Nederlanders zijn best tevreden over de zorg

Burgers zijn tevreden over de zorg. Tegelijkertijd zien ze de zorg als een maatschappelijk probleem met bureaucratie, wachtlijsten en hoge kosten voor gebruikers. Vooral mensen met lage inkomens maken zich zorgen of zij later nog wel de medische zorg en ouderenzorg krijgen die zij nodig hebben.

Met een zekere regelmaat verschijnen er berichten in de media die stellen dat de Nederlandse gezondheidszorg onder de beste van Europa of de wereld geschaard kan worden. In het regeerakkoord van dit kabinet is te lezen dat onze zorg niet voor niets tot de beste van Europa behoort. Ervaren burgers, die vooral als klant met de zorg te maken hebben, dat ook zo? Zijn zij even trots op onze zorg als de regering of klagen ze vooral?

Sinds 2008 vraagt het SCP in het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) elk kwartaal aan een steekproef uit de bevolking om met trefwoorden op te schrijven wat zij de grootste problemen en de sterke punten van Nederland vinden. Opvallend is dat zowel bij het problemenlijstje als bij het sterke-punten-lijstje de zorg hoog scoort. Begin 2019 noemt 26 procent van de deelnemers spontaan de zorg als probleem en 17 procent als sterk punt en dat is een hoog percentage bij open vragen waar alles genoemd mag worden.

Goed en niet goed in de zorg

In de tweede kwartaalmeting van 2019 stelden we open vragen over wat er goed en minder goed gaat in de Nederlandse gezondheidszorg en voerden we groepsgesprekken hierover. Bij het benoemen van het goede in de zorg zien we de elementen van het stelsel zoals het oorspronkelijk bedoeld en opgebouwd is: voor iedereen toegankelijke voorzieningen die er in voldoende mate zijn, zorg van goede kwaliteit, met goed opgeleid, deskundig personeel, nieuwe technologie en aandacht voor innovatie. Men noemt hierbij vooral het ziekenhuis.

Bij het benoemen van het slechte aan de zorg ontstaat het beeld dat we de goede potentie geweld aan doen door een reeks van factoren: te weinig personeel met een te laag salaris en te hoge werkdruk, wachtlijsten, te hoge kosten voor gebruikers en bureaucratie. Met als resultaat dat er te weinig aandacht is voor de patiënten, voor ouderen en voor mensen in het algemeen. Alles bij elkaar gaat de care hier meer onder gebukt dan de cure.

Als achterliggende oorzaken worden de (macht van) de zorgverzekeraars en de farmaceutische industrie genoemd, evenals de marktwerking en de managers. Men vindt dat het anders moet: vaak wil men dan het ziekenfonds terug of in ieder geval een over­heidsverzekering zonder winstoogmerk.

Meerderheid wil méér geld voor zorg

In de kwartaalmetingen vragen we ook aan welke beleidsterreinen de overheid meer of juist minder geld zou moeten besteden. In het voorjaar van 2019 vindt 75 procent van de Nederlanders dat de overheid (veel) meer geld zou moeten uitgeven aan verbetering van de gezondheidszorg. Daarmee staat deze post al meer dan tien jaar in de top van de publieke begro­tingsprioriteiten. Het is zelf zo dat 71 procent vindt dat de overheid ook meer geld aan zorg moet besteden als dat ten koste gaat van andere begrotingsposten.

Dat extra geld zou dan naar de posten moeten die aansluiten bij de genoemde goede en slechte punten. Investeren in personeel en ouderenzorg zijn de belangrijkste. Meer personeel, beter salaris en minder werkdruk ziet men als noodzakelijk, vanwege de vergrijzing en omdat er minder mensen in de zorg willen werken.

Maar ook om fouten te voor­komen, eenzaamheid (bij ouderen) tegen te gaan en meer tijd te hebben voor patiënten. Bovendien zou er geld uitgegeven moeten worden om de zorg­kosten van burgers te verminderen, met name door minder marktwerking in de zorg. Verder wil men inves­teren in de kwaliteit van de zorg; in innovatie; kijken hoe geld efficiënter besteed kan worden; en zorgen dat de zorg voor iedereen toegankelijk blijft.

Niet iedereen vindt dat er geld bij moet in de zorg: 18 procent van de Nederlanders vindt dat er nu genoeg geld naar toegaat, 1 procent wil er min­der aan besteden. Het meest genoemde argument hierbij is dat het budget dat al naar de zorg gaat efficiënter besteed moet worden. Dan gaat het om zorgen dat het geld op de juiste plek terechtkomt: niet bij managers, verzekeraars of farmaceuten, maar bij de behandelingen en mensen die het werk doen. Dan wordt de zorg goedkoper en hoeft er geen geld bij.

Groot verschil in ervaren impact op het eigen leven

Dat de gezondheidszorg een belangrijk maatschappelijk probleem is, wordt breed gedeeld. Vrouwen en ouderen noemen het wel vaker dan jongeren en mannen, maar de verschillen naar opleidingsniveau zijn beperkt. Die doen zich wel voor als we kijken naar de toekomstverwachtingen. Mensen in een financieel kwetsbare positie maken zich vaker zorgen of zij in de toekomst nog wel de medische zorg of ouderenzorg krijgen die zij nodig hebben. Hoger opgeleiden maken zich daarover veel minder persoonlijke zorgen.

Dit verschil in perspectief zagen we in de groepsgesprekken ook duidelijk terug. In groepen met lager opgeleide deelnemers zijn de gesprekken over hoge zorgkosten veel persoonlijker dan in groepen met hoger opgeleiden. Beide groepen zien de zorgkosten voor zichzelf stijgen, maar bij mensen in een financieel kwetsbare positie leiden de hoge kosten aan het eind van de maand tot problemen. De hoger opgeleiden in ons onderzoek kijken met een zekere afstand naar het systeem. Zij hebben, kort door de bocht, de luxe om het niet direct op hun eigen portemonnee te betrekken.

Zorgen over een groeiende tweedeling

Ons onderzoek laat zien dat we in Nederland in de ogen van burgers over een in principe goed stelsel van (gezondheids-)zorg beschikken. Tegelijkertijd wordt dat goede aan de zorg overschaduwd en bedreigd door personeelstekorten, hoge werkdruk, bureaucratie en wachtlijsten.

De zorgen over de zorg staan niet op zichzelf. Mensen plaatsen ze binnen de context van de steeds hogere kosten van het levensonderhoud en een groeiende tweedeling tussen mensen met wie het goed gaat en mensen die buiten de boot vallen.

Er is in Nederland veel mogelijk – ook op het gebied van de zorg – maar vooral mensen met een lager opleidingsniveau of een precaire financiële situatie zijn ongerust dat zij weleens diegenen kunnen zijn voor wie al dat goede in de toekomst niet meer bereikbaar is.

Sjoerd Kooiker en Josje den Ridder werken bij het Sociaal en Cultureel Planbureau.

 

Foto: Sharon McCutcheon via Unsplash