Sociologisch denken is niet voor bange mensen

De (neuro)psychologie overheerst het maatschappelijk debat. Die dominantie miskent de sociale complexiteit van alledag, betoogt Mark van Ostaijen in zijn nieuwe boek. Al is sociologisch denken niet per se gemakkelijk.

Het kan weinigen zijn ontgaan: psychologie is ‘hot’. Dat valt af te lezen aan het aantal zelfhulpboeken om ‘je zelf’ of ‘het merk ik’ te ontwikkelen, de aandacht voor mindfullness en de duizenden studenten psychologie die zich jaarlijks inschrijven aan Nederlandse universiteiten.

Het is ook te merken aan de populariteit van Psychologie Magazine dat, tegen alle bladenmalaise in, een aanzienlijke groei doormaakte. Wijlen Hendrik Jan Schoo, mede-oprichter van het blad, verklaarde ooit in NRC Handelsblad dat ‘we in Nederland natuurlijk wel geëvolueerd zijn van een sociologisch naar een psychologisch mens- en wereldbeeld. We zijn tegenwoordig veel meer geïnteresseerd in het individu dan in het collectief.’

Niet voor niets trad neuropsycholoog Erik Scherder driemaal op tijdens DWDD University en werd het neuropsychologische Wij zijn ons brein van Dick Swaab een regelrechte bestseller. Van dat boek, waarin het individu wordt voorgesteld als een op zichzelf staand, gedetermineerd brein, werden 425.000 exemplaren verkocht.

Het sociale als residu

Mede als gevolg daarvan hebben neuropsychologen, psychiaters en psychologen een steeds prominentere positie verworven in het publieke debat. Of het nu gaat om het verklaren van depressies, vakantiegedrag, zelfdoding en zelfs massabewegingen – de (neuro)psychologie weet raad.

Psychologen zijn experts op het gebied van cognitieve en individuele handelingen. Voor het begrijpen van sociaal gedrag zijn ze beperkt toegerust. Traditioneel hanteert de psychologie het paradigma van het individu, waarbij ‘de samenleving’ weinig méér is dan een verzameling individuen. In dat licht is ‘het sociale’ niet meer dan een residu, een optelsom van individueel handelen, verklaarbaar door ‘een onveilige hechting’ of ‘een verstoorde neurologische ontwikkeling in de vroege fase’.

Neuropsychologen veronderstellen dat ons gedrag al in de embryonale fase wordt voorgeprogrammeerd. Om Dick Swaab aan te halen: ‘alleen een foetus heeft wat vrije wil, maar die kan er niks mee. Kort daarna ben je een beschreven blad.’ Het zadelt ons op met een vorm van determinisme en een nogal beperkt maatschappelijk perspectief.

Publieke sociologie lijkt verdwenen

Die (neuro)psychologische dominantie gaat ten koste van het belang van sociologie. Want na ‘de grote’ publieke sociologen, zoals Jacques van Doorn, Joop Goudsblom, Abram de Swaan, Kees Schuyt en Anton Zijderveld, is een leemte ontstaan die vooral wordt opgevuld door psychologen, psychiaters, biologen en filosofen. Zo kennen we bijvoorbeeld een Denker des Vaderlands, een Maand, een Dag én een Nacht van de Filosofie. En naast filosofie weet ook de biologie met Freek Vonk, Midas Dekkers, Tijs Goldschmidt en Frans de Waal een breed publiek te bereiken.

Daarmee lijkt de publieke sociologie definitief uit het zicht verdwenen. En dat is niet alleen mijn persoonlijke opvatting, in de brandbrief Red de sociologie van haar maatschappelijke ondergang (2013) stelt ook de Nederlandse Sociologische Vereniging deze situatie aan de orde.

De toenmalig voorzitter, de Amsterdamse hoogleraar Jan Willem Duyvendak, concludeerde dat ‘de sociologie steeds meer van de Nederlandse samenleving lijkt te vervreemden’. Met enig gevoel voor dramatiek vreest men ‘het einde van de sociologie als publieke maatschappijwetenschap’. Sterker nog, we leven volgens hem ook nog eens in ‘on-sociologische tijden’. Met andere woorden, de situatie is zorgwekkend en alarmerend. Daarom is tijd dat de publieke sociologie zich opricht. 

Er is wel degelijk such thing as society

In een tijd van zzp’ers, individuele keuzevrijheid en een ‘persoonsgebonden eigen risico’ lijkt sociaal gedrag er steeds minder toe te doen. Daar waar filosofen hameren op de individuele rede, biologen op de survival of the fittest en neuropsychologen op de fysiologie van het brein, lijkt ‘de samenleving’ een concept uit vervlogen tijden.

Maar in tegenstelling tot wat sommigen ons doen willen geloven, is er wel degelijk such a thing as society. Naar analogie met Jane Jacobs, voor wie ‘een grote stad niet hetzelfde is als een kleine stad, maar dan groter’, ben ik de overtuiging toegedaan dat het collectieve of sociale ‘niet hetzelfde is als de optelsom van individuen’.

Het individuele brein als vindplaats van sociaal en asociaal gedrag is een vorm van complexiteitsreductie. Maar sociologisch denken is niet per se gemakkelijk. Sociologisch denken kiest niet de weg van de minste weerstand. Integendeel, het probeert de complexiteit van alledag inzichtelijk en dragelijk te maken. Sowieso helpt denken – in het bijzonder sociologisch denken – de bestaande sociale structuur te overstijgen en je eraan te ontworstelen. Daarom is sociologisch denken ‘niet voor bange mensen’, om een uitspraak van oud-minister van justitie Carel Polak te parafraseren.

Een samenleving past niet op de sofa

Er lijkt een kentering gaande in het ‘doorgeschoten’ individualiseren, psychologiseren en psychiatriseren van sociaal gedrag. Verschillende wetenschapsfilosofen, en nota bene psychiaters en psychologen menen inmiddels dat het individualiseren van (a)sociaal gedrag zijn grens heeft bereikt.

Het raakt aan de kritiek op een ‘doorgeschoten vorm van individualisering’ die wordt verwoord door hoogleraren klinische psychologie en psychiatrie zoals Paul Verhaeghe en Damiaan Denys. Zo stelt Denys: ‘Omdat we zo geïndividualiseerd zijn moeten we plots zélf betekenis aan de wereld toekennen. Maar dat lukt niet, omdat betekenis het individu overstijgt’.

In het rapport Recept voor maatschappelijk probleem (2017) stelt ook de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (rvs) dat ‘maatschappelijke factoren ten onrechte buiten beschouwing worden gelaten’, vooral in gezondheidskwesties: ‘als de maatschappij het probleem is, is een recept niet de oplossing.’ Een samenleving valt nu eenmaal lastiger te diagnosticeren dan een individu en past niet op een sofa. Het onbehagen borrelt op vanuit verschillende academische disciplines, de individualistische grens lijkt te zijn bereikt.

Daarom onderneem ik een poging om de rijkdom van de publieke sociologie te tonen om uit de dominante (neuro)psychologische schaduw te stappen. Niet vanuit verongelijktheid maar vanuit verantwoordelijkheid. Ik doe die poging vanuit een theoretische woede, vanuit een intellectuele verliefdheid en middels ‘een speelsheid van geest gecombineerd met een oprechte, felle gedrevenheid om betekenis te geven aan de wereld’, zoals Charles Wright Mills dat zo mooi verwoordde. Het is een poging de sociologische verbeelding publiekelijk nieuw leven in te blazen. Want zoals u waarschijnlijk weet is sociologie niet voor bange mensen.

Mark van Ostaijen (1984) is als bestuurssocioloog verbonden aan de Universiteit van Tilburg.

Dit artikel is een voorpublicatie uit zijn boek Wij zijn ons. Een kleine sociologie van grote denkers dat deze week verschijnt bij Uitgeverij Vantilt.

Foto: jesse orrico via Unsplash

Dit artikel is 11237 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (10)

  1. Helemaal eens met het stuk, maar je ziet een collega op socialevraagtukken.nl over het hoofd: Mieke van Stigt. Met haar invloedrijke boek “Alles over pesten” zwengelt zij toch een groot deel van het debat ook aan.

  2. Een goed artikel. Sociologie is een empirische wetenschap maar sociologen met visie mogen er ook zijn. Dit artikel laat iets van een visie zien en daarom zal ik het boek lezen.

  3. In de 18e eeuw of zo is in Westerse Landen de opvatting geboren dat ´mens zijn´ = ´individu zijn´ betekent*. De Verlichting trad in, de moderne mens trad op, de Koning trad af. Het waarom van dit alles blijft duister. Foucault suggereert een onbegrijpelijke mutatie, econoom Krugman valt hem in hoofdzaak bij, maar het blijft een vreemde Geschiedenis. Daarin werden de ‘Standen’ ´afgebouwd´, zo nodig onder de guillotine, en dit programma van de gelijkheid vult zich nog steeds crescendo in alle windrichtingen uit. De gevolgen zijn overdreven zichtbaar: economische groei en langer leven aan de ene kant, bevolkingsexplosies, planetaire ruïnering, en genocides cum wassende migratiestromen anderzijds. Het Klimaat krijgt de schuld.

    ‘Pari passu’ met deze ontwikkeling van ‘Gemeinschaft’ naar ‘Gesellschaft’, verscheen de Sociologie op het toneel. Haar ontstaansreden is te zoeken in haar kritiek op de individu, wiens fenomenale opgang – zie boven – slechts modo ‘zero sum’ ten koste van de Groep kon gaan.
    Maar nu lijkt het er op dat de moderne sociologie haar roeping kwijt is geraakt. In plaats van hem nu en dan eens op z’n nummer te zetten, heeft zij compleet de zijde van de individu gekozen. In diens verheffing (emancipatie) is de moderne sociologie (MS) haar voornaamste taak gaan zien, en maakt zij de groep noodwendig verachtelijk. Maar dit terwijl de groep onmisbaar is en blijft. Neem alleen maar taal. De sociologie is revolutionair geworden.

    Toch geloof ik niet dat de Sociologie perdue is. Grote namen als Weber en Durkheim zullen haar blijven haar schragen, maar dan moet er wel wat gebeuren. Ik bedoel praktisch het volgende.
    Nederland ondergaat een drastische transformatie, ons door een (on)bepaald immigratie-beleid bezorgd. Onze simpele sociale structuur gaat zienderogen op de schop, onze cultuur wordt brutaal uitgedaagd, maar in welk betekenisvolle kader (‘frame’) heeft de Sociologie deze langdurige revolutie geplaatst? Mij tot Nederland beperkend: intermitterend of op de lange baan géén. Alleen een Scheffer, socioloog geloof ik, heeft lang geleden een beetje gewaarschuwd, maar voor de rest heeft de NL-Socioloog het als te min aan bedrijfsdeskundige Lakeman ‘Binnen zonder Kloppen’ overgelaten. Een kwestie van goede manieren!

    Ik noemde eerder Weber en Durkheim, en daar mogen Lévi-Strauss en Louis Dumont* bij. Opvallend aan deze Scholieren is hun belangstelling voor inzichten en materiaal aan de Culturele Antropologe ontleend. De levende betekenis van hun sociologisch studies lijkt mij aan deze benadering te danken. Welnu, ook in dit opzicht doet de moderne sociologie er goed aan voor haar restauratie weer in de voetsporen van haar klassieke voorgangers te treden. Serieuze sociologische duiding van de eigen samenleving kan slechts in vergelijking met vreemde andere maatschappijen tot stand komen. Dit niet gedaan, zijn we dan ‘in de aap’ gelogeerd. Daar moeten wij het van Waals’ bonobo’s hebben om eindelijk eens weten te komen wie eigenlijk zijn. Maar wij verstaan hun kreten niet, en die aapjes onze taal niet.

    *Dumont: ´In het spraakgebruik van de moderne mens worden in de uitdrukking ‘individu’ twee elementen gecombineerd, te weten:
    1. Het empirische subject van spraak, gedachte en wil, ondeelbare representant van de mensheid die ik (= Dumont) ´om reden van analytische duidelijkheid de aparte mens zal noemen, en in alle maatschappijen of culturen wordt aangetroffen, en:
    2. Het onafhankelijke, autonome en aldus (essentieel) niet-sociale wezen, zoals dat zich primair in onze moderne ideologie van mens en maatschappij voordoet.’

  4. “Sociologie is de studie van de sociale relaties tussen mensen, en in het bijzonder van de politieke, culturele, religieuze en economische aspecten van menselijke samenlevingen.”
    Voldoet deze definitie nog?
    Welke overtuigingen in mens en samenleving zijn op dit moment overheersend en waarom?

  5. Ja het is weer tijd voor sociologie! Mij valt op dat de ontstane leemte nu gevuld wordt niet alleen door psychologen, psychiaters, biologen en filosofen maar ook door (gedrags)economen, politicologen en historici(Harari, Ph.Blom, J.livingston e.a) Hoog tijd voor de sociologie om met al deze leemtevullers een verbindend leidend perspectief te heroveren.

  6. Aan de andere kant, we hebben bepaald geen behoefte aan nog meer (onzinnige) duiding van maatschappelijke verschijnselen, maar nu dan uit sociologische hoek.

  7. Goede analyse dat er te weinig sociologisch denken is, en ik ben het volledig eens met uw pleidooi voor meer. Ik hoop alleen dat we publieke sociologen ook herkennen als ze niet man, wit en al erg oud zijn.

    Ik vraag me af of door te stellen dat “grote’ publieke sociologen” iets uit het verleden zijn en daarbij vaak dezelfde mannen te noemen (zoals ook in dit artikel “Jacques van Doorn, Joop Goudsblom, Abram de Swaan, Kees Schuyt en Anton Zijderveld”), het idee van een tekort aan sociologisch denken juist in stand houdt. Ik ben het ook met u eens dat het zonde is dat het debat vaak gedomineerd wordt door individualiserende perspectieven. Maar zou het niet mooi zijn om wat meer erkenning te geven aan een wat diversere en jongere groep publieke sociologen die vandaag de dag wel meedoen?

    Zie bijvoorbeeld Dorien Zandbergen die recent de Prijs voor Publieke Sociologie gewonnen heeft, Marguerite van den Berg die met haar serie over de nieuwe onzekerheid flink ons sociologisch denken prikkelt, of zie bijvoorbeeld de site http://niemandsland.online/ voor een kleine inspiratie van hedendaagse publieke sociologen.

    Een bijdrage als deze maakt namelijk ook deel uit van het publiek debat, en wie we wel of niet noemen, en als canon stellen, lijkt me een belangrijk onderdeel van sociologisch denken.

  8. Ik vind het heel dapper en kordaat. Als socioloog en bestuurskundige deel ik deze analyse en bezorgdheid. Ik ben zelf bezig met een project waarin het “drie dimensionaal denken” centraal staat. Het denken wordt belicht vanuit het kennissysteem, actiesysteem en processysteem. Vooral bij het processysteem komen de sociologische thema’s aan de orde zoals normen, waarden, zeden, gewoonten, rituelen, tradities, instituties en geloofssystemen. Ik meen dat psychologen te zwaar inzetten op het micro niveau en het meso en macro niveau ter zijde schuiven! Binnen het micro niveau kan je de sociaal wetenschappelijke concepten als “normen” en “waarden” niet goed uitleggen, als je de sociologische dimensie weglaat!

  9. Het boek ‘Wij zijn ons’ is waardevol omdat het de impact van maatschappelijk factoren op het denken en doen van mensen meer aandacht geeft. Dat is hard nodig. Maar van Ostaijen dicht zich wel al te zeer een heldenrol toe. Wat hij vooral doet is aansluiten op een trend die al veel eerder is ingezet. Een trend waarin de individualisering en vooral het individualiseren van problemen meer en meer bekritiseerd worden. Hij noemt daar zelf ook voorbeelden van. In mijn ‘Praktijkboek sociologie’ voor hbo-studenten in welzijn en zorg, doe ik al dertig jaar het tegendeel van wat hij sociologen verwijt: onvoldoende aanwezigheid met maatschappelijke duidingen van problemen. Het praktijkboek vol met theorieen en onderzoeksresultaten die het gedrag van de homo sociologicus verhelderen vanuit een sociologisch perspectief. (Harry Hendrix, 2018, 14de druk en meer dan 80.000 verkochte ex.)
    Min of meer verwijt hij dat (in een recensie in de Volkskrant van Sander van Walsum) aan de sociologen zelf. Typisch een individualistische verklaring. Dat die sociologen niet of minder in de media aanwezig waren kwam vooral door maatschappelijke ontwikkelingen (onder andere de individualisering) die hun plek marginaliseerde. En minder door de sociologen zelf, want zo machtig waren en zijn die niet. Een voorbeeld van ‘blaming the victim’. Ook een voorbeeld van hoe het individualiseringsvirus zich als een cultuurkenmerk kan nestelen in de breinen van sociologen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.