Evelien Tonkens: gewoon kritiek op boek over gewoonheid

Het boek De macht der gewoonte is een prijzenswaardige poging om ‘gewoon’ van sociologische betekenis te voorzien. De Utrechtse hoogleraar Burgerschap en Humanisering van de Publieke Sector Evelien Tonkens mist echter een heldere analyse en reflectie.

Eerder stond hier een samenvatting van een hoofdstuk uit het boek van Menno Hurenkamp en Jan Willem Duyvendak. Dat hoofdstuk ging over maatwerk, door de auteurs gepresenteerd als tegenhanger van gewoonheid.

Sprankelend tegenover grauw, zo zou je de tegenstelling kunnen omschrijven.

Maar daarmee heb je nog geen duidelijk antwoord gegeven op de vraag wat we gewoonlijk onder gewoon verstaan. Bij de sociologie zul je tevergeefs naar een antwoord zoeken, ze heeft er namelijk amper onderzoek naar gedaan. De poging van de auteurs om die lacune op te vullen, is daarom zeer te prijzen. Bovendien levert hun speurtocht ook nog een lezenswaardig boek op.

Onduidelijke definitie

De waarde van het boek is dat de lezer ervan de term ‘gewone Nederlander’ nooit meer losjes zal gebruiken. Integendeel, het kan onze collectieve manier van praten over onszelf ingrijpend veranderen en vele debatten, van maatwerk in de verzorgingsstaat tot en met integratie van nieuwkomers, in een nieuw daglicht zetten.

Hurenkamp en Duyvendak geven ons onder meer een historische reconstructie van het beroep op de gewone man sinds de 19de eeuw. Boeiend zonder meer, maar, dat is tevens mijn grootste kritiek, hun betoog maakt uiteindelijk niet duidelijk wat gewoonheid precies betekent. Zijn er verschillende soorten gewoonheid? Verschillende tradities? Is gewoonheid hetzelfde als gelijkheid? En hoe verhoudt maatwerk zich tot gewoonheid?

Culturele gewoonheid is er te veel, sociaaleconomische te weinig

Het had de lezer geholpen als de auteurs de verschillende soorten gewoonheid analytisch en expliciet van elkaar hadden gescheiden. Impliciet brengen Hurenkamp en Duyvendak wel een onderscheid aan, tussen culturele gewoonheid en sociaaleconomische gewoonheid. Culturele gewoonheid is er te veel, sociaaleconomische te weinig, is hun centrale stelling.

Bekend links terrein

Het veelvuldige beroep op culturele gewoonheid is overbodig en schadelijk.

Overbodig, want de meeste mensen zijn gewoon, en willen dat ook zijn. De meeste minderheden streven ernaar op meerderheden te lijken en gewoner te worden - denk bijvoorbeeld aan homo’s en migranten. Schadelijk omdat het polariseert, uitsluit en suggereert dat minderheden heel anders zijn. Bovendien leidt het de aandacht af van sociaaleconomische problemen, zoals slechte arbeidsomstandigheden en aftakeling van de verzorgingsstaat.

Gewoonheid moeten we volgens Hurenkamp en Duyvendak blijvend van zijn vanzelfsprekende karakter ontdoen. Daartoe moeten we veel vaker benoemen wat we waarom gewoon vinden. Voorts moeten we het beroep op culturele gewoonheid verwerpen, ten gunste van een beroep op sociaaleconomische gewoonheid.

Met dit standpunt begeven de auteurs zich op bekend links terrein. Kort gezegd komt dat erop naar dat we te veel nadruk leggen op vermeende verschillen tussen mensen met en zonder recente migratieachtergrond en te weinig aandacht tonen voor sociaaleconomische kwesties.

Herverdeling slaat echter al decennialang niet of nauwelijks bij de bevolking aan. De meeste mensen stemmen niet op partijen die dat bepleiten. Vooral mensen voor wie links op zegt te komen, stemmen niet op hen. Die constatering en een reflectie daarop, mis ik.

Onder de paraplu

Ooit was de gewone mens een simpel wezen: een witte, mannelijke arbeider met maar één belang: beter werk en beter inkomen. Tegenover hem stond een al even simpele tegenstander: de rijke witte kapitalist-met-sigaar. Linkse partijen kwamen op voor de arbeider, rechtse partijen voor de kapitalist. Dat was ooit.

Sinds de jaren zeventig komen linkse partijen voor steeds meer anderen op: zwarte arbeiders, vrouwelijke arbeiders, werkende ouders, flexwerkers, migranten, werklozen, daklozen, uitgeprocedeerden, mensen met een beperkingen en lhbtiq+’ers. Er schuilen sindsdien heel veel mensen onder de grote (linkse) paraplu van gewoonheid.

Dat is geen probleem, aldus Hurenkamp en Duyvendak. Mensen zijn immers steeds meer op elkaar lijken, qua opvattingen en levensstijl. Dus kunnen ze er samen voor zorgen dat ze niet tegen elkaar worden uitgespeeld, via vermeende culturele verschillen. En in plaats daarvan samen strijden voor sociaaleconomische rechtvaardigheid.

Niet overtuigend

Die redenering overtuigt mij niet. Het mag dan wel zo zijn dat mensen in gedrag, overtuigingen en levensstijl meer op elkaar zijn gaan lijken, maar daarmee hebben ze niet meteen dezelfde belangen. Oudere mensen bijvoorbeeld hebben belang bij een lage pensioenleeftijd, jongere mensen daarentegen bij een hogere pensioenleeftijd.

Links vertelt de witte man onder de paraplu voortdurend dat hij moet inschikken. Hij krijgt bijvoorbeeld te horen dat de promotie waar hij jarenlang naartoe werkte, naar een vrouwelijke of zwarte collega gaat. Of dat het huis, waar zijn dochter al jaren op wacht, naar een statushouder gaat.

Degenen die dat zeggen, hebben zelf vaak een koophuis of kopen er een voor hun kinderen. Daarnaast komen ze alleen mensen uit hun eigen bubbel tegen. Om die redenen gruwt de gewone man nog meer van de Groenlinkser dan voor de PvdA’er of SP’er. Als witte, mannelijke arbeider stem je niet op links, want herverdeling betekent dat jíj moet inschikken.

En dus stem je op een partij die eenduidig voor jouw belangen opkomt en de belangen van anderen daaraan ondergeschikt maakt, negeert of bagatelliseert.

De PVV bijvoorbeeld, of BBB. De PVV is er voor Henk en vooruit ook voor Ingrid, want met haar is Henk nu eenmaal getrouwd. Maar alle anderen moeten hun heil elders zoeken.

Breder appel

Ik betwijfel of, zoals Hurenkamp en Duyvendak doen, culturele en sociaaleconomische kwesties wel te scheiden zijn.

Het eerlijke verhaal over gewoonheid is dat de vroegere gewone Nederlander moet inschikken

Henk en Ingrid krijgen van de PVV ook eerherstel: ze zijn geen racisten als ze gewoon een baan, een huis en een gezellige Sinterklaas willen. Schoonmakers, zorgmedewerkers, OV-personeel en boeren verlangen niet alleen een betere arbeidspositie met een beter loon, maar ook meer waardering.

De roep om erkenning en herstel van gekrenkte trots appelleert breder. De BBB bijvoorbeeld krijgt volgens de peilingen zeventien zetels, terwijl we maar circa veertigduizend boeren hebben, omdat ze een beroep doet op culturele teloorgang en gekrenkte trots van veel meer ‘gewone’ mensen. Trots op het ‘echte werk’ tegenover het betaalde geklets van mensen zoals wij.  Trots op ambachtelijkheid die gehinderd wordt door bureaucratie. Trots op het pure leven van het platteland versus de decadentie van de stad.

Allemaal culturele thema’s, daarom betwijfel ik of we gewoonheid, zoals Hurenkamp en Duyvendak bepleiten, vooral moeten zoeken in (herverdeling van) werk en inkomen en de verzorgingsstaat. Dat doet de PVV al, en dat spreekt aan doordat zo’n pleidooi gewoonheid enkelvoudig houdt. Alleen Henk en Ingrid zijn gewoon. Voor links is die route geblokkeerd, want gewoonheid is om goede redenen in talloze subcategorieën versplinterd, zoals de auteurs zelf laten zien.

Troost voor links

Hurenkamp en Duyvendak hopen dat sociaaleconomische gewoonheid mensen kan binden, maar ze miskennen daarmee het bestaan van grote belangenverschillen en het offer dat van de eens gewone Nederlander gevraagd wordt.

Het eerlijke verhaal over gewoonheid is dat de vroegere gewone Nederlander moet inschikken. Hoeveel hangt af van het aantal vinkjes dat hij heeft. Ook moet erkend worden dat hij verlies lijdt, uit solidariteit met mensen met minder vinkjes. Herverdeling is nodig, maar heft de noodzaak tot inschikken niet op. En allicht kan maatwerk er mede voor zorgen dat iedereen een plaats onder de paraplu krijgt.

De troost voor links is dat iedereen, de rijken het meest, moet inschikken, en dat we het best fijn met elkaar kunnen hebben omdat we veel op elkaar lijken. Veel meer dan maatwerk, de denkstroming die menig politicus, beleidsmaker en ja ook de gewone man de laatste decennia amechtig hebben aangehangen.

Evelien Tonkens is hoogleraar Burgerschap en Humanisering van de Publieke Sector aan de Universiteit voor Humanistiek. Dit artikel is een lichte bewerking van haar inleiding bij de presentatie op 3 oktober jongstleden van het boek De macht der gewoonte, populisme in de polder.

 

Foto: Dietmut Teijgeman-Hansen (Flickr Creative Commons)

Reacties op dit artikel (1)

  1. ‘Gewoonheid’ past in het sociologische/psychologische en filosofische jargon van ‘waarden’ en ‘normen’. Gewoonheid appelleert aan wat in een maatschappij als normaal wordt ervaren. De gevoelservaring hiervan betreft collectieve waarden.
    Dit verschijnsel wordt door veel sociale wetenschappers en linkse politici niet begrepen en uit zich door visie’s die haaks staan over wat in samenleving normaal en dus gewoon gevonden wordt.
    Veel ‘gewoonheid’ kent een lange maatschappelijke geschiedenis die niet zomaar veranderd kan worden. Veel van de huidige sociale wetenschappers hangen een progressief humanistische visie aan die vooral te vinden is in kringen van D’66, GL en de PvdA.
    Het gelijkheidsideaal is hierbij leidend. Vooral groepen die maatschappelijk buiten de ‘normale’ maatschappij vallen vormen hun humane object.
    Dat deze visie haaks staat op wat door de samenleving gewoon gevonden wordt levert politieke en maatschappelijke spanning op die juist een meer gewone samenleving in de weg staan.
    Migratie en milieu maatregelen worden dan door de samenleving als een inbreuk op de gewone samenleving beschouwd. En dat leidt tot verzet omdat het gewone niet meer vanzelfsprekend is.
    Immers ‘gewoonheid’ is het cement van de samenleving.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *