Dakloosheid bestrijden met Housing First – wat vraagt dit?

Het kabinet presenteert op 5 december 2022 de Nieuwe Aanpak Dakloosheid. Een van de speerpunten is Housing First (wonen eerst). Anke Jansen en Melanie Schmit van Housing First Nederland en onderzoeker Nienke Boesveldt (UvA) belichten wat nodig is om Housing First toe te passen.

De ministers Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) en Carola Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) presenteren op 5 december samen met staatssecretaris Maarten van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) de Nieuwe Aanpak Dakloosheid. Tientallen partijen uit het veld droegen op uitnodiging van de ministeries de afgelopen maanden in verschillende meedenkbijeenkomsten bij aan dit plan.

De regering besluit begin 2022 dat bij de aanpak van dakloosheid de uitgangspunten van Housing First centraal staan. Een positief besluit want Housing First als systeembenadering is dé weg naar een Nederland zonder dakloosheid. Maar de kans dat een dakloos persoon nu van Housing First gebruikmaakt, is nog maar zo’n 10 procent. Het merendeel van de huidige hulp is tijdelijk, zonder zicht op duurzame oplossingen. Deze praktijk is duur en ineffectief (Boesveldt, 2015; Van Everdingen e.a. 2021).

Onvoorwaardelijke toegang

De Housing First-benadering heeft een aantal uitgangspunten, waaronder het scheiden van wonen en zorg. Belangrijk is dat deelnemers aan Housing First zelf hun verantwoordelijkheden mogen en kunnen nemen. Zij worden aangesproken op wat ze wel kunnen en minder op wat anderen denken dat ze niet kunnen. Daarom stelt de Housing First-benadering uit principe geen aanvullende eisen aan het verkrijgen van een woning. Deelnemers hoeven geen voorliggende stappen of voorzieningen te doorlopen om voor zelfstandige huisvesting in aanmerking te komen. Deze onvoorwaardelijke toegang betekent voor zowel de beleidsbepalende overheden als de begeleidende en huisvestende organisaties een fikse cultuurverandering.

Als we, zoals regelmatig beschreven, de uitgangspunten van Housing First tot kern van het dakloosheidbeleid willen maken, dan moeten deze uitgangspunten breder omarmd worden. Het is aan de overheid om te zorgen voor randvoorwaarden en rechtsbescherming, zodat deze doelstelling gerealiseerd wordt.

Verder verwachten we van de overheid acties die stigmatisering en kleinerende vooroordelen over de groep dak- en thuislozen tegengaan. Hoewel de gedachte ‘eerst een huis’ steeds breder omarmd wordt en de effectiviteit van Housing First ruimschoots aangetoond is, blijft bij veel politici en beleidsmakers hardnekkig de neiging aanwezig om te willen beoordelen wie wel en wie niet zelfstandig kan wonen.

Wat is belangrijk bij het verwezenlijken van Housing First?

1. Huisvesting als mensenrecht

Hierbij gaat het om het gebrek aan beschikbare, betaalbare woningen en de onvoorwaardelijke toegang tot zelfstandige huisvesting. Daarom moet Volkshuisvesting (weer) prioriteit worden. Gemeenten moeten voldoende sociale woningvoorraad realiseren, met een gevarieerd en permanent woonaanbod. Nu concurreren dakloze personen met andere urgent woningzoekenden, zoals bijvoorbeeld statushouders.

Mensen die dakloos zijn of dreigen te worden, zijn volwaardige burgers met rechten

Daarom zijn goed onderbouwde en afdwingbare prestatieafspraken nodig, waarin dakloze mensen als prioriteitengroep worden aangemerkt. Het is aan de landelijke overheid om deze lokale ontwikkelingen te sturen en uitvoering bij lokale overheden af te dwingen.

2. Eigen keuze en regie

Een bewezen effectieve principe van Housing First is autonomie als vertrekpunt van herstel. Het recht op zelfbeschikking staat centraal, met vragen aan deelnemers als: ‘Hoe wil jij je leven leiden, wat is jouw woonwens en welke ondersteuning wil jij ontvangen?’ Mensen die dakloos zijn of dreigen te worden, zijn volwaardige burgers met rechten die autonoom (mee) moeten kunnen praten en beslissen. Hier ligt een belangrijke veranderopgave, wat vraagt om goed luisteren, uitgaan van vertrouwen. Hulpverleners worden meer ondersteuners die vanuit de relatie werken.

3. Scheiden wonen en zorg

Bij de geprioriteerde toewijzing van corporatiewoningen gelden vaak aanvullende voorwaarden over verplichte begeleiding of intermediaire verhuur. Of er worden stigmatiserende voorwaarden gesteld, zoals ‘géén verslaafden’. Bij de intermediaire constructie huurt de zorgaanbieder de woning, die aan de deelnemer wordt onderverhuurd. Dit zadelt zorgorganisaties op met een administratieve last én een fors financieel risico.

De dubbelrol van verhuurder (huisbaas) en ondersteuner (hulpverlener) kan schadelijk zijn voor de vertrouwensrelatie met de deelnemer. De begeleider kan hem of haar immers (laten) uitzetten. Ook heeft de huurder zo nauwelijks huurbescherming. Bij goed ‘woongedrag’ volgt - als beloning - overschrijving van de huurovereenkomst op eigen naam. Met het scheiden van wonen en zorg heeft dit niets te maken.

Toch zien we wel grote ontwikkelingen: de staatssecretaris schrijft in zijn recente beleidsvoornemens over ‘een permanente eigen woonplek (…), met een huurcontract dat op eigen naam staat en passende (ambulante) begeleiding op maat’. Zie deze Kamerbrief over de aanpak van dakloosheid.

4. Herstel en ervaringsdeskundigen

Naast theoretisch bewijs (Devotta et al., 2016; Fortuna et al., 2022; Voronka, 2019) zijn ervaringsdeskundigen het levende bewijs dat herstel mogelijk is. Ervaringsdeskundigen wijzen professionals en deelnemers telkens weer op hun aannames over de (on)mogelijkheden van herstel en op (zelf)stigmatisering. Dit blijkt noodzakelijk voor ondersteuning op basis van gelijkwaardigheid en emancipatie.

Het is vaak de ervaringsdeskundige die zich het beste verhoudt tot de situatie van de deelnemer en daarmee diepgaand vertrouwen wint. Om een betere aansluiting te vinden bij dak- en thuisloze personen, is normalisering en professionalisering van de inzet van ervaringsdeskundigheid binnen teams een must.

5. Schadebeperking

Bij schadebeperking ligt de nadruk op het beperken van negatieve effecten van middelengebruik (en onbehandelde psychiatrische symptomen), zonder per definitie het gebruik zelf terug te dringen. Hoe en waarom dit werkt, is specialistische kennis. Gemeenten, woningcorporaties en zorgaanbieders moeten dit wel in algemene termen willen begrijpen en ondersteunen. Ook is algemene kennis bij een breder publiek van belang, omdat zo stigmatisering kan worden tegengegaan. Ook hier kunnen ervaringsdeskundigen een belangrijke rol vervullen.

6. Actief betrekken zonder dwang

Reguliere hulpverlening gaat vaak over beheersen, beschermen en inperken van risico’s. Housing First focust op hoop, vertrouwen en positiviteit. Dit vraagt van hulpverleners de vaardigheid om met een positieve benadering mensen te ‘verleiden’ tot ondersteuning. Het contact wordt gekenmerkt door warmte, respect en compassie, zonder al te hiërarchische machtsverhoudingen. Uiteindelijk is de relatie tussen begeleider en deelnemer bepalend voor het succes van een traject.

7. Persoonsgericht traject

Ondersteuning kan het best georganiseerd worden rondom een individu, aangepast aan zijn of haar behoeften en gericht op wat nodig is. De ondersteuning past zich constant aan aan de deelnemer, niet andersom. Iemand bepaalt zelf welke ondersteuning hij/zij wil ontvangen, wanneer en van wie.

Een dergelijk integraal, persoonsgericht en passend aanbod op verschillende levensdomeinen wordt bemoeilijkt door de huidige schotten in wet- en regelgeving, door gemeentelijke verschillen in (inrichting van) voorzieningen en door verschillen in rolopvattinggen van begeleiders en organisaties.

Stigmatisering heerst ook bij politici, bestuurders, beleidsmakers, sociaal werk en woningcorporaties

Om een goede persoonsgerichte inzet te realiseren, moeten middelen voor zorg en ondersteuning duurzaam, toereikend en non-bureaucratisch zijn, met veel vrije regelruimte en vertrouwen in professionals.

8. Flexibele ondersteuning zo lang als nodig

Langdurige en flexibel in te zetten betrokkenheid zorgt voor een duurzaam effect in Housing First-trajecten. De intensiteit van de ondersteuningsbehoefte kan sterk wisselen. De behoefte aan continuïteit en flexibiliteit van ondersteuning vraagt om een financieringsvorm die zo lang en zo veel als nodig is toelaat. Die het mogelijk maakt om op dagelijkse basis adequaat te reageren en teams daar goed op in te richten. Zonder langdurige en ‘presente’ ondersteuning is het risico op terugval in dakloosheid groot.

Enorme opgave

Het realiseren van voldoende, passende en betaalbare huisvesting is een enorme opgave, maar cruciaal voor de Housing First-systeemaanpak. Het effectief voorkomen en beëindigen van dakloosheid vraagt om het expliciet benoemen van rechten, het inrichten van rechtsbeschermingssystemen en duidelijke targets waarop de politiek ter verantwoording kan worden geroepen.

De stigmatisering van dakloze mensen leidt ertoe dat zij moeilijker een plek krijgen (of heroveren) in de maatschappij. Dit is één van de belangrijkste remmende factoren voor het oplossen van dakloosheid. Stigmatisering heerst ook bij politici, bestuurders en beleidsmakers. En ook bij sociaal werk en woningcorporaties. Al deze partijen moeten op verschillende manieren, op verschillende niveaus en vooral langdurig werken aan een ander beeld van dakloosheid.

Anke Jansen is bestuurslid en projectleider bij Housing First Nederland. Zij opereert met  haar bureau ZIN op het snijvlak van zorg, overheid, opvang en wonen. Melanie Schmit is voorzitter en projectleider bij Housing First Nederland. Zij is ook coach en trainer in onder andere de Housing First-benadering. Nienke Boesveldt is hoofdonderzoeker dakloosheid aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan Onderzoeksinstituut Boesveldt.

Dit is een korte versie van een uitgebreid artikel op de website van Housing First Nederland

 

Foto: Jens Neumann via Pixabay