Er gaat ook wel wat goed in de jeugdzorg

Er is momenteel veel kritiek op de jeugdzorg. Instellingen vallen om, er ontstaan tekorten en wachtlijsten. De minister wil een deel van de transitie terugdraaien. Toch heeft de transitie en transformatie ook positieve gevolgen, betoogt Peer van der Helm.

Ik licht er twee positieve gevolgen uit: het afschaffen van het rigide keurslijf van de DSM en het mogelijk maken van lokaal maatwerk.

Als eerste is er, zonder dat iemand dat doorhad, een stille revolutie voltrokken binnen de jeugdzorg. Dat gaat over de dominantie van de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders), ook wel de ‘bijbel van de psychiatrie’ genoemd. Vroeger kreeg je alleen geld met een zogenaamde Diagnose Behandelcombinatie (DBC volgens de DSM).

Kinder- en Jeugdpsychiater Frenk Verhulst waarschuwde al in 2015 voor de beperkte geldigheid van de DSM voor de jeugd, evenals de vooraanstaande psychiater Jim van Os. Een kind is volgens hem niet zijn diagnose en de DSM verliest steeds meer terrein in gemeenteland.

Nieuwe mogelijkheden voor adequate behandeling

Dat is positief, want dat opent nieuwe mogelijkheden voor adequate behandeling en begeleiding. Er wordt in de plaats daarvan steeds meer gekeken naar een verklarende probleemanalyse zoals Van Os die voorstaat. In die analyse wordt gekeken hoe de problemen zijn ontstaan (stap 1), wat de kwetsbaarheid en weerbaarheid is van kind en systeem (stap 2), wat het kind zelf wil (stap 3) en vervolgens wordt gekeken op welke wijze we weer perspectief kunnen creëren (stap 4). Dat is een stap in de goede richting en gaat kinderen met zeer ernstige problemen en hun ouders helpen.

Ten tweede omarmen gemeenten steeds meer maatwerk, iets dat goed aansluit bij de voorgaande systematiek. Ik geef hiervan twee voorbeelden.

Het voorbeeld van meisje A.

Meisje A. met ernstige depressieproblematiek probeerde zich in een gesloten instelling iedere dag weer van het leven te beroven en beschadigde zichzelf fors. Ze werd steeds vaker en steeds langer in de afzondering gezet. De behandeling was volledig vastgelopen en het enige wat men verder kon bedenken was haar overplaatsen naar een plek met nog meer dwang.

Samen met een zorginstelling voor gezinshuizen kon er een plaatsing in een netwerkgezin vlak bij de biologische moeder gerealiseerd worden en is er samen met de gemeente een steunstructuur gebouwd van twee gezinshuizen waar ze een time-out kan krijgen als het even niet lukt in plaats van een gesloten plaatsing (die ook veel duurder is).

Het gaat momenteel goed met haar. Ze heeft zelf gekozen voor een therapie die haar helpt, en de betrokken gemeente gaat op haar verzoek proberen een hulphond te regelen die haar kan helpen met haar herbelevingen. De hond kan geleerd worden signalen van herbelevingen op te pakken en springt op bed en likt in haar gezicht als ze onrustig is, zodat ze wakker wordt. Uniek is dat ze geleerd gaat worden om de hond zelf te trainen. Dat is meteen een goede dagbesteding en competentievergroting.

Gemeenten kunnen vaak goed maatwerk leveren

Meisje B. met een levensbedreigende eetstoornis maar ook met acute paniekaanvallen (voor rijdende auto’s springen), waarin ze een gevaar is voor zichzelf of anderen, zou vroeger in de gesloten jeugdzorg belanden, waar het vaak nog erger mis gaat want dwang helpt niet tegen angst. Ze had al een lange historie van opnames in veel instellingen. Thuis ging het zo niet meer. Samen met de gemeente wordt nu een kleine studio in het dorp gehuurd van waaruit ze begeleid onderwijs, therapie en dagbesteding kan volgen. ‘s Avonds slaapt ze gewoon thuis met haar hulphond.

De rode draad in deze twee verhalen is dat gemeenten vaak in staat zijn heel goed maatwerk te leveren in behoorlijk extreme en levensbedreigende casussen die vroeger in de gesloten jeugdzorg terecht zouden zijn gekomen met een heel onzekere afloop, zeker nu de blaadjes weer zijn gevallen. We noemen een dergelijke aanpak ‘wrap around care’. In plaats dat het kind in een vast zorgstramien komt (one size fits nobody) luisteren gemeentes naar het kind en maken samen met zorginstellingen een maatwerkoplossing.

Al deze veranderingen zijn een kleine stap voor de mensheid maar een reuzestap in de transformatie van jeugdzorgland. Laten we de aanbevelingen van de inspecties serieus nemen en adequate financiering voor de jeugdhulp regelen en geef de gemeenten een kans om te transformeren naar betere jeugdhulp met ‘zo thuis als mogelijk’.

Peer van der Helm is lector Residentiële Jeugdzorg aan de Hogeschool Leiden.

 

Foto: Anskit (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 10139 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Fijn dat het ook anders kan.En een pluim voor de gemeente die dee 2 kinderen zo een maatwerk gegeven hebben.Ik hoop dat dit traject wel geen tijdelijke is en makelijk op de behoeften en ontwikkeling van het kind een vervolgtraject ook opgebouwdt is.Anders is dit namelijk tijdelijk.
    Ik ben jammer niet zo bekenndt met het afschaffen van DSM.Steeds meer scholen willen eerst een diagnose voor dat ze passend onderwijs geven.Veel gemeenten willen eerst een diagnose voordat via pgb voor maatwerk een beschikking komt.Voor een aanvraag mogen gemeente een onafhankelijke arts vragen voor het stuk maatwerk.Voor iemand die een behandeltraject doorlopen is een zware belasting.Maar zonder geen hulp.Voor dubbel kinderbijslag is een dsm ook veel handiger zonder zelden toegekenndt.Dus bij allem jeugdzorg gaat verder als alleen de instellingen.Instelling is vaak het eindstation maar we passeren nog veel stations om maatwerk te leveren.

  2. Dank voor dit ARTIKEL. Ik werk al jaren met dit model en geef training in het werken met het wraparound care model. Dit doe ik graag samen met Jo Hermanns die dit model naar Nederland heeft gebracht en Frouke Sondeijker die de effectiviteit van dit model onderzocht heeft.

  3. Als begeleider in de LVB-doelgroep ben ik het hier helemaal mee eens. De prachtigste en duurzame oplossingen ontstaan. Bovendien heb ik de samenwerking met de gemeente altijd heel prettig ervaren. Door te zien waar de grenzen van mijn organisatie liggen en dingen te delen als begeleidster met de gebiedsteammedewerker. Die hebben vaak veel meer overzicht op de mogelijkheden in de buurt.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.