Er zijn mensen die vinden dat het hele stelsel van schuldhulpverlening (zie kader) op de schop moet. Nadja Jungmann, lector Schuld en Incasso aan de Hogeschool Utrecht, behoort niet tot die mensen. ‘Laten we alsjeblieft leren van de vorige crisis,’ zegt ze.
Onlangs publiceerde ze over het onderwerp in een themanummer van Justitiële Verkenningen het artikel: Hoe de onvrede over het schuldhulpstelsel ontstond, waarin ze de ontwikkelingen schetst sinds pakweg 2008. ‘We herinneren ons allemaal de kredietcrisis die dat jaar losbrak. Huizen onder water, het instorten van banken, een kelderende beurs. De klap dreunde nog jaren na. Pas na 2010 begonnen de gevolgen voor de persoonlijke levens van mensen goed duidelijk te worden. Er zijn in die tijd een aantal veranderingen doorgevoerd die voor mensen met schulden heel ongelukkig hebben uitgepakt.’
Het stelselHet Nederlands stelsel van schuldhulpverlening rust op drie wettelijke kaders: de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs), de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) en de Wet op het consumentenkrediet (Wck). Gemeenten moeten volgens de Wgs problematische schulden van hun burgers zo vroeg mogelijk signaleren, zoveel mogelijk voorkomen en zo goed mogelijk verhelpen. Voor dit laatste kunnen gemeentelijke schuldhulpverleners in een zogenoemd minnelijk traject proberen regelingen te treffen tussen schuldeisers en schuldenaren. De schuldenaar lost dan drie jaar lang maximaal af en krijgt daarna kwijtschelding op nog openstaande vorderingen. Willen schuldeisers hieraan niet meewerken, dan kan de schuldenaar op grond van de Wsnp de rechter-commissaris vragen om een wettelijke schuldsanering. Dit verloopt hetzelfde, maar met meer dwang: na drie jaar maximale aflossing heeft de schuldenaar een schone lei. In de Wck is geregeld welke partijen zich met schuldhulpverlening bezig mogen houden. |
Marktwerking
Wat gebeurde er? Jungmann: ‘Aan de incassokant is de druk op mensen met schulden sinds 2000 alleen maar toegenomen. Dit begon al met aanpassingen in de Gerechtsdeurwaarderswet. Vaste tarieven die deurwaarders aan hun opdrachtgevers in rekening mogen brengen, werden losgelaten, met gevolgen natuurlijk voor de zorgvuldigheid van de uitvoering. De introductie van marktwerking zorgde ervoor dat schulden meer en meer als koopwaar werden gezien. Schulden werden opgekocht en doorverkocht, tot schuldenaren het zicht erop geheel kwijt raakten, terwijl de kosten bleven stijgen. Zo werd de positie van mensen met schulden in het nieuwe millennium alleen maar slechter.’
Bezuinigingen
Ontwikkelingen aan de kant van de schuldhulpverlening maakten het er niet beter op. ‘Integendeel,’ zegt Jungmann. ‘Juist in de naweeën van de kredietcrisis, in 2012, besloot het Rijk met de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening enorme bezuinigingen door te voeren. Er moesten meer mensen geholpen worden en ook nog eens met minder geld. Daarbij werden hogere drempels voor wettelijke schuldsanering opgeworpen.’
De gevolgen konden niet uitblijven. Aan het begin van de crisis in 2008 waren rond 45.000 mensen voor schuldhulpverlening aangemeld. In 2014 was dat aantal bijna verdubbeld, naar 89.000. Dit kan zo niet langer, klonk het van diverse kanten. Het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken wijdde er in 2014 zijn jaarboek aan.
Participatiemaatschappij
In het boek en het debat dat rond de schuldenproblematiek begon te woeden, komen drie aspecten herhaaldelijk naar voren: 1) je komt te makkelijk in de schulden 2) je komt er te moeilijk uit en 3) ons stelsel gaat uit van straffen waar helpen op zijn plaats zou zijn.
Nadja Jungmann heeft zich ook over dit laatste al vaak opgewonden: ‘Mensen komen door allerlei omstandigheden in de schulden. Soms door onverstandige keuzen, soms ook gewoon door domme pech. Het probleem in ons systeem is dat kleine bedragen door bijkomende kosten heel snel kunnen oplopen. Mensen zien dan ook al snel geen uitweg meer en gaan enorme stress ervaren. We leren steeds meer over de effecten van chronische stress. Onder andere dat dit funest is voor ons oplossend vermogen. Het idee dat je voldoende zelfredzaam wordt als je je maar veel zorgen maken, is echt een illusie. Een participatiemaatschappij werkt alleen voor mensen met wie het al goed gaat.’
Brede Schuldenaanpak
Uiteindelijk is het schuldenparadigma gaan schuiven. ‘Het besef dat het echt beter moet heeft inmiddels ook in Den Haag post gevat,’ zegt Jungmann. ‘Zo is in 2017 de Brede Schuldenaanpak gestart, een interdepartementaal programma gericht op het tegengaan en oplossen van problematische schulden.’ Een aantal (wettelijke) maatregelen en initiatieven daarin:
- vroegere signalering door melding aan gemeente van achterstanden bij woningcorporaties, energiebedrijven etc.
- meer oog voor mensen met een lichte verstandelijke beperking, mensen met een taalachterstand en mensen in de reclassering
- een noodknop bij het Cjib om het groeien van boetes stop te zetten en een betalingsregeling te treffen
- makkelijker toegang tot gegevens van schuldenaren voor schuldhulpverleners (die vaak zitten te wachten op informatie)
- een milder beleid voor beslaglegging
Publieke en publiek-private interventies
Parallel hieraan zijn veel gemeenten de afgelopen jaren eigen projecten gestart, zo geeft Jungmann aan. Denk aan begeleid budgetbeheer, schuldhulpmaatjes, buddy-apps, samenwerking tussen schuldeisers. Ook zijn er op veel plaatsen publiek-private initiatieven van de grond gekomen, bijvoorbeeld De Nederlandse Schuldhulproute, SchuldenLab, het Jongeren Perspectief Fonds, ONSbank, Helden van de Wil. De overheid heeft de campagne ‘Kom uit de schuld’ gelanceerd om mensen aan te moedigen eerder naar hulp op zoek te gaan en niet uit schaamte in hun schulp te kruipen.
Gedeelde agenda
‘Je ziet dus dat er veel gebeurt en dat de benadering van schuldenaren socialer wordt,’ zegt Nadja Jungmann. ‘Dat is positief, het beweegt de goede kant op. Maar het moet sneller en met meer beleid.’
Op welk niveau dat beleid moet worden gemaakt, ligt delicaat, geeft ze toe. ‘Er is al een enorme versnippering van gemeentelijke regels en het hulpaanbod. Het wiel wordt wel honderd keer opnieuw uitgevonden en mensen verdwalen in de mogelijkheden. Daarbij worden heel veel experimenten niet geëvalueerd, waardoor we er nauwelijks van leren. Dat kan efficiënter. Wetenschap en praktijk zouden veel inniger verbonden moeten worden. Gelukkig wordt onderzoek naar de effecten van interventies op dit moment wel gedaan, maar al met al ontbreekt het nog aan een gedeelde agenda waar alle betrokkenen aan werken.’
Advies
Wat er daarvoor moet gebeuren? In al te radiale verandering gelooft Jungmann zoals eerder gezegd niet, omdat deze ook wat goed gaat overhoop zou kunnen halen. Wel zou ze de regering adviseren op een aantal aspecten heel stevig te gaan sturen en bij te sturen. De belangrijkste:
- intensiveren van toeleiding naar schuldhulpverlening
- versnellen van doorlooptijden van hulpverleningstrajecten
- intensiveren van samenwerking met sociaal domein, zoals re-integratie, jeugdhulpverlening, sociaal raadslieden en gezondheidszorg
- samenbrengen werelden van incasso en schuldhulp
- overwegen een wettelijk recht op een betalingsregeling in te voeren voor schuldenaren
- breder inzetten op initiatieven als ‘rode knop’ van het Cjib, waarmee schuldopbouw wordt stilgezet
- monitoren effect wetswijziging beslagvrije voet, die schuldenaren een bestaansminimum moet garanderen
- onderzoeken effecten interventies en inzetten op bewezen effectieve interventies
De zorgen zijn groot, benadrukt Nadja Jungmann, die aan het eind van de vrijdag nog steeds een heleboel te doen heeft. ‘We zitten in een crisis waarvan het eind nog niet in zicht is. Schuldeisers zijn coulant geweest, maar krijgen het moeilijker naarmate de situatie langer duur. Huishoudens die inkomen hebben ingeleverd, zien de bodem van het spaarpotje steeds dichterbij komen. Volgens berekeningen zouden meer dan een miljoen huishoudens door corona in schuldproblemen kunnen komen. Zijn we daarop voorbereid? We kunnen ons geen verspilling van tijd en geld meer veroorloven.’
Yvonne van Osch is tekstschrijver.
Foto: Femke van den Heuvel (www.femkevandenheuvel.nl)