Ton Wilthagen (58) is er de man niet naar om een lezing lichtzinnig op te vatten. De Tilburger stamt uit een familie van bouwvakkers en is even vooruitstrevend als toegewijd aan het onderwerp. Het staat hem tegen een deftig praatje te houden voor een paar honderd mensen om wie het niet gaat, met een gezellige borrel na afloop. ‘Of je bent dead serious en bereid je heel grondig voor, of je doet het niet’, zegt hij in een kamer van de Tilburg University, waar hij de leerstoel arbeidsmarkt bekleedt.
Participatiewet niet de nodige game changer
De kiem voor zijn concept van een parallelle arbeidsmarkt – voor iedereen die niet op de reguliere arbeidsmarkt werk heeft, ook al is dat maar tijdelijk – werd een jaar of zeven geleden gelegd. Wilthagen stond samen met Jos Verhoeven, directeur van Start Foundation, bij een koffieautomaat op het stadhuis van Eindhoven. Twee gedreven, op vernieuwing gerichte Brabantse mannen. De nieuwe Participatiewet was in aantocht, door Wilthagen samengevat als ‘alle mensen aan het werk bij reguliere bedrijven en de sociale werkvoorziening op slot’. ‘We dachten er hetzelfde over. Deze wet is niet de game changer die we nodig hebben.’
Van onderop werkt het beste
Samen werkten ze een concept uit van een andere arbeidsmarkt. Een waarin mensen die geen regulier werk hebben, activiteiten verrichten die in eng economisch opzicht misschien niet rendabel zijn, maar wel maatschappelijke waarde hebben. De voorbije jaren rijpte hun idee verder. ‘Niet alleen in ons hoofd en op papier, maar ook in de praktijk’, zegt Wilthagen, want op lokaal niveau wordt er al mee geëxperimenteerd.
De laatste inzichten zal hij tijdens zijn lezing uiteen zetten. Het gaat daarbij niet om een pasklaar plan, maar veeleer om een uitgewerkt idee waar in de praktijk nog allerlei haken en ogen aan kleven. ‘Het werkt het beste om dit van onderop te laten ontstaan. Ter plaatse creatieve oplossingen verzinnen. In plaats van eerst een lijst maken van alle mogelijke belemmeringen en dan aan Kamerleden vragen of ze via een motie de wet willen aanpassen.’
Arbeidsmarkt staat gelijk aan Topsport
Wilthagen en Verhoeven schetsen werk op de reguliere arbeidsmarkt als ‘topsport’. De eisen om eraan deel te nemen zullen alleen maar verscherpen. Bedrijven streven maximale efficiëntie na en beschouwen arbeid het liefst als flexibel: inhuren voor de tijd dat je die nodig hebt. Het is een illusie dat werkgevers alle mensen met een (arbeids)beperking, alle langdurig werklozen, en iedereen die niet de juiste ervaring heeft, zullen aannemen. Het is de illusie van de Participatiewet.
Tussen burn out en bijstand
Wat momenteel voor die mensen rest: een uitkering. Een situatie waarin ze geen ervaring opdoen, zich nauwelijks kunnen (bij)scholen en ontwikkelen, en voortdurend beschikbaar moeten zijn voor sollicitaties. ‘Wat zit er tussen burn out en bijstand in?’ vraagt Wilthagen retorisch. ‘Zeker nu de sociale werkvoorziening op slot is gezet.’
Tegelijkertijd zijn er grote maatschappelijke behoeften die niet worden vervuld, zoals het verhelpen van eenzaamheid, het verlenen van zorg, het creëren een veilige, sociale en schone buurt. ‘Veel ouderen zijn eenzaam. Ze zitten thuis en zijn depressief. Als ze vallen, helpt niemand hen overeind. Als ze zich verbranden bij het koken, verbindt niemand hun arm. Terwijl alleen in Amsterdam al 40.000 mensen in de bijstand zitten. Kunnen we dat niet op elkaar betrekken?’
Vele organisatievormen
Nee, zegt Wilthagen, hij wil niet terug naar de Melkertbanen, die in de jaren ‘90 volledig bij de overheid lagen. Noch is het zijn bedoeling om de sociale werkplaatsen opnieuw uit te vinden. Het idee van de parallelle arbeidsmarkt is drastischer, breder, diverser. Wilthagen wil de uitkeringen helemaal afschaffen en iedereen die wat kan (maatschappelijk) productief maken. Hoe dat organisatorisch moet? Dat ligt vooralsnog open.
Er kunnen nieuwe, sociale ondernemingen worden opgericht, met overheids- en privaat geld. Reguliere bedrijven kunnen satellietorganisaties opzetten, om bijvoorbeeld raamkozijnen te laten maken door mensen die dat goed kunnen, maar wat langzamer werken. En ook de oude SW-bedrijven kunnen een plaats krijgen op de parallelle arbeidsmarkt. De veelsoortige organisaties kunnen (maatschappelijk) werk organiseren, maar ook fungeren als ‘detacheringsbedrijf’ of maatschappelijke payroll-organisatie.
2,5 miljoen mensen
De benaming kan misschien wat beter. Een parallelle arbeidsmarkt is te interpreteren als een separate, van de gewone arbeidsmarkt gescheiden wereld. ‘Terwijl de term is bedacht met een parallelle stroomschakeling in gedachten: de rest van de lampjes blijft branden, als er eentje uitvalt, in tegenstelling tot de serieschakeling. Het idee is dat de parallelle arbeidsmarkt is verbonden met de reguliere. Iemand die goed functioneert als teammanager op de parallelle arbeidsmarkt, kan reageren op vacatures op de reguliere arbeidsmarkt. De stap wordt kleiner.’
Al zijn er ook mensen die permanent aangewezen zullen zijn op die andere arbeidsmarkt. Wilthagen onderscheidt drie groepen voor wie de parallelle arbeidsmarkt is bedoeld: mensen die blijvend ondersteuning en een aangepaste werkomgeving nodig hebben; mensen die (nog) niet de vereiste vaardigheden of een diploma hebben, zoals langdurig werklozen of asielzoekers die de Nederlandse taal nog niet machtig zijn; mensen die bij tijdelijke werkloosheid hun vaardigheden op peil houden. Het zijn in totaal circa 2,5 miljoen mensen.
Er wordt Lokaal al geëxperimenteerd
Het gaat weliswaar om een systeemherziening, maar binnen de huidige regelgeving kan er volop mee worden geëxperimenteerd, zegt Wilthagen. Sterker, het gebeurt al. In Amsterdam-Zuidoost werkt de gemeentelijke dienst Werk en Inkomen aan de organisatie van iets wat lijkt op een parallelle arbeidsmarkt. Den Haag wil de veerkracht van een drietal wijken versterken en heeft Wilthagen benaderd om mee te denken. Tilburg heeft aangegeven het in de richting van een parallelle arbeidsmarkt te willen zoeken. En Uden experimenteert al met ‘parallelle activiteiten’. Het gaat daar om voormalig vrijwilligerswerk, waarvoor inwoners worden beloond met uitkeringsgeld. Het doel is om het inkomen van huishoudens zo te verhogen tot aan het minimuminkomen.
Inventarisatie in de praktijk
Met lef en overtuiging is al veel mogelijk, zegt Wilthagen. Gemeenten mogen bijstandsgelden bijvoorbeeld anders inzetten. Evengoed zijn er wel onduidelijkheden en problemen. Hoe verantwoord je de uitgaven boekhoudkundig, zodat ‘de business case’ van parallelle activiteiten helder wordt? De opbrengsten komen immers niet steeds ten goede van de gemeente (denk aan lagere kosten voor zorgverzekeraars). En hoe taxeer je maatschappelijke waarden? Hoe voorkom je oneerlijke concurrentie wanneer een satellietorganisatie van een bedrijf raamkozijnen maakt voor de reguliere markt?
‘We zitten in de fase van inventarisatie en zoeken naar oplossingen. Uitzoeken wat kan en wat niet. Dat kan het beste in de praktijk. Wij willen geen blauwdruk uitvaardigen.’
Het moet over een andere boeg
De titel van Wilthagens lezing luidt ‘Een radicale ommezwaai van de arbeidsmarkt’. Maar is zijn idee wel zo radicaal? Ligt die niet besloten in eenzelfde paradigma als de Participatiewet. Werken, voor geld. Iets als een basisinkomen, zonder tegenprestatie, waar recent nog mee is geëxperimenteerd in Finland – dat zou pas radicaal zijn. ‘Een maatschappelijk zwaktebod’, reageert Wilthagen geprikkeld. ‘Hier duizend euro, en heb een happy life. Zie maar of je zin hebt om iemand te verzorgen. Als ‘ie nog leeft. En tegen mijn kinderen zeg ik: doe je best op school, straks krijg je een basisinkomen. Ik geloof daar helemaal niet in.’
Een parallelle arbeidsmarkt, dat is radicaal genoeg. ‘Nederland loopt in West-Europees perspectief echt achter met de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking. Op de huidige weg doormodderen, heeft geen zin. We leven in een tijd van economische voorspoed, maar er blijkt een grote, robuuste groep te zijn van mensen die niet aan de slag kunnen, buiten de maatschappij staan. Het moet over een andere boeg.’
Marcel van Engelen is journalist en schrijver. Dit artikel verscheen eerder op de website van Movisie.
Foto: astrid westvang (Flickr Creative Commons)