In omgebouwde JeugdzorgPlus kan afzonderen naar nul

Gedwongen afzonderen in de gesloten jeugdzorg was onlangs weer volop in het nieuws. Hoogleraar Eva Mulder ziet kansen om JeugdzorgPlus zodanig te veranderen dat gedwongen afzondering van kinderen niet meer nodig is.

In oktober 2018 startte ‘Ik laat je niet alleen’, een beweging op initiatief van alle JeugdzorgPlus-instellingen om te stoppen met gedwongen afzonderen van kinderen. Op dat moment gebeurde gedwongen afzonderen veelvuldig, bijvoorbeeld als een kind zeer agressief was, bij zelfbeschadiging en suïcidaal gedrag, maar ook als strafmaatregel, iets wat op dat moment al niet was toegestaan.

Wetenschap en praktijk hadden al aangetoond dat gedwongen afzonderen op korte termijn verlichting kan brengen als een directe oplossing voor extreem gedrag, maar op langere termijn vooral zorgt voor ellende: verergering van probleemgedrag, fysiek letsel en trauma’s bij zowel kinderen als medewerkers en (her)traumatisering bij jongeren (Bryson et al., 2017; Haugom et al., 2019; LeBel et al., 2010). Recent kwam hierover ook het rapport Eenzaam gesloten van ervaringsdeskundige Jason Bhugwandass uit, waarin hij de meest verschrikkelijke ervaringen optekende van 51 kinderen.

Wat als je in een chillroom met gekleurde zitzakken moet ‘afkoelen’, met de deur op slot?

Wij volgden gedurende ruim vijf jaar met onderzoek en een lerend netwerk de beweging naar minder gedwongen afzondering in ‘Ik laat je niet alleen’. We zagen een aantal belangrijke ontwikkelingen.

Niet gedwongen alleen laten

Bij aanvang van ‘Ik laat je niet alleen’ bepaalden jeugdzorgwerkers samen mét jongeren en ervaringsdeskundigen wat gedwongen afzonderen eigenlijk is. Gedwongen afzonderen lijkt in eerste instantie te gaan over het plaatsen van kinderen in een kale separeerruimte. Maar wat als je in een chillroom met gekleurde zitzakken moet ‘afkoelen’, met de deur op slot? En wat als je als zestienjarige naar je kamer moet en daar niet meer vanaf mag komen?

De kale separeerruimtes moesten in ieder geval verdwijnen

Samen werd geconcludeerd dat dit allemáál vormen zijn van gedwongen afzonderen. In de JeugdzorgPlus wil je kinderen, die juist behoefte hebben aan nabijheid, niet gedwongen alleen laten, niet in een separeerruimte, maar ook niet in een chillroom, een comfortroom of op de eigen kamer.

De kale separeerruimtes moesten in ieder geval verdwijnen: als gedwongen afzonderen dan echt nodig was, dan niet in zo’n nare, kind onvriendelijke ruimte. Het aantal kale separeerruimtes liep in de jaren hierna terug van 72 naar 10, en het voornemen is om ook deze laatste ruimtes te sluiten.

Registreren en leren

Vervolgens registreerden de instellingen in het kader van ‘Ik laat je niet alleen’ elke vorm van gedwongen afzonderen. Dit hielp om in beeld te brengen hoe vaak het gebeurde, maar ook om patronen te zien. Waren er vlak voor bedtijd veel afzonderingen? Dan werd gekeken hoe dit kwam en hoe kon worden voorkomen dat de spanning vlak voor bedtijd oploopt. Had een instelling twee vaste rusturen per dag waarop elk kind gedwongen in de eigen kamer moest zijn? Dan startte men met activiteiten waaraan de kinderen konden meedoen – een kameruurtje werd zo een keuze.

Door patronen in beeld te brengen, daalden gedwongen afzonderingen met 65 procent

Data gedreven werken is een effectief middel om verbeterdoelen te behalen. Door met behulp van data patronen in beeld te brengen en terug te koppelen naar de instellingen, konden instellingen gericht maatregelen inzetten en daalden gedwongen afzonderingen met bijna 65 procent.

Een vaste groep medewerkers van de JeugdzorgPlus-instellingen kwam daarnaast elke zes weken samen in een lerend netwerk. Met de tijd groeide het vertrouwen en stelden deze medewerkers zich steeds kwetsbaarder op. Ervaringen, goede voorbeelden en uitdagingen werden gedeeld, zodat samen met en van elkaar geleerd werd hoe gedwongen afzonderen (verder) verminderd kon worden.

Toenemende verschillen tussen instellingen

Tegelijkertijd zagen we tijdens ons onderzoek de verschillen tussen instellingen toenemen. Waar de ene JeugdzorgPlus-instelling gedwongen afzonderen wist terug te brengen tot (bijna) nul, zagen we in de andere instelling weinig vooruitgang. We zagen een samenhang met leren. De instellingen waar het aantal gedwongen afzonderingen continu daalde tot (bijna) nul, bleken effectiever te leren.

Medewerkers werden getraind om gedwongen afzonderen tegen te gaan en kregen goede begeleiding

Bij deze instellingen was er bijvoorbeeld een plan om te stoppen met gedwongen afzonderen, waar bestuur en directie actief op stuurden en waarover intensief gesprekken werden gevoerd binnen de teams. Elke keer als er toch werd afgezonderd werd nabesproken hoe dit in het vervolg anders kon. Medewerkers werden getraind in methoden om gedwongen afzonderen tegen te gaan en kregen goede begeleiding. Er werd samengewerkt met ouders en jongeren om gedwongen afzonderen te voorkomen. Er werd kortom geleerd van bestuurder tot werkvloer, mét kinderen en ouders.

Een deel van de instellingen blijft achter in de gezamenlijke ambitie om te stoppen met gedwongen afzonderingen. Wat maakt dat het op deze plekken niet lukt? We zien instellingen waar geen financiën zijn om een oud gebouw grondig te veranderen. We zien regio’s waar de samenwerking met gemeenten niet goed loopt. We zien regio’s waar de Jeugdbescherming veel met spoed naar de JeugdzorgPlus verwijst, waardoor kinderen in crisis en met weinig informatie binnenkomen en instellingen met een achterstand beginnen. We zien dat kinderen waar andere instellingen zich geen raad mee weten, worden doorverwezen. Maar het kan ook zijn dat een instelling zelf in gebreke blijft.

Als een instelling in gebreke blijft, vraagt dit om maatregelen – in het uiterste geval sluiting

Als een instelling in gebreke blijft, vraagt dit om maatregelen – op z’n minst een stevig plan van aanpak met een tijdpad en in het uiterste geval sluiting van een locatie. Hetzelfde geldt als gemeenten en verwijzende instellingen niet meebewegen in de gewenste ontwikkeling. Veranderen van JeugdzorgPlus vraagt inzet van alle betrokkenen in de jeugdhulp.

Ombouwen naar meer passende zorg kan

Staatssecretaris van Ooijen heeft als doel gesteld dat JeugdzorgPlus in haar huidige vorm in 2030 niet meer bestaat. Bestaande instellingen worden daarom afgebouwd en omgebouwd. Hierbij moeten we wel leren van het verleden en geen ‘nieuwe wijn in oude zakken’ creëren.

Wij kunnen niet anders dan concluderen dat ombouwen van JeugdzorgPlus naar meer passende vormen van zorg mogelijk is. Er zijn kleinschalige groepen, met een huiselijke inrichting, waar kinderen zich op hun gemak voelen, waar het aantal gedwongen afzonderingen naar nul is gebracht en er gewerkt wordt vanuit aandacht en nabijheid. Maar, afbouwen en ombouwen kost tijd en veel inspanning, het vraagt om samen leren aan de hand van data, je kwetsbaar durven opstellen en daadwerkelijk acties verbinden aan dat wat geleerd wordt. Uiteindelijk levert het dan ook wat op.

Er werken mensen die de wens en ontwikkelkracht hebben om de beste zorg te geven

In meerdere (voormalige) JeugdzorgPlus-instellingen werken gelukkig nog steeds mensen die de wens en ontwikkelkracht hebben om de beste zorg aan kinderen te geven. In het onderzoek zagen we welke positieve effecten dit kan hebben. Laten we hen ondersteunen en veel beter begeleiden om dit ingewikkelde werk goed te doen. Dan heeft een nieuwe vorm van JeugdzorgPlus kans van slagen. Kleinschalig, met aandacht, autonomie en passende behandeling en onderwijs voor elk kind.

Besluiten we ‘heldhaftig’ dat we iets heel nieuws moeten neerzetten zonder dat we rekening houden met wat al is geleerd en ontwikkeld? Dan is de kans groot dat we ons over een aantal jaar weer in dezelfde situatie bevinden.

Eva Mulder is bijzonder hoogleraar ‘intensieve pedagogische ondersteuning van gezinnen’ aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van de Academische Werkplaats Risicojeugd. Het Eindrapport “Ik laat je niet alleen”. Een gezamenlijk onderzoek naar het verminderen van vrijheidsbeperkende maatregelen in JeugdzorgPlus (2024) schreef zij samen met Melissa van Dorp en Monika Scholten.

 

Foto: Veronica via Pexels.com