Voor ons onderzoek volgden we van 2016 tot 2018 buurtinitiatieven gericht op het ontplooien van contact en zorg tussen buren. Op de eerste plaats bleken maar weinig burgers een beroep te doen op het zorgaanbod van dit soort buurtinitiatieven.
Lilian Linders (2010) constateerde eerder al dat burgers het moeilijk vinden om hulp aan elkaar te vragen en van elkaar te accepteren. Mensen blijken bovendien een sterke onafhankelijkheidsdrang te hebben en willen absoluut niet als kwetsbaar worden gezien.
Vooral bestaande verbanden worden versterkt
Op de tweede plaats blijken buurtinitiatieven vooral bestaande verbanden te versterken. Het lukt meestal niet om mensen die anders of kwetsbaar zijn, bijvoorbeeld vanwege een andere achtergrond of psychische stoornis, te betrekken (zie ook Bredewold, 2014). Daarmee versterken initiatieven vooral bonding kapitaal, maar lukt het hen niet om te bridgen.
Een voorbeeld van een buurtbewoonster die vertelt over de leesclub die zij samen met een aantal buurtgenoten heeft opgericht: ‘De mensen aan de overkant in de flatjes wilden ook met ons samen doen en dat is niet gelukt. Wij hebben een bibliotheek met hele goeie boeken, met échte literatuur. Niemand kijkt op die mensen aan de overkant neer, maar die lezen gewoon een ander soort boeken.’
Versterking sociale ongelijkheid
In het verlengde hiervan ligt het gevaar op de loer dat een sterke focus op participatie en initiatief vanuit de buurt, de sociale ongelijkheid in de samenleving (verder) versterkt (zie ook Uitermark, 2012). Bij bijna alle initiatieven die centraal stonden in ons onderzoek troffen we hoogopgeleide burgers die wisten hoe ze zich moesten organiseren, hoe ze zich staande moesten houden in een bureaucratisch landschap en die bovendien zelf over de financiële middelen en het sociale kapitaal beschikten om zaken geregeld te krijgen. Dit is niet voor alle burgers een haalbare kaart.
Of burgers er samen uitkomen?
Tenslotte is het maar de vraag of burgers er samen altijd uitkomen. Meer ruimte voor burgers om samen ideeën uit te werken klinkt mooi, maar uit ons onderzoek blijkt dat burgers het lang niet altijd met elkaar eens zijn en dat er zelfs ruzies kunnen ontstaan over de wijze waarop een initiatief vorm moet krijgen.
Voorheen bepaalde de gemeente de spelregels en kon zij duidelijk zeggen ‘zo doen we het’, om vervolgens de rol van ‘boeman’ te spelen als burgers het niet met deze beslissing eens waren. Met de opkomst van burgerinitiatieven zijn de regels niet meer zo zwart wit en worden burgers bovendien niet langer (alleen) boos op de gemeente, maar op elkaar. Een ambtenaar vertelt:
‘Wat nieuw is, is dat we zeggen als overheid; oké, beste bewoners, jullie willen iets, maar bespreek dat nou eerst eens in je eigen buurt, en dan faciliteren wij die uitkomst. En wat je ziet, en er zijn meerdere voorbeelden, is dat bewoners dan onderling gedoe krijgen.’
Zo ontstond in een van de wijken die we volgden een ruzie over de locatie van een ontmoetingsruimte. De gemeente voerde in deze buurt een wijziging in het bestemmingsplan door zodat een groep actieve bewoners een ontmoetingsplek kon realiseren.
De ‘niet transparante en oneerlijke wijze’
Een betrokken ambtenaar legt de beweegredenen uit: ‘Dat was natuurlijk iets wat perfect aansloot bij wat wij als gemeente beogen met de decentralisatiebeweging en het versterken van sociale netwerken.’
Na de toezegging van de gemeente en bekendmaking van de plannen, bleek er echter een groepje bewoners tegen de komst van de ontmoetingsplek te zijn. ‘De tegenstanders’ waren het niet alleen oneens met de plek waar de ontmoetingsruimte moest komen, maar ook met de ‘niet transparante en oneerlijke wijze’ waarop de gemeente en de actieve burgers naar hun idee hadden gehandeld.
De gemoederen in de wijk liepen uiteindelijk zo hoog op dat er tweespalt ontstond tussen mensen voor en mensen tegen de komst van de ontmoetingsruimte. Communicatie tussen buren die voorheen op vriendschappelijke basis met elkaar omgingen, werd ineens heel formeel. Mensen groetten elkaar niet meer op straat en gingen niet meer bij elkaar op visite. ’Dit is niet wat we hadden beoogd, de impact van dit alles op de wijk is enorm’ vertelt één van de initiatiefnemers: ‘Waar stopt burgerparticipatie, tot hoever gaat het, en waar moet de gemeente de rol overnemen?’
Gemeenten moeten niet te hoge verwachtingen hebben
Gemeenten moeten dan ook niet te hoge en irreële verwachtingen hebben van burgerinitiatieven. Zo valt het niet te verwachten dat zij de volledige zorg voor kwetsbare mensen in de samenleving op zich kunnen nemen. Op dat vlak is nog altijd een zeer belangrijke taak voor overheid en sociale professionals weggelegd.
Ook is het belangrijk dat gemeenten zich bezinnen op hun nieuwe rol waarin burgers de spelregels mee bepalen. Zij zouden erop toe moeten zien dat deze spelregels niet alleen voor de zichtbare en actieve maar voor alle burgers duidelijk zijn en geen ongelijkheid in de hand werken.
Jitske van der Sanden is als onderzoeker verbonden aan het lectoraat Sociale Veerkracht van Fontys Hogeschool Sociale Studies.
Het onderzoek valt onder het project ReflexieLab, waarover meer te lezen is op https://fontys.nl/Over-Fontys/Fontys-Hogeschool-Sociale-Studies/Lectoraat-Sociale-Veerkracht.htm.
Foto: Wijkfeest Kreekplein (Flickr Creative Commons)