De terugkeer van sociale controle

Toezichthouders hebben de neiging zichzelf steeds groter te maken. Volgens Pieter Hilhorst en Jos van der Lans ondermijnen zij daarmee het zelfcorrigerend vermogen. Zelfs toezicht houden kunnen burgers zelf doen. Een pleidooi voor neosocialisering. 

Na de horrorpraktijken van Robert M. concludeerde een speciaal ingestelde commissie dat  alle crèches het vier-paar ogen principe zouden moeten hanteren, zodat er altijd twee volwassenen zijn die de kinderen kunnen zien. Bovendien pleitte de commissie voor een krachtig toezichts- en handhavingsbeleid’. Het is een goed voorbeeld van hoe toezicht zich als vanzelf groter maakt. Om in de toekomst ongelukken uit te sluiten vertoont het een natuurlijke gulzigheid, toezichthouders breiden hun terreinen voortdurend uit. Simpel geredeneerd was de taak van de betreffende commissie uit te zoeken hoe dit misdrijf heeft kunnen plaats vinden. Maar uiteindelijk eindigt het in een diagnose van een hele sector en een stapeling van maatregelen waar iedere betrokkene mee te maken krijgt.

De toezichtdynamiek volgt vrijwel altijd hetzelfde patroon: ergens doet zich een probleem of ernstig incident voor. De media pakken dat op, waardoor het probleem op het bordje van de overheid en dus de politiek terecht komt. Vanaf dat moment komt het incident in de sfeer van verwijtbaarheid. Alerte en meestal oppositionele politici spreken de verantwoordelijke bestuurder(s) erop aan. Ze stellen hem/haar verantwoordelijk. De bezweringsformule van de bestuurder  luidt dan: dit zal geen tweede keer zal gebeuren.

Dat kan vervolgens alleen door dwingender regels voor te schrijven en die moeten natuurlijk gecontroleerd worden. Meer toezicht dus, uitgeoefend door daartoe apart in het leven geroepen, vaak centralistisch aangestuurde organen. Bij elkaar genomen vormen zij de afgelopen decennia (met de sector beveiliging) het snelst groeiende onderdeel van de publieke sector. Zij bewaken of de papieren wel op tijd zijn ingeleverd, of de procedure wel gevolgd is, de verantwoording volgens de letter van de regeling is uitgevoerd, of alle handtekeningen er wel staan, of de vergunning correct is aangevraagd.

Extern toezicht ondermijnt het zelfcorrigerend vermogen

Een groot probleem van deze toezichtinflatie is dat het na verloop van tijd vrijwel altijd verwordt tot een administratieve vorm van beheersing. De gemeente en de toezichthouders hebben, in het licht van alle andere prioriteiten, simpelweg niet voldoende tijd en menskracht om met een vertrouwenwekkende frequentie alle plekken waar zich ongelukken kunnen voordoen te inspecteren. Toen in 1991 even buiten Culemborg een vuurwerkfabriek ontplofte, leidde dat aanvankelijk tot strengere regels en controle. Al snel verslapte de publieke en bestuurlijke aandacht voor regels en voor inspecties. Daardoor kon het gebeuren dat in 1999 in Enschede een explosie in een vuurwerkdepot een complete woonwijk van de kaart veegde. Logische conclusie: het toezicht was ernstig tekortgeschoten. Dat beeld werd zo hardnekkig dat de twee eigenaren van het bedrijf SE Fireworks, die willen en wetens op een onverantwoorde wijze extreem explosief vuurwerk in hun containers hadden opgeslagen, zichzelf vrijpleiten van schuld. Niet zij waren de boeven, maar de controle van de overheid had gefaald. Dat is de meest perverse gedaante van de toezichtparadox: hoe meer de nadruk op toezicht komt te leggen, hoe groter de verantwoordelijkheid is die in de richting van de toezichthouder wordt geschoven. Anders gezegd: extern toezicht ondermijnt het zelfcorrigerend vermogen.

Kan het ook anders? Kan de beweging van sociaal doe-het-zelven en het verleggen van macht en verantwoordelijkheid naar arrangementen die voor mensen betekenisvol zijn en waar mensen zich eigenaar kunnen maken van oplossingen ook een antwoord bieden op deze toezichtinflatie? Volgens ons kan dit. Oók, of misschien wel juist toezicht is iets wat mensen in hoge mate beter onderling en met elkaar kunnen realiseren. Het is heel goed mogelijk dat instellingen in de publieke sector bij elkaar in de keuken kijken en elkaar de maat nemen. Alleen is dat op dit moment not done. Het aan de orde stellen van het problematisch handelen van mensen bij andere instellingen wordt als oncollegiaal beschouwd. Dat doe je niet. De bloemrijke Engelse uitdrukking daarvoor is the conspiracy of silence.

Er is in Nederland een potsierlijk stelsel opgebouwd van allerhande kwaliteitscontroles en inspectiediensten, van governance codes en visitatiecommissies, van keurmerken en ISO-certificaten. Als het gaat om kwaliteitsnormen is er op basis van zelfregulering een flinke tak van dienstverlening gegroeid die voortdurend bezig is met prestaties van instellingen en kwaliteit van dienstverlening. Het aantal te halen certificaten is zo groot geworden dat het in zijn veelvoud weinigzeggend is geworden. Het is toch vooral een verplicht nummer voor de buitenwacht. Bij tijd en wijle wordt alles keurig opgepoetst en iedereen in het gareel gezet als de kwaliteitsbewakers hun ronde doen. Toezicht blijft in Nederland zo iets wat van buitenkomt en daardoor het overheersende beginsel van non-interventie onaangetast laat. Daarmee draagt het eerder bij aan de bureaucratische vervreemding die professionele praktijken is gaan kenmerken dan dat het deze bestrijdt.

Toezicht is een kwestie van gedurfd organiseren

Toezicht en controle moeten daarom niet extrinsiek worden gestimuleerd, maar intrinsiek worden gemotiveerd. Wie kan er nu beter de kwaliteit van bijvoorbeeld de kinderopvang beoordelen dan collega’s uit de sector? Hetzelfde geldt voor opleidingen. Of ziekenhuizen.  Of corporaties. Dat is een kwestie van gedurfd organiseren. Daarbij kan gezocht worden naar vormen die ontsnappen aan de vrijblijvendheid die kwaliteitstoetsen nu vaak kenmerken.

Laten we ons  bij wijze van gedachtenexperiment eens voorstellen dat de commissie die een paar jaar geleden de zedenzaak Robert M. onderzocht in haar streven naar kwaliteitsverbetering van de kinderopvang niet de klassieke weg van centraliserende kwaliteitscontrole was opgeslagen. En bijvoorbeeld had voorgesteld dat kinderopvanginstellingen zich aaneensluiten in kwaliteitskringen van pakweg tien tot vijftien kinderdagverblijven, die elkaar op alle relevante aspecten gaan ondervragen en beoordelen. Die leden van een kwaliteitskring zijn voor elkaar verantwoordelijk. Schiet er een instelling tekort, dan schieten ze alle tien tot vijftien tekort. Krijgt er één instelling een boete, dan verliezen ze allemaal het voordeel van een licht toezichtregime. Door die collectieve sancties ontstaat een systeem waarbij de betrokken instellingen er een groot belang bij hebben elkaar stevig bij de les te houden. Het voordeel is dat de overheid anders en minder bureaucratisch hoeft te controleren. Zij kan streng zijn voor organisaties die er een potje van maken, en ruimte maken voor organisaties die met elkaar de kwaliteitscontrole ter hand durven te nemen.

Hoe Amsterdam de taxibranche bij de les houdt

Op een vergelijkbare wijze poogt de gemeente Amsterdam inmiddels de taxibranche bij de les te houden. Jarenlang was het wildwest bij de belangrijke taxistandplaatsen op het Centraal Station en het Leidseplein. Strenger toezicht, meer handhavers, striktere vergunningsregels – het wilde maar niet werken. Verantwoordelijk wethouder Eric Wiebes besloot uiteindelijk om een einde te maken aan dit ‘kleuterklasmodel’, waarin er volgens hem al meer gemeentelijke toezichthouders op taxi’s zaten dan juffen in een kleuterklas. Zijn oplossing was simpel. De gemeente bepaalt welke bedrijven wel of niet worden toegelaten, wat die bedrijven moeten doen (en vooral niet moeten doen) wordt vastgelegd in vergunningen. De bedrijven worden geacht hun chauffeurs in het gareel te houden. Bij overtredingen van een chauffeur krijgt het bedrijf een forse boete, en bij herhaling verliest het hele bedrijf de vergunning. Kortom, een wanstaltige taxichauffeur riskeert de broodwinning van vele collega’s. Het gevolg is dat deze collega’s elkaar in de gaten houden, elkaar controleren.

Dit type peer-to-peer-toezicht moeten we op een intelligente en stimulerende wijze  gaan ontwikkelen om te ontsnappen aan de wedloop van toezicht en controle. Na een  periode die gedomineerd werd door neoliberale denken kan daarmee een proces van neosocialisering op gang komen. De nadruk op netwerken, de kracht van amateurs en coöperaties, het principe van de eigen kracht zijn allemaal elementen die bijdragen aan een herordening in de verhouding tussen burgers, instituties en overheden. Die verandering gaat echter niet alleen over mooie initiatieven van burgers om het heft in eigen handen te nemen; dat is te paradijselijk. Het moet verder gaan. Het gaat ook om het mogelijk maken van collectieve verantwoordelijkheid en onderlinge controle. Het zou bizar zijn om de samenleving te neosocialiseren en de controle daarop in handen van bureaucratische instanties te houden. Dat moeten we dus niet doen. Wie de verantwoordelijkheid van burgers en professionals vergroot moet ze ook in staat stellen om de kwaliteit van de organisatorische verbanden die hen ten dienste zouden moeten staan zelf te controleren.

Deze bijdrage is een ingekorte versie van het hoofdstuk ‘Neosocialisering’ uit het boek Sociaal doe-het-zelven. De inspiratie en de politieke praktijk, dat Pieter Hilhorst en Jos van der Lans op donderdagavond 3 oktober presenteren in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. Meer informatie over het boek treft u hier aan.

  Sociaal doe-het-zelven. De idealen en de politieke praktijk  gaat over de manier waarop mensen het heft in eigen hand nemen om  de greep op hun leven of de zaken die zij belangrijk vinden te verbeteren. Het boek gaat over de kracht van het ideaal, geeft inspirerende voorbeelden uit de praktijk, en beschrijft wat de politiek hiervan kan leren.

Presentatie: donderdag 3 oktober, 20.00 uur,
Locatie: Pakhuis de Zwijger, Piet Heinkade 179, Amsterdam

Prijs: € 17,95  Klik voor meer informatie hier.

 

 

Dit artikel is 5013 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (8)

  1. Sociale controle, sociale controle is er om toezicht te houden op elkaar en voor elkaar. Hierdoor kunnen/hebben wij een veiliger bestaan. Ik zou als ik de overheid was meer gaan toeleggen op sociale controle zodat men het dichterbij zichzelf zoekt.

  2. Sociale Controle is van belang om samen tot nieuwe hoogtes te reiken. Ook in deze situatie is het essentieel om goed op elkaar te letten om ervoor te zorgen dat dit niet meer gebeurt. Aan de hand van Sociale Controle moet dit goed komen.

  3. Er zijn meerdere Sociale Controle voorbeelden te noemen, maar de essentie is dat het een belangrijk onderdeel is van onze maatschappij. We kunnen niet blind vertrouwen op de overheid om orde te houden. We moeten elkaar corrigeren en op die manier werken aan een betere toekomst.

  4. Mooi verhaal. Ik denk dat het uiterst belangrijk is dat we elkaar gaan controleren en corrigeren aan de hand van Sociale Controle. De voorbeelden die hier worden genoemd zijn slechts een druppel op de hete plaat. Om vooruit te kunnen met onze maatschappij moeten we niet alleen vertrouwen hebben in de autoriteiten, maar ook in elkaar. Dit bereiken we door voor onze normen en waarden te gaan staan en mensen die hier ver van afwijken hierop aan te spreken en ze zo te laten inzien dat we willen werken aan een betere wereld.

  5. Ik denk dat Sociale Controle nog altijd belangrijker is in onze maatschappij dan de verantwoordelijk extern vergeven aan bijvoorbeeld een bedrijf. Je ziet anno 2017 steeds meer buurtinitiatieven ter preventie om zo criminaliteit tegen te gaan en dit is een goed ding. Hier in Alkmaar zijn de problemen in mijn wijk erop achteruitgegaan door kleine dingen als whatsapp buurtgroep en een maandelijkse wacht. Het is de manier van de toekomst.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.