Als retorisch geschoold columnist weet je dat je eerst aandacht moet trekken voor je de boodschap erin gooit. Over kranen en jeugdzorg is de laatste tijd veel geschreven. Daarbij gaat het vooral over de geldkraan. Jeroen Hoenderkamp schreef er dit stuk over. Hij geeft eerlijk toe dat hij ook niet direct oplossingen weet. Was iedereen in de sector maar zo bewust onbekwaam … .
Mijn column gaat niet over geld, maar over de andere kraan die – naar alle waarschijnlijkheid, u mag het met me oneens zijn – de voornaamste oorzaak is van de toename aan jongerenproblematiek. ‘Waarom zijn het er zoveel, en waarom zoveel meer als eerst’ lijkt me de belangrijkste vraag die gesteld moet worden voordat er nieuw belastinggeld in de werksoort gepompt wordt. Het zou zomaar kunnen dat extra geld helemaal niet nodig is als we weten waar de instroom vandaan komt. En hoe we daar iets beters mee kunnen doen, zoals energie opwekken.
Koelkastmoeders
Na een uurtje googlen is me wel duidelijk waar de insiders de schuld leggen. De consumptiemaatschappij, de sociale media, en ja hoor, de ouders. We zijn weer terug in de jaren ’40, toen psychiaters het erover eens waren dat autisme het gevolg was van de emancipatie van de vrouw.
Als een kind moeite heeft met sociale relaties, zal-ie wel een koelkastmoeder hebben. Op een sociaal platform deelde een jeugdzorgmedewerker dat het niet gek was dat de wachtlijsten groeiden, want ‘ouders melden hun kind al aan als die een beetje bang is voor honden’. Ja hoor, we hebben 350.000 cliënten omdat de ouders niet deugen, het lek is boven.
Bij mijn omzwervingen naar de verklaringen voor de groei en het falen van de jeugdzorg kwam ik degelijke onderzoeken tegen, zoals deze. Maar ik vrees dat ook goede onderzoekers last kunnen hebben van de diepe kloof in de wereld waarin jongeren leven: die tussen school en de rest. Het is vast niet helemaal onwaar dat internetcontacten van nu en de ouders van nu invloed hebben op de jongeren van nu. Maar het probleem ontstaat vooral als ‘mensen van nu’ moeten worden ingepast in de systemen van gisteren. Een het dominante systeem in het kinderleven is de school, waar jonge mensen minstens 13.000 uur van hun leven moeten doorbrengen.
Ik mocht ooit een lezing aanhoren van een trotse medewerker van het ministerie van VWS die, aan de vooravond van de decentralisaties, eindelijk helderheid had weten te scheppen in de enorme pan spaghetti van jeugdvoorzieningen. Nu stonden ze allemaal in één schema (ongeveer zoiets). Omdat ik ook toen al een vervelende querulant was, vroeg ik hem of hij wist dat er ook een ministerie was dat elk kind 1.000 uur per jaar verplichte dienstverlening opdrong. Ja, natuurlijk, hij wist dat kinderen ook naar school gingen, maar dat was dat andere ministerie. Daar moest je VWS niet op aankijken.
Onderwijsfantasieën
Ik heb me sindsdien steeds weer verdiept in de enorme kloof tussen onderwijspolitiek en welzijnsbeleid. Ik vergeleek nota’s jeugdbeleid met de onderwijsnota’s van de zelfde gemeente, en de verschillen waren vaak gigantisch (bijv. inzake thuistaal). Toen we met Sociaal Werk Nederland probeerden om ons nuttig te maken in de onderwijsvernieuwing van de commissie Schnabel werd ons snel duidelijk dat de gevestigde orde geen behoefte had aan sociale expertise.
De Tweede Kamer liet zich ompraten dat ‘OnsOnderwijs2032’ van tafel moest, en lerarenvakbonden trokken de opdracht naar zich toe om zonder noemenswaardige inbreng van de samenleving hun eigen onderwijsfantasieën op papier te zetten. De eerste woorden op de site www.curriculum.nu zijn, dat ze er maar even van uitgegaan zijn dat het systeem voorlopig hetzelfde blijft. Au.
Iets in het water
Als je een aquarium hebt, en heel veel vissen drijven met de buik naar boven, dan is het eerste wat je weten wilt of er iets in het water zit waar je beestjes ziek van worden. Het kan ook zijn, dat het water prima was voor de vissen die je eerst had, maar dat nieuwe vissen om een nieuwe biotoop vragen.
Ik vermoed waarom jeugdhulporganisaties het zo druk hebben: ze moeten de drenkelingen opvissen uit het onfrisse badwater van de ouderwetse school. School produceert een flinke hoeveelheid uitstoot. En degenen die het er wel (net) uithouden lopen er allerlei infecties op.
Onderwijs voelt voor veel jongeren (bewust of onbewust) als een vorm van ongewenste intimiteit, waarbij mensen met macht in je kop mogen wroeten, en jou de schuld mogen geven als je het niet snapt. Maar er is nog geen #metoo-beweging tegen mentale penetratie. Wie de roots van het sociaal werk kent (bij voorbeeld de Frankfurter Schule) kan niet zijn schouders ophalen voor het leed dat ‘instrumenteel onderwijs’ heet. Na de wet Zorg en Dwang moet er echt een wet School en Dwang komen. Dwang zou alleen toelaatbaar moeten zijn als de cliënt zelf geen ideeën heeft.
Voetvolk en elite
Onze schoolplicht dateert uit 1808. Toen de Pruisen klop kregen van Napoleon vond de keizer dat zijn volk gedisciplineerd moest worden. Tegelijkertijd nam de adel revanche op de bourgeoisie door elite-opleidingen op te zetten naar aristocratisch model, vol edele hobby’s als dode talen, geschiedenis en literatuur. Anno 2019 staan de talen van Waterloo nog steeds op het rooster, en ze heten nog steeds ‘moderne vreemde talen’.
De Dienstplicht is al een paar jaar opgeschort, maar de Schoolplicht wordt elke paar jaar uitgebreid. Dat is goed voor de kinderen waarvoor het goed is. Als je later bij een bank wilt werken of zelf leraar wilt worden, en je bent een beetje ‘normaal’, dan is het op school prima uit te houden (ik kijk er zelf met veel plezier op terug).
Dankzij Posthumus weten we al zestig jaar dat leraren een norm stellen waar een kwart van de leerlingen niet aan kan voldoen. Het lijkt me nuttig om het woord schooluitval te vervangen door schooluitstoot en schooluitstap. Uitstoot is volledig geaccepteerd: de jongeren die niet aan de norm voldoen (gesteld op 25 procent) mogen worden afgevoerd naar lagere niveaus. Zo bezien valt 350.000 klantjes voor de jeugdzorg nog mee. Uitstap (om iets nuttigers te gaan doen) is strafbaar. Jeugdzorg werkt er graag aan mee om je tegen te houden als je het probeert.
Old school
Misschien kunnen jeugdzorgorganisaties hun schuld bij zeilmeisje Laura Dekker inlossen door eens een Havo in beslag te nemen. Als er te veel leerlingen zijn die er psychische problemen ontwikkelen zou op zijn minst een onderzoek gestart moeten worden naar de relatie tussen schoolklimaat en jeugdproblemen. En dat geldt ook in het Hoger onderwijs, waar we best bereid zijn om betere psychologische begeleiding te bieden aan studenten met ‘bijzondere omstandigheden’, maar waar het vervangen van potentieel ziekmakende procedures nagenoeg onbespreekbaar is (want ‘normale’ studenten hebben er toch geen last van …).
Daarom gaan we door met verplichte zelfreflectie en mag een student pas een alternatieve toetsvorm kiezen als ie eerst een keer gefaald heeft. Ik betrap me er zelf vaak op, hoeveel zware problematiek ik in mijn lessen stop zonder zeker te weten of mijn leerlingen het allemaal wel kunnen verstouwen. Ook mijn onderwijs zou wel eens ziekmakend kunnen zijn…
Als je wilt weten waarom de behoefte aan jeugdzorg zoveel groter is dan ooit, dan is het te simpel om te zeggen dat de mensen van nu anders zijn dan die van vroeger. Het echte probleem is, dat het grootste systeem in het kinderleven niet met zijn tijd meegaat. Ik moest nog leren rekenen met de rekenliniaal terwijl de rekenmachine in mijn tas zat. Jongeren van nu weten heel goed dat de vertaalprogramma’s op hun mobiel binnen een aantal jaren veel beter zijn dan wat zij in een paar uurtjes taalles kunnen leren. Je moet ze de ruimte geven om daar betekenis in te vinden, want mensen kunnen maar een beperkte hoeveelheid onlogica opgedrongen krijgen zonder er ziek van te worden.
Dat het Nji optekent dat ‘de waardering voor school onder jongeren afneemt’ lijkt me in lichtpuntje. Je moet er toch niet aan denken dat een 13-jarige (die er inmiddels 8.000 uur leerplicht op heeft zitten) echt denkt dat-ie later gaat gebruiken wat-ie vandaag naar binnen geduwd kreeg.
Het kind en het badwater
School is niet altijd de oorzaak van problemen (vaak wel!), maar heeft zelden een passend antwoord op problemen die thuis of in de samenleving zijn ontstaan. School reageert ook zelden op de positieve bagage die het kind van thuis heeft meegekregen (behalve als dat aristocratische talenten zijn).
Veel leraren zouden enorm opbloeien als ook zij de ruimte kregen om aan te sluiten op de individuele potenties van hun leerlingen. Het leraarsvak wordt veel interessanter als we durven kiezen voor ‘assets based curriculum development’: onderwijs dat begint bij wie je bent en bij wat je bijzonder maakt. Dat is zeker niet hetzelfde als ‘alleen maar hoeven te leren wat je zelf wilt leren’.
Leraren èn jeugdprofessionals zouden de tijd moeten nemen om met jongeren te kijken wie ze zijn, wie ze kunnen worden en voor wie ze van betekenis kunnen zijn. Dan kijk je samen naar ‘wat er te leren valt’, in de gewenste intimiteit die deze prachtige beroepen zou moeten kenmerken.
Als we beter willen dweilen dan onze vriend Johnson, dan moet de badkraan dicht. Het wordt tijd voor ander onderwijs.
Klaas Mulder is zelfstandig adviseur en docent aan de Hogeschool Utrecht.
Foto: René Gademann (Flickr Creative Commons)