Het afgelopen decennium zijn vrijwel alle grote en middelgrote gemeenten gaan werken met sociale wijkteams. Je zou denken dat die trend een schot voor open doel vormde voor het collectieve sociaal werk: sociaal wijkteam klinkt immers als ‘sociaal’ bezig zijn in en met de wijk, en is van oudsher de habitat van sociaal-cultureel werkers en opbouwwerkers. Eerlijk gezegd kon ik mezelf ook niks anders voorstellen: waarom sociale wijkteams optuigen als ze verder niks doen met de wijk zelf?
Individuele aanpak domineert
En toch is dat precies wat er gebeurd is. De sociale wijkteams blijken hun naamgeving en daarmee ook hun belofte onvoldoende waar te maken. In plaats daarvan domineert een individuele aanpak, wat onder meer te wijten zou zijn aan een hoge caseload en een overkill aan administratieve taken. Omdat de transformatiedoelen eerder verder weg dan dichterbij kwamen, hebben gemeenten inmiddels een nieuw hoera-begrip in het leven geroepen.
Hoog op de agenda’s staat nu ‘de sociale basis’, een soort van samenlevingsopbouw 2.0, een combinatie van sociale infrastructuur en informele hulpbronnen. De titel van de startnotitie De sociale basis terug van weggeweest van Movisie die deze ontwikkeling beschrijft, verraadt dat het hier vooral oude wijn in nieuwe zakken betreft.
Wat houdt collectief sociaal werk in?
Wat houdt dat collectieve sociaal werk nou precies in? In de naam zit het antwoord; het betreft hier interventies met groepen, wijken en gemeenschappen. Veelgenoemde activiteiten die hiermee samenhangen, zijn het versterken van sociale samenhang, sociale netwerken, een inclusieve samenleving of sociale cohesie.
Een collectieve aanpak is relevant voor uiteenlopende doelgroepen. In principe voor alle buurtbewoners, meer in het bijzonder voor bijvoorbeeld mensen met een licht verstandelijke beperking, kwetsbare ouderen, mensen met psychosociale problemen of jeugdigen in problematische situaties. Het gaat daarbij niet alleen om het ondersteunen of stimuleren van burgerinitiatieven, vrijwilligerswerk, sport of culturele activiteiten; het gaat ook om het creëren van ontmoetingsmogelijkheden in de wijk of andere manieren om mensen met elkaar in contact te brengen, of mensen met drempelvrees te bewegen naar activiteiten, al dan niet met lotgenoten.
Samenwerken met alle betrokkenen
Een collectief werkende professional werkt samen met wie er dan ook allemaal betrokken zijn bij mensen die op de een of andere manier in een achterstandssituatie terecht zijn gekomen. Van woningcorporaties tot politie, scholen of de Albert Heijn. Daarnaast werkt de collectief werkende professional samen met naasten van bijvoorbeeld jeugdigen of mensen met psychiatrische problematiek.
Het is van wezenlijk belang dat collectief sociaal werk gebeurt vanuit een gedegen theoretisch onderbouwde visie. Zonder zo’n gedeelde visie verzandt het in ‘activiteiten doen met de mensen’: we vragen wat de buurt nodig heeft en dan gaan we dat organiseren en iedereen zet zijn schouders eronder.
Empowerment gaat over macht en kracht
Wat mij betreft biedt empowerment die brede en verdiepende visie. Dat betekent meteen ook dat collectief werken niet los te zien is van de individuele of politiek-maatschappelijke dimensie van sociaal werk, maar dat het zich erdoor omringd weet. Empowerment gaat over macht en kracht als twee kanten van dezelfde medaille. Op individueel niveau gaat het om het (terug)vinden van de persoonlijke kracht en het vertrouwen en de wil om de persoonlijke situatie te beïnvloeden. Ieder mens heeft daar ook anderen bij nodig: de tweede dimensie betreft dan ook het mobiliseren van informele hulpbronnen.
De derde dimensie gaat over het bredere politiek-maatschappelijke gebied: de macht of invloed om veranderingen door te voeren. Denk bijvoorbeeld aan de toegankelijkheid van voorzieningen of het beïnvloeden van wet- en regelgeving. Het individuele mag nooit losgezongen raken van het collectieve, en omgekeerd geldt hetzelfde. Kortom: om mensen te helpen sterker te staan, zul je ook moeten stilstaan bij hun individuele situatie.
De basis van sociaal werk
Collectief sociaal werk ligt aan de basis van het gehele sociaal werk, ook van bijvoorbeeld de jeugdzorgwerker en de ggz-agoog. Het is van wezenlijk belang voor de kwaliteit van onze samenleving. Niet vanwege het afschalen, omdat het goedkoper zou zijn, vanwege ‘het belang van de sociale basis’ of de participatiesamenleving. Maar omdat verbinding met anderen bijdraagt aan welzijn. Of, zoals ik ‘geluksprofessor’ Patrick van Hees eens hoorde zeggen: ‘Geluk is andere mensen’.
Problemen in onze maatschappij zijn vaak complex
Sociaal werkers krijgen in hun werk te maken met een grote diversiteit aan (groepen) mensen met een uiteenlopend palet aan maatschappelijke problemen en vraagstukken. Of het nou gaat om multiprobleemgezinnen, verslavingsproblematiek of armoede; het betreft vrijwel altijd ingewikkelde vraagstukken waar geen quick fix voor is. Het zijn bovendien nooit alleen individuele kwesties, maar vraagstukken die ook situationeel en sociaal verklaarbaar zijn.
Die complexiteit moeten werkers kunnen doorzien en − als de situatie daarom vraagt – is het belangrijk dat ze de krachten weten te bundelen met andere betrokkenen. En dat is niet gemakkelijk, zo blijkt. Veel sociale professionals vinden het moeilijk om verder te kijken dan de persoonlijke situatie en haken af als ze weerstand zien bij cliënten wanneer het betrekken van het sociaal netwerk of bijvoorbeeld vrijwilligersinitiatieven of lotgenoten ter sprake komt. De wijze waarop zorg en welzijn georganiseerd en gefinancierd worden, maakt dat ook niet gemakkelijk.
Voorkeur studenten voor individueel gerichte profielen
Ook in de Social Work-opleidingen zien we die disbalans tussen individueel en collectief terug. De bacheloropleiding Social Work mondt doorgaans uit in drie verschillende profielen: Welzijn & Samenleving, Jeugd en Langdurig Complexe Zorg. Helaas is het meest collectief georiënteerde profiel Welzijn & Samenleving bij veel Nederlandse Social Work-opleidingen het kleinst in omvang. Tegelijkertijd doen opleidingen hun uiterste best om de kernelementen van het meest collectief georiënteerde profiel – Welzijn & Samenleving − te laten terugkomen in de verschillende afstudeerrichtingen, en dat lukt vaak aardig goed.
Desondanks blijft het jammer dat studenten na een (meestal tweejarige) gemeenschappelijke basis geneigd zijn en masse te kiezen voor de andere twee profielen. Dat doen ze onder meer omdat ze daarmee een registratie kunnen behalen – als ggz-agoog of jeugdzorgwerker – die toegang geeft tot specifieke functies waarvoor ze zonder die registratie niet in aanmerking (zouden kunnen) komen.
Problemen benaderen vanuit de maatschappelijke context
Het is wenselijk dat veel meer studenten kiezen voor Welzijn & Samenleving, zodat ze zich langduriger kunnen verdiepen in collectieve werkwijzen en benaderingen, en intensiever kunnen leren van praktijken waar individuele problemen in en met hun context geadresseerd worden. Dat verdient de sociale complexiteit van de vraagstukken waarmee ze van doen hebben. En dat verdienen de mensen die hulp nodig hebben.
Want ook mensen in een kwetsbare positie willen gewoon burger zijn en een waardevol leven leiden waarin ze ertoe doen. Het blijft daarom belangrijk om mensen te verleiden, te enthousiasmeren en te stimuleren in het toelaten van anderen maar ook vanuit maatschappelijk perspectief te werken aan inclusie en het voorkomen van sociale uitsluiting. Simpelweg omdat ieder mens andere mensen nodig heeft en omdat verbondenheid met anderen een van de meest essentiële ontwikkelingsmogelijkheden is waarover je als mens kunt beschikken.
Verbinding met anderen is essentieel
In dat opzicht is autonomie een overgewaardeerd begrip, want juist als het leven moeilijk wordt, hebben we andere mensen nodig. Als iemand zelf die aansluiting bij andere mensen niet (meer) heeft, is collectieve hulpverlening essentieel. Wanneer we louter op individuele hulpverlening focussen, ontzeggen we mensen die deze verbinding ontberen die broodnodige verbondenheid.
Lilian Linders is lector Empowerment en Professionalisering Sociaal Domein en redactielid van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Dit artikel verschijnt in het herfstnummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken (2019), met een dossier over de 'nieuwe sociaal werker'.
Foto: Adrian Michael (Flickr Creative Commons)