In het hedendaagse publieke debat betitelen mensen elkaar regelmatig als ‘politiek correct’. Het is echter niet altijd duidelijk wat ermee bedoeld wordt. Duidelijk is wel dat politieke correctheid te maken heeft met een welgevallige gedragsopstelling. Deze is op haar beurt verbonden met een politieke stellingname. Het adjectief ‘politiek’ is van betekenis. Met het welgevallige gedrag toont men engagement met een publiek vraagstuk. Sociale wenselijkheid heeft daarentegen betrekking op de dagelijkse omgang, die vaak even beschaafd als schijnheilig kan zijn.
Links en rechts verwijten elkaar politieke correctheid
Politieke correctheid als aanklacht is moeilijk objectief te maken. Temeer omdat engagement vaak op meerdere manieren uitgelegd kan worden. Bijvoorbeeld het wegstrepen van ‘koloniaal taalgebruik’ roept bij tegenstanders het verwijt op van opzichtige deugdzaamheid en betutteling, terwijl voorstanders zich beroepen op broodnodige morele hervorming.
Vanuit conservatieve hoek wordt vaak geclaimd dat politieke correctheid een links fenomeen is. Links neigt in dit beeld tot politieke correctheid omdat ze wordt gestuurd door idealen van maakbaarheid. Haar politieke legitimiteit ontleent ze traditioneel uit het opkomen voor de achtergestelde en dit mondt, volgens conservatieven, uit in een naar-de-mond-praten en de instandhouding van een slachtoffercultuur. Progressieven op hun beurt verwijten conservatieven politieke correctheid als ze politieke leiders zoals Donald Trump of Geert Wilders napraten
Geladen, maar ook neutraal begrip
Politieke correctheid is een retorisch geladen begrip, maar kent ook een neutrale, moraalpsychologische betekenis. Zo onderhoudt politieke correctheid een verwantschap met hypocrisie, opgevat als de kloof tussen wat we inwendig denken en naar buiten toe laten zien.
Conformistisch gedrag beschrijft dat deze kloof volgt uit angst voor sociale repercussies. Een individu vreest uitstoting of het vallen buiten de sociale norm en is daarom geneigd tot aanpassing. Dogmatisch gedrag beschrijft dat de kloof volgt uit moreel superioriteitsgevoel. Politieke correctheid uit zich dan als een demonstratieve deugdzaamheid.
Zowel conformistisch als dogmatisch politiek correct gedrag kan schijnheilig zijn. We zijn er nooit helemaal zeker van of onze innerlijke motieven wel helemaal stroken met wat we aan de buitenwereld laten zien.
Politieke correctheid heeft een universele betekenis, maar is bij uitstek ook een teken des tijds. Ze is vandaag de dag vooral een zelfstandig strijdpunt in een online cultuurstrijd. Die strijd zien we zowel online als offline terug in het islamdebat in Nederland. Gezien het feit dat de islam altijd al bij uitstek een splijtzwam in de samenleving is geweest wat betreft politieke correctheid is dit een relevante casus om in deze context eruit te lichten.
Strijdpunt in islamdebat
Ongeveer twee jaar geleden publiceerde NRC Handelsblad een artikel over een vermeende ‘oorlog in de islamologie’ tussen wetenschappers die zich vooral zorg maakten over de radicale islam, terwijl anderen zich voornamelijk druk maakten over moslimhaat.
In het artikel betitelde de Tilburgse arabist Jan Jaap de Ruiter de Amsterdamse hoogleraar Annelies Moors en de Nijmeegse salafisme-deskundige Martijn de Koning - twee vooraanstaande islamologen – als vertegenwoordigers van de politiek correcte stroming binnen het islamdebat die geen kritiek uitten op moslims, uit angst om in het ‘foute’ hoekje geplaatst te worden.
Schetste De Ruiter een terecht beeld? Zijn er inderdaad wetenschappers die zich inhouden als het om kritiek op de islam gaat, of alleen wenselijke meningen geven om de beeldvorming te beïnvloeden?
Een andere, meer recente casus biedt inzicht. Het gaat hier om het debat rond de publicatie van het boek Waarom haten ze ons eigenlijk?, in De Balie in januari 2017. Tijdens dit debat verkondigden critici van de islam, zoals de Vlaamse publicist Wim van Rooy en ex-PVV-er Bernadette de Wit, standpunten over de islam en moslims die op gespannen voet staan met de rechtsstaat. Er kwam veel kritiek op dit debat, maar die kritiek richtte zich niet alleen op de inhoud. Zowel vanuit de wetenschap als de politiek klonk vooral bezwaar tegen het feit dat dit debat überhaupt had kunnen plaatsvinden.
Paul Cliteur, een van de deelnemers aan het debat, verdedigde de bijeenkomst door te stellen dat de stemmen die daar aanwezig waren ook gehoord moesten worden, want, aldus Cliteur, ‘het zijn stemmen die (…) gemeden worden in het publieke debat terwijl ze problemen aankaarten waar de samenleving geen antwoord op heeft.’
Islamkritiek is nieuwe politieke correctheid
De ophef illustreert de verschillende vormen van politieke correctheid die in het islamdebat voorkomen. De critici op het debat reageerden vanuit de visie dat de geuite meningen in De Balie onacceptabel waren, en daarom geen podium zouden moeten krijgen. Hier zien we de dogmatisch politiek correcte reflex optreden.
Cliteur stipte aan dat juist politiek incorrecte stemmen ook gehoord moeten worden, omdat die te weinig ruimte krijgen in het debat. Daarbij miste hij het punt dat kritische opvattingen over de islam gaandeweg dominanter zijn geworden in de samenleving. Een ontwikkeling waar sommige wetenschappers tegen ageren.
Zo zien we in Nederland een kloof ontstaan tussen de manier waarop in de wetenschap -en binnen een bredere bovenlaag- over de islam wordt gedacht en geschreven, en hoe de rest van de samenleving erover denkt. In die bovenlaag is het nog lang niet altijd bon ton om kritiek te uiten op de islam of op het handelen van moslims.
Tegelijkertijd zijn in de rest van de samenleving islamkritische of zelfs anti-islamitische meningen steeds breder vertegenwoordigd. Recent zijn zij zelfs de publieke perceptie van de islam gaan domineren, en het lijkt erop dat kritiek op de islam de nieuwe maatschappelijke politieke correctheid aan het worden is. Mensen die in de islamwetenschap politieke correctheid aan de kaak stellen, gaan vaak voorbij aan deze nieuwe interpretatie.
Dit heeft tot gevolg dat sommige meningen over de islam in het debat meer welgevallig geacht worden dan andere. En als reactie hierop is het niet onwaarschijnlijk dat sommige wetenschappers, en met hen vele anderen in de bovenlaag van de samenleving, zichzelf geregeld censureren of dat zij proberen meer welgevallige meningen te verkondigen, om zo volgens hun eigen opvatting politiek correct te lijken.
Gerben Bakker en Gert Jan Geling zijn beiden docent aan de Haagse Hogeschool. Samen schreven zij het boek ‘Over Politieke Correctheid’, een uitgave van Boom uitgeverij. Het boek is dit jaar geselecteerd voor de shortlist voor de Socratesbeker.
Foto: Bas Bogers (Straatfotografie.com)