Bevrijd vrijwilligerswerk van het managementdenken

Het belang van vrijwilligerswerk in België en Nederland is geen punt van discussie. Alleen, hoe werf en behoud je al die vrijwilligers? In ieder geval niet door toepassing van managementmodellen die de organisatie in plaats van de vrijwilliger als uitgangspunt nemen, zeggen docent-onderzoekers Marianne Potting uit Nederland en Elke Plovie uit Vlaanderen.

Vorige maand vierden België en Nederland de internationale dag van de vrijwilliger. Vooral de Vlaamse media besteedden er ruim aandacht aan.

Vrijwilligerswerk is in toch?

Voor het tv-programma ‘Make Belgium Great Again’ bijvoorbeeld konden mensen  zich inschrijven om één dag vrijwilligerswerk te doen. Het programma ‘Warmste Week’ van Studio Brussel nodigde zijn luisteraars uit om vrijwilligerswerk te verrichten en ‘Iedereen Beroemd’ bracht verhalen van vrijwilligers in beeld.

In Nederland is NLdoet de bekendste jaarlijkse manifestatie van vrijwilligerswerk. In maart van elk jaar verrichten duizenden Nederlanders, BN'ers en leden van het koninklijk huis voor deze ‘grootste nationale vrijwilligersactie’ een weekend lang vrijwilligerswerk. Ook hier doen de media ruimschoots verslag van.

Afgaande op de mediabelangstelling lijkt vrijwilligerswerk in België en Nederland ‘populair.’ In het veld echter klinkt een ander geluid. Verenigingen en organisaties in beide landen klagen steen en been dat ze geen nieuwe vrijwilligers en bestuurders kunnen vinden. Die geluiden doen vermoeden dat het maatschappelijk engagement op zijn laatste benen loopt, dat mensen niet meer bereid zijn zich voor een ander in te zetten. Niets is minder waar.

Onderzoek toont onverminderd engagement

Onderzoek in beide landen naar vrijwilligerswerk en burgerinitiatieven toont een onverminderd engagement aan. Betrokken burgers vormen onverminderd een belangrijke schakel in het sociaal weefsel, zetten collectieve kwesties op de publieke agenda en voeden een beweging van onderaf die de samenleving mede vorm geeft.

In België zijn er bijna 1,2 miljoen mensen die vrijwilligerswerk doen, wat neerkomt op 12,5 procent van de bevolking. Gemiddeld spenderen ze 5 uur per week aan hun vrijwilligerswerk (KBS, 2015). In Nederland heeft het CBS berekend dat circa 1 op de 2 Nederlanders in het afgelopen jaar vrijwilligerswerk deed en dat gemiddeld vier uur per week (CBS, 2017).

De vraag is hoe het door organisaties gesignaleerde tekort aan vrijwilligers te rijmen valt met onderzoekscijfers die geen enkele indicatie geven van afgenomen bereidheid tot het doen van vrijwilligerswerk.

Afhankelijkheid van vrijwilligers groeit

De participatiesamenleving in Nederland, maar ook de vermaatschappelijking in Vlaanderen van de zorg, en de besparingen in zorg, welzijn en cultuur doen een stevig appèl op de burger om zelf verantwoordelijkheid te nemen. Vooral door de bezuinigingen in de diverse maatschappelijke sectoren zijn steeds meer professionele organisaties in welzijn, cultuur en zorg voor hun basisdienstverlening afhankelijk geworden van de inzet van vrijwilligers. Er zijn talloze vacatures voor vrijwilligers bij bibliotheken, woon-zorgcentra, buurthuizen, welzijnsorganisaties, ziekenhuizen, musea en scholen.

Vanwege de beperkte financiële middelen zijn vrijwilligers onmisbaar. Het gesignaleerde tekort aan vrijwilligers wijst met andere woorden niet zozeer op een afnemend engagement of betrokkenheid van de burger, maar veeleer op een exponentieel toegenomen en nog steeds groeiende vraag naar vrijwilligers.

Instrumentele kijk beleidsmakers

Keer op keer vraagt het beleid om meer inzet van burgers. Die moeten ‘weer in hun kracht gezet worden’, ‘niet meer achterover leunen’, ‘eigen verantwoordelijkheid dragen’ en ‘voor zichzelf en hun omgeving zorgen.’ Daarnaast moeten ze ‘burgerinitiatieven opstarten’ om taken van de overheid over te nemen.

De beleidsmakers kijken vooral instrumenteel naar het vrijwilligerswerk: het kan gaten in de begroting dichten en goedkoop uitvoering geven aan sociaal-cultureel beleid. En als er niet genoeg mensen zijn om het vrijwillig te doen, dan maken de beleidsmakers wat vrijwillig werd gedaan, verplicht. Dan moeten mensen een ‘tegenprestatie’ leveren, of hun afstand tot de arbeidsmarkt verkleinen.

De verwachtingen vanuit het beleid over de baten van vrijwilligerswerk zijn hoog, maar de investeringen blijven laag. Veel verder dan een onkostenvergoeding of een van belasting vrijgestelde vergoeding gaat het meestal niet.

Uitdagingen en drempels

Nu is het zeker niet zo dat alle uitdagingen waarmee het vrijwilligerswerk wordt geconfronteerd terug te voeren te zijn tot overheidsbeleid. Het is onmiskenbaar dat de vrijwilliger vergrijst en dat de gehoopte of gewenste verjonging uitblijft.

Organisaties zijn bovendien onwennig in de omgang met de ‘nieuwe’ vrijwilliger (Hustinx, 1998), het momentgebonden vrijwilligerswerk (Szekér et al, 2019) en de ‘flexvrijwilliger’ die kiest voor een afgebakend, kortdurend en betekenisvol project (SCP, 2007). Daarnaast laat onderzoek zien dat er voor mensen in kwetsbare posities heel wat drempels zijn om aan het vrijwilligerswerk mee te kunnen doen.

Om de diverse uitdagingen het hoofd te bieden, zetten vrijwilligersorganisaties zwaar in op rekrutering. Via de media maken ze burgers warm voor vrijwilligerswerk. Ook besteden ze veel tijd en middelen aan het opzetten en beheren van databanken voor vrijwilligersvacatures.

Intrinsieke motivatie als vertrekpunt

Het probleem bij dit soort oplossingen is dat uitgegaan wordt van de organisatie als ontvanger. Hoe ze vrijwilligers kan werven, selecteren en functioneel en langdurig kan inzetten.

Wij denken dat deze benadering niet werkt en dat er iets anders nodig is. Om vrijwilligerswerk toekomstbestendig te maken, zou de aandacht volgens ons veel meer moeten uitgaan naar de betrokkenheid van mensen op hun omgeving. Hun intrinsieke motivatie dient vertrekpunt te zijn. Oftewel: weg van het managementdenken in organisaties, terug naar het persoonlijk perspectief en zingeving van de vrijwilliger.

Organisaties moeten het engagement van hun vrijwilligers veel meer au sérieux nemen en posities creëren waarin de vrijwilliger zich herkent (Piot & Heylen, 2017). Ook is het essentieel dat organisaties hun focus naar buiten verleggen, alerter zijn op wat er in de samenleving leeft, zich voortdurend aanpassen en open staan voor vernieuwing.

Organisaties die dat doen, hebben nu en in de toekomst waarschijnlijk weinig te klagen over het aantal vrijwilligers dat ze weten aan te trekken en te behouden.

Marianne Potting doet onderzoek naar informele zorg en ondersteuning in het sociale domein aan Zuyd Hogeschool. Elke Plovie is docent en onderzoeker rond burgerschap en participatie van de Hogeschool UCLeuven-Limburg. Voor de Europese Unie doen Potting en Plovie samen onderzoek naar de toekomst van het vrijwilligerswerk in Nederland en Vlaanderen.

 

Foto: Solidair e, Karina Brys (Flickr Creative Commons)

Bronnen

Literatuur

Arends, J., Schmeets, H. 2018. Vrijwilligerswerk: activiteiten, duur en motieven. Den Haag: CBS.

Dekker, P., Hart de, J., Faulk, L. 2007. Toekomstverkenning vrijwillige inzet 2015. Den haag: SCP.

Hustinx, L. (1998). Jongeren en hun vrijwillig engagement: een nieuwe stijl van vrijwilligerswerk? Tijdschrift voor Sociologie, 19 (2) p.111-147.

Hustinx, L, Marée, M.,  De Keyser, L. , Xhauflair, V. (2015). Het vrijwilligerswerk in België: kerncijfers, 2015.

Piot, J., Heylen, M. (2017). Eat, love, volunteer.  Hoe vrijwilligers ondersteunen. Kalmthout: Pelckmans Pro.

Plovie, E. (2019) Burgers in beweging. In: Mieke Schrooten, Rebeccay Thys, Pascal Debruyne (eds.), Sociaal schaduwwerk. Over informele spelers in het welzijnslandschap. Brussel: Politeia.

SCP (2007) De Sociale Staat van Nederland.

Szekér,  L. , Lamberts, M, .Vermeersch, L.(2019). Vrijwilligers (en hun kenmerken) in Vlaamse middenveldorganisaties

Dit artikel is 6413 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (4)

  1. De analyse lijkt me correct, de oplossing ben ik minder zeker van. Als we maatschappelijke inzet echt serieus willen nemen dan moeten we loskomen van de hiërarchische organisaties waarbij de vrijwilliger onderaan de hiërarchie bungelt. Meer ruimte voor burgerinitiatieven, zelforganisaties en andere niet-hiërarchische organisatievormen passen bij het in vrijheid en blijheid inzetten voor de samenleving . Gemeenten zouden hier meer steunend aan moeten zijn.

  2. Hans Vos, Moniek van Daal en ik houden ons ook bezig met de maatschappelijke waardering van vrijwilliger en de vraag hoe het vrijwilligerswerk en burgerinitiatieven los kunnen blijven van de gebruikelijke wijze van doen in zorg en welzijn. We schreven er twee boeken over; te weten:
    “Drie maatjes” en “Ouderen in contact”. Zie een internetboekhandel.

  3. Dit artikel opent een belangwekkende dialoog over de wijze waarop de geïnstitutionaliseerde zorg en het dito welzijn zichzelf zal moeten herdefiniëren om de vrijwilligers, het vrijwilligerswerk en burgerinitiatieven in hun eigenheid en kracht te leren waarderen. Als zorg-/welzijnsorganisaties blijven doen wat ze altijd al hebben gedaan, zullen vrijwilligers weglopen en hun heil ergens anders gaan zoeken. Ook voor de overheden (Den Haag en gemeenten) is de bedoelde dialoog van belang. Alleen al van de financiering van burgerinitiatieven zonder knellende regelgeving, bureaucratische kwaliteitseisen en verantwoordingsplichten, is nog steeds geen sprake. Voorbij de gebruikelijke planning & control cyclus (waarin de meeste managers hartstochtelijk geloven) ligt het perspectief van het drieluik: governance van relaties, verrassende coalities en mindergehoorzaam innoveren.

  4. ‘Het probleem bij dit soort oplossingen is dat uitgegaan wordt van de organisatie als ontvanger. Hoe ze vrijwilligers kan werven, selecteren en functioneel en langdurig kan inzetten.’

    Dit veronderstelt dat er sprake is van een professioneel kader dat het vrijwilligerswerk coördineert. Is dat een beperkende voorwaarde voor vrijwilligerswerk?
    Ook kerken hebben te maken met een toenemende druk op vrijwilligers. Daar gaat dat echter gepaard met het vrijwel volledig wegvallen van de professionele ondersteuning. Daardoor komt ‘management’ werk steeds meer op de schouders van de vrijwilligers te rusten. Geloofsgemeenschappen waar dat niet of niet voldoende gebeurt gaan in rook op. Leden haken af of stappen over naar een andere gemeenschap.
    In gemeenschappen die stand houden vindt veel vrijwilligerswerk door hoog opgeleiden, of hoog ervaren, mensen plaats die zich langdurig aan hun taak wijden. De verbondenheid aan de gemeenschap is hoog. De keerzijde is dat gemeenschappen met relatief weinig hoog opgeleiden het onderspit delven.

    Ik denk dat deze ontwikkeling een voorbode is van ontwikkelingen in de hele samenleving. Daar waar geen professionele ondersteuning beschikbaar is om het vrijwilligerswerk te organiseren, daar vallen gaten. Ik zie dat heel veel goede burgerinitiatieven hier op stranden. Er is domweg een groot gebrek aan een professioneel back-office systeem dat zorgt dat het front-office werk door de vrijwilligers door blijft draaien.
    In mijn ogen blijft het management denken nodig, maar verplaatst het zich van front-office, naar back-office. Professionals doen dan ondersteunend en faciliterend werk voor de vrijwilligers die zowel uitvoerend als beleidsbepalend werk doen. Bij nieuwe initiatieven zoals de energietransitie zie ik dat al gebeuren. Maar ook meer zelforganisatie door burgers, zoals o.a. de gemeente Utrecht voorstaat, zal tot een andere rol van professionals leiden.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.