het goede leven. Zij is dus niet een moreel neutrale ontwikkeling maar een bewust project met een eigen morele dimensie. (…)

De spannende vraag dient voluit gesteld te worden: is het antwoord dat de moderniteit geeft op de vraag naar het goede leven ook een goed antwoord? Om deze vraag te kunnen beantwoorden hebben we de gedachte neergelegd dat de verwerkelijking van het goede leven altijd afhankelijk is van de menselijke bestaanscondities als zodanig. (…)

De bestaanscondities die ons leven bepalen

We hebben in dit verband vijf bestaanscondities onderscheiden die altijd meespelen in de manier waarop we leven en onze vrijheid vormgeven: relaties, instituties, lichaam, natuur en zin. Zij vormen samen de elementaire dimensies van het goede leven, waaraan ook de verwerkelijking van vrijheid gebonden is.

(1) Een mens komt voort uit en is aangelegd op relaties en is zo onderdeel van diverse gemeenschappen, van private relaties tot en met de politieke gemeenschap.

(2) Mensen organiseren zich in instituties: met meerdere mensen gedeelde handelingspatronen en organisatorische verbanden die hen in staat stellen gezamenlijk zaken te realiseren die het individuele niveau overstijgen.

(3) We zijn lichamelijke wezens – of we dat nu willen of niet, met de daarmee gegeven mogelijkheden, beperkingen en behoeften.

(4) Via ons lichaam zijn we verbonden met de natuur zonder welke wij niet kunnen bestaan.

(5) De mens overstijgt het lichamelijke en het natuurlijke in zijn gerichtheid op betekenis in het leven, de zindimensie van de menselijke conditie.

Om een scherper zicht te krijgen op de aard van deze dimensies en de manier waarop ze meespelen in het menselijk bestaan, zijn we onze overwegingen gestart met een uiteenzetting van invloedrijke bronnen uit de westerse cultuurgeschiedenis. De antwoorden die in andere tijden en culturen zijn geformuleerd kunnen bovendien onze eigen situatie in een nieuw licht zetten en verhelderen. Ze zijn zogezegd contrastbronnen.

Contrastbronnen om situatie te verhelderen

De eerste contrastbron vormde de zogenoemde deugdethiek van Aristoteles. (…) Aristoteles geeft ons wel een heel eigen perspectief op de natuur van de mens en op de staat als een politieke gemeenschap, dat markant afwijkt van het moderne perspectief. We zijn niet zozeer autonome individuen die economische en sociale contracten met elkaar sluiten, maar mensen zijn gemeenschapswezens die tot de hoogste vervulling van zichzelf komen in de vriendschap en het samenleven met anderen.

Bovendien maakte Aristoteles ons duidelijk dat het ware geluk niet gelegen is in uitwendige goederen als aanzien, geld of macht, maar in de manier waarop wij leven, oftewel in de werkelijkheid van onze ziel overeenkomstig haar eigen natuur en voortreffelijkheid.

Dit zijn fundamentele inzichten in het goede leven die we in de moderne tijd uit het oog lijken te hebben verloren maar die van blijvende betekenis zijn. Niet voor niets is de deugdethiek heden ten dage weer erg populair.

De tweede contrastbron vormt de traditie van het christendom en de wijze waarop het een stempel heeft gedrukt op onze cultuur en ook op de filosofie zelf. Het fundamentele verschil met het aristocratische mensbegrip van de Oudheid is dat het christendom uitgaat van de fundamentele gelijkheid en gelijkwaardigheid van alle mensen op aarde. Daarbij hoort meteen ook de centrale betekenis van de naastenliefde (agapè, caritas) in het begrip van het sociale en politieke leven. (…)

Met de opkomst van steden ontstaat er een markt

In de Middeleeuwen zien we de opkomst van steden waarin een grote rol was weggelegd voor allerlei samenwerkingsverbanden en gilden. Hier komt ook voor het eerst een begrip van de markt op dat nog steeds van groot belang is voor de inrichting van ons huidige economische en maatschappelijke leven. De markt functioneert namelijk als een coöperatieruimte die er mede op is gericht om mensen de vrijheid te geven én te stimuleren om hun individuele talenten tot bloei te brengen.

Deze visie speelt nog sterk mee in de denkbeelden van Adam Smith, vader van het moderne economische denken. In onderscheid met de antieke wereld stond men bovendien positief tegenover arbeid als een belangrijke activiteit die goed was voor een mens. In de protestantse wereld worden de gewetensvolle uitoefening van je beroep en de liefdevolle zorg voor je gezin opgevat als de vervulling van een goddelijke plicht.

Veel hiervan werkt door in de ontwikkeling van de moderniteit. Denk aan het arbeidsethos, denk ook aan de democratisering van de idealen van geluk en vrijheid die nu niet langer meer aan een groep zijn voorbehouden, maar aan alle mensen toekomen. Het goede leven is niet langer meer een elitaire aangelegenheid. (…)

Vrije markt leidt tot bevrijding...

De opkomst van de vrije markt aan het eind van de achttiende eeuw is in onze ogen een wezenlijk onderdeel van de moderniteit als een project van bevrijding. (…)

Bij uitstek de ontwikkeling van een markteconomie stelt mensen in staat om hun individuele vrijheid te verwerkelijken: we zijn minder afhankelijk van onze familie voor de keuze van ons beroep en het bereiken van ons levensgeluk, maar er is nu een sociaal-economische ruimte geopend die ons in staat stelt onze eigen keuzes te maken. We kunnen onze eigen voorkeuren uitleven, onze eigen talenten ontwikkelen en door hard te werken economisch succesvol worden. (…)

...maar dehumaniseert ook werk en samenleving

De ogenschijnlijke neutraliteit van de vrije markt ten aanzien van individuele mensen en hun keuzes blijkt in de praktijk heel anders uit te vallen. Zoals we in dit boek meermaals hebben benadrukt, heeft de markt als een technisch-economisch bestel potentieel ook een dehumaniserende werking op de inrichting van werk en samenleving.

Bovendien lijkt daarbinnen een verkapte antropologie en moraal van individueel geluk dominant te worden – de mens als een self interested rational animal – die grote gevolgen heeft voor het maatschappelijk leven. Nieuwe vormen van ongelijkheid en machtsmisbruik komen op.

Al vanaf de eerste helft van de negentiende eeuw is de ontwrichtende werking van de vrije markt op de samenleving onderkend; naast de bekende socialistische en communistische protestbewegingen hebben allerlei maatschappelijke organisaties als kerken, verenigingen en ook politieke partijen zich ingezet om de ontwrichtende werking van de vrije markt het hoofd te bieden.

Staat en maatschappelijk middenveld komen in actie

De laatste decennia is het accent echter duidelijk (weer) komen te liggen op de autonomie van de vrije markt waardoor het genoemde technisch-economisch bestel een reusachtige vorm heeft aangenomen. Met hedendaagse technologiebedrijven als Google, Amazon en Alibaba zien we in feite nieuwe vormen van feodalisme ontstaan waarin de financiële en sociale ongelijkheid tussen mensen enorm is toegenomen.

Sommige van de oprichters en leiders van deze bedrijven hebben momenteel extreem veel geld en macht, terwijl ze aan vrijwel niemand meer verantwoordelijkheid verschuldigd zijn. Daarnaast spelen financiële instellingen momenteel een ongezond grote rol in ons economisch leven, met alle risico’s en vormen van machtsmisbruik van dien.

Het is dan ook haast onvermijdelijk dat de staat en het maatschappelijk middenveld in het geweer komen om de losgeslagen vrije markt weer tot de orde te roepen. Daar zijn momenteel allerlei tekenen van.

Dit artikel is een impressie van het boek ‘Het goede leven & de vrije markt, een cultuurfilosofische analyse’ van Ad Verbrugge, universitair hoofddocent filosofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU); Govert Buijs, docent politieke filosofie en levensbeschouwing aan de VU; en Jelle van Baardewijk, onderzoeker aan de VU. Het boek is uitgegeven door uitgeverij Lemniscaat, ISBN 978 90 477 0958 9.

Foto: Stijn Nieuwendijk (Flickr Creative Commons)