Technologie maakt zorg niet duur, maar houdbaar

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid vergist zich: de toenemende toepassing van technologische hulpmiddelen maakt de zorg niet duurder. Integendeel, vooral op de langere termijn draagt technologie juist bij aan de houdbaarheid van het systeem.

In zijn rapport Kiezen voor houdbare zorg schrijft de WRR dat de zorg alleen houdbaar is als de drie dimensies ervan - mensen, middelen en draagvlak - op peil en met elkaar in evenwicht blijven. De focus op steeds efficiënter werken, is met andere woorden niet dé oplossing.

Te weinig aandacht voor langere termijn

De WRR schrijft dat de houdbaarheid van de zorg onder druk staat vanwege de hoog oplopende kosten en het allengs nijpender tekort aan personeel. Die observatie is al vaker gedaan. Eén van de oorzaken van de immer stijgende kosten is, volgens de Raad, het toenemende gebruik van technologie. Dat kost inderdaad geld, zeker op de korte termijn, maar, en daar heeft de WRR mijns inziens te weinig aandacht voor, technologie helpt ook het arbeidstekort op te lossen en maakt de zorg op den duur beter én goedkoper.

Om de kosten van het zorgsysteem in de hand te houden, kan de samenleving er natuurlijk voor kiezen om een grens te trekken aan wat de zorg de mensen aanbiedt. Maar dan moet je die keuze niet motiveren, zoals de Raad doet, met de veronderstelde hoge kosten van technologie. Vooral niet omdat er een groot verschil bestaat tussen de toepassing van technologie in de farmaceutische industrie en in het ziekenhuis enerzijds en die in de langdurige zorg anderzijds.

Sterker nog, in de gehandicaptenzorg, thuiszorg en verpleegtehuiszorg is de gebruikte technologie zeker op de langere termijn eerder kostenbesparend dan kostenverhogend. Ons land vergrijst namelijk zo snel dat de zorg zonder technologisch hulpmiddelen straks 800 duizend medewerkers nodig heeft, in plaats van de huidige 400 duizend. En die extra mensen zijn er gewoon niet. En als ze er wel zouden zijn, dan zouden de loonkosten torenhoog zijn.

De schattingen zijn dat de toepassing van technologie in de langdurige zorg een reductie van 30 procent op menskracht zou kunnen opleveren. Bij mensen die dementeren bijvoorbeeld, kan de inzet van een Paro (robot zeehond), uitgerust met sensoren die aangeven of en wanneer een patiënt ondersteuning nodig heeft, de huidige controlerondes door verpleegkundigen deels vervangen. En een Alzheimerpatiënt die rustig wordt van een robotknuffel drukt minder vaak de alarmtoets in.

Lineair denken versus exponentiële ontwikkeling

Hoewel er al veel technologie wordt toegepast om het werk in de zorg te optimaliseren, zou dat nog meer en sneller kunnen. Probleem is evenwel dat verpleegkundigen en verzorgenden gewend zijn om op een bepaalde manier te werken. Als een instelling techniek in huis haalt, dan moeten de zorgmedewerkers er niet alleen mee leren werken, maar ook hun werkschema’s erop inrichten. Verandering en gewenning kosten echter tijd, omdat zowel mens als organisatie de neiging hebben om aan oude gewoontes en routines vast te houden.

Daar komt nog bij dat mensen moeite hebben om de technische ontwikkelingen bij te benen. Dat heeft te maken met onze lineaire manier van denken, uit het een volgt het ander. Dat verhoudt zich maar moeilijk met de exponentiële ontwikkeling van de technologie, waar de mogelijkheden steeds groter worden.

Dat laatste komt vooral tot uiting in de wet van Moore die stelt dat de rekenkracht van computerchips elke anderhalf jaar verdubbelt. De smartphone van nu bijvoorbeeld is over dertig jaar een miljoen keer slimmer.

Onze wereld digitaliseert steeds meer. We rusten onze fysieke en tastbare wereld vaker uit met sensoren en rekenkracht. Daarom kunnen we pacemakers maken en hebben we cruise control in de auto. Mensen kunnen langer thuis blijven wonen, omdat het huis steeds slimmer wordt.

Nadenken over co-creatie en ethische dilemma’s

Om te voorkomen dat we kritiekloos achter de technologische ontwikkelingen aan lopen, moeten we bij technologische ontwikkeling meer samenwerken, in co-creatie. De ontwikkelaar moet de vrijheid hebben om nieuwe ideeën te ontwikkelen, en om samen met de fabrikant en de gebruiker onderzoek te doen naar het praktische nut. Maar wel steeds met de gedachte in het achterhoofd dat er nooit iets nieuws kan komen als alleen naar de vraag wordt geluisterd, die is immers vanuit het hier en nu gearticuleerd.

We moeten ook nadenken over de ethische dilemma’s die de inzet van technologie in de zorg kan veroorzaken. Om maar eens een voorbeeld te geven: kun je een patiënt ten behoeve van een proefproject een knuffelrobot geven en die na de pilot weer afnemen? En wat zeg je tegen iemand als een knuffelrobot de geest geeft? Over die ethische kwesties moet je te allen tijde nadenken bij de inzet van technologie in de zorg.

Afsluitend: in het WRR-rapport staan veel mooie dingen, bijvoorbeeld over de noodzaak om in de zorg veel meer in te zetten op preventie. Maar de conclusie van de Raad dat de grotere inzet van technologie de zorg duurder zou maken, is teveel gedacht vanuit de ziekenhuiszorg en te weinig vanuit de langdurige zorg. Draai dat om en technologie komt naar voren als middel om meer voor kwetsbare mensen te doen, tegen, vooral op langere termijn, beheersbare kosten.

Maarten Steinbuch is Universiteitshoogleraar bij de Technische Universiteit Eindhoven, waar hij de leerstoel Systems & Control bekleedt. Dit artikel is gebaseerd op zijn inleiding over ‘Innoveren in de zorg door technologie’ op het lustrumsymposium ‘Yes, we care!’ van Tranzo, het wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn van de Tilburg School of Social and Behavioral Sciences, Tilburg University.

 

Foto: Ars Electronica (Flickr Creative Commons)