INTERVIEW ‘Eritrese en Syrische vrouwen zijn heel gemotiveerd om aan het werk te gaan’

Jorien van Treeck (27) studeerde sociologie aan de Universiteit Utrecht. Zij werd bekroond voor haar afstudeerscriptie: ‘Aan motivatie geen gebrek. Een kwalitatieve studie over de weg naar arbeidsparticipatie van Eritrese en Syrische vrouwen.’

‘Deze thesis getuigt op alle terreinen van uitmuntend sociologisch vakmanschap’, meent de jury. ‘Het is erg prettig geschreven, goed gestructureerd en heeft een belangrijke maatschappelijke meerwaarde. De gebruikte theoretische inzichten en de empirische bevindingen dienen allemaal heel duidelijk ter beantwoording van de onderzoeksvraag; op basis hiervan komt de studie tot zeer waardevolle en bruikbare inzichten.’

Waarom dit onderwerp, Jorien?

‘Als jeugdverpleegkundige kwam ik best vaak thuis bij statushouders. Zo leerde ik hoe moeilijk het voor nieuwkomers is om aan het werk te komen, zeker voor vrouwen. In de wetenschappelijke literatuur bleek hierover echter heel weinig bekend vanuit het perspectief van nieuwkomers zelf. Waar lopen zij tegenaan, waar zien zij kansen? Volgend jaar komt er een nieuw inburgeringsstelsel. Daarin wordt maatwerk beloofd. Maar juist voor maatwerk is het perspectief van de mensen op wie het beleid gericht is onmisbaar.’

Hoe heb je dit onderzocht?

‘Via tussenpersonen heb ik contact gelegd met tien Syrische en acht Eritrese vrouwen, die allemaal minstens anderhalf jaar in Nederland wonen. Gemiddeld heb ik anderhalf uur met hen gesproken. Soms in het Engels, vanwege de taalbarrière.’

‘Ik vond het belangrijk om tijdens de interviews een vertrouwelijke setting te creëren Vooraf heb ik me verdiept in interculturele communicatie. En in de landen waar de vrouwen vandaan komen. Vrouwen uit Eritrea komen uit een onderdrukkend regime. Het zetten van een handtekening op een toestemmingsverklaring kan juist onveilig voelen. Als je dat weet, kun je daar begrip voor tonen en een alternatief bedenken.’

‘Omdat ik het perspectief van de vrouwen centraal wilde stellen, heb ik tijdens  de interviews met de vrouwen een tijdlijn getekend met vier verschillende fases. De eerste fase is in het azc, in afwachting van een verblijfsvergunning. De tweede in het azc, in afwachting van een huis. De derde eenmaal woonachtig in een gemeente, bezig met taallessen. En de vierde de fase van de blik op de toekomst. Steeds heb ik doorgevraagd naar de kansen en belemmeringen die de vrouwen in die fases ervoeren en ervaren. Vervolgens heb ik vanuit mijn theoretisch kader assumpties gecheckt.’

Wat is de meest belangwekkende bevinding van je onderzoek?

‘Vanuit de theorie wordt verondersteld dat het moeilijk is om vrouwelijke nieuwkomers  te begeleiden naar werk vanwege een beperkt begrip van hun achtergrond. Achtergrondkenmerken zoals taalvaardigheden, het sociale netwerk en moederschap zijn zeker van belang om de weg naar werk te begrijpen. Maar mijn belangrijkste bevinding is dat de achtergrond van de vrouwen sterk samenhangt met de doorwerking van het beleid. Alleen door te kijken naar de achtergrond van de vrouwen én het beleid kan een volledig beeld worden gevormd.’

‘Neem de taalvaardigheid en het contact met Nederlanders. Beiden zijn volgens de vrouwen cruciaal bij het zetten van stappen richting werk en die twee facetten versterken elkaar: als je beter Nederlands spreekt, wordt contact met Nederlanders makkelijker. En als je meer contact hebt met Nederlanders, ontwikkel je je Nederlands. Het verwerven van de taalvaardigheden en een sociaal netwerk kun je echter niet los zien van het inburgeringsbeleid. De asielprocedure duurt vaak zo lang. Dan zitten de vrouwen in een azc, vaak op een afgelegen plek, waar weinig Nederlanders wonen. Hierdoor is het moeilijk om een sociaal netwerk op te bouwen en de Nederlandse taal te leren.’

‘Nog zoiets: opleiding is ontzettend belangrijk, vooral educatie na migratie naar Nederland. Maar vrouwen boven de dertig jaar mogen daarvoor geen lening bij DUO afsluiten. Als ze al geen beroepsidentiteit hebben, omdat ze in hun land van herkomst niet werkten of niet konden werken, lopen ze tegen een dichte deur aan.’

‘Het idee is vaak: die vrouwen willen en mogen het huis niet uit, ze willen en mogen niet werken. Ik heb met de vrouwen over genderrollen gesproken en zij schetsen een veel genuanceerder beeld. De vrouwen die ik sprak waren juist zo gemotiveerd om te werken.’

‘De vrouwen vertelden eigenlijk allemaal dat ze niet genoeg inzicht hadden in hoe het werkt in Nederland. De regels, de gewoontes. De eerste stap op weg naar werk is dat je je veilig voelt. Als ik weet wat mijn rechten zijn, zei een van hen, durf ik ook makkelijker die eerste stap te zetten.’

‘Zeven van de achttien vrouwen vonden uiteindelijk werk, wat zelfs meer is dan gemiddeld. Een deel van hen volgde een traineeship speciaal voor statushouders, wat voor hen echt een uitkomst was. De nadruk in Nederland ligt op zo snel mogelijk aan de slag. Dat lijkt positief. Maar vooral voor hoger opgeleiden is het demotiverend om werk ver onder hun niveau te accepteren om maar uit de bijstand te komen.’

Welk advies vloeit voort uit jouw onderzoek?

‘Over bijvoorbeeld die grote nadruk op snelle uitstroom ben ik best kritisch. Leidt zo snel mogelijk uit de uitkering wel tot duurzame participatie? Ik vind dat je moet kijken naar de persoon en haar mogelijkheden. Dat geldt ook bij een tendens die je nu ziet: het combineren van taalles en werk. De ene vrouw heeft langer de tijd nodig om op een taalniveau te komen waarbij zij een baan kan vinden die aansluit op haar kwaliteiten dan de ander.’

‘Waar ik ook achter kwam, is dat er vrij grote verschillen bestaan tussen de ondersteuning in gemeenten. Die krijgen meer regie in het nieuwe stelsel. Dat is op zich goed, want voorheen werd er te veel verwacht van zelfredzaamheid. Maar door deze grote verschillen, worden de kansen die de vrouwen krijgen voor een groot deel bepaald door de gemeente waar zij komen te wonen. Hier hebben zij zelf weinig tot geen invloed op. Ik denk dat het daarom heel belangrijk is dat gemeenten hun kennis met elkaar delen en samenwerken.’

‘Het lijkt zo voor  de hand te liggen om beleid te maken mét de mensen over wie het gaat. Maar ik verbaas me er toch nog over hoe weinig dat gebeurt. Het is belangrijk om deze vrouwen niet te zeer als een vastomlijnde groep te zien. ‘De Syrische’ of ‘de Eritrese’ bestaat niet. Juist daar kan een beperkende werking van uit gaan, omdat er allerlei aannames in verscholen liggen over wat ze wel en niet kunnen en willen. Ik zou zeggen: vraag het ze zelf.’

Hoe ziet je loopbaan er uit, nu je afgestudeerd bent?

‘Ik wilde heel graag onderzoek blijven combineren met de praktijk van hulpverlenen. Omdat ik die praktijk leuk vind, maar vooral omdat ik geloof dat het elkaar versterkt. Ik werk daarom in deeltijd als praktijkondersteuner geestelijke gezondheidszorg in een azc. Daarnaast werk ik  als junior onderzoeker bij Talentenlab, waarbij in me vooral interesseer voor vraagstukken rond diversiteit en inclusie. Zo zet ik nu voor een gemeente een empowerment-training voor vrouwelijke statushouders op, die ik straks ook ga verzorgen. Ook daarvoor heb ik eerst onderzocht wat de vrouwen die de cursus gaan volgen zelf willen leren. Om te voorkomen dat ik met een heel pakket kom dat helemaal niet aansluit bij hun behoeften.’

Jurre van den Berg is redacteur bij Socialevraagstukken.nl en de Volkskrant.

 

Foto: EU Civil Protection and Humanitarian Aid (Flickr Creative Commons)

Foto Jorien copyright: Chantal Aimée Erhardt