Thuiswerken versterkt opvattingen over traditionele rolpatronen        

Dat mannen vanwege de lockdown-maatregelen vaker thuis zijn, leidt er niet toe dat huishoudelijke taken gelijker over mannen en vrouwen verdeeld worden. Er is eerder een versterking van het traditionele patroon waarin de zorg voor huishouden grotendeels aan vrouwen toevalt.

Toen de coronapandemie ruim een jaar geleden begon, werd er vanuit verschillende hoeken geopperd dat de lockdown-maatregelen waardoor mannen en vrouwen thuis kwamen te werken weleens de langverwachte ‘equalizer’ van genderrollen konden zijn. De ‘gamechanger’ die de hardnekkig traditionele taakverdeling in Nederlandse huishoudens zou opschudden. De verwachtingen bleken te hoog gegrepen.

Een kwart van de Nederlandse vaders geeft weliswaar aan tijdens de lockdown meer zorgtaken op zich te hebben genomen, maar dat neemt niet weg dat de extra opvoedtaken, door gesloten scholen en kinderdagverblijven, in veel gezinnen bij vrouwen terecht zijn gekomen of gebleven. De huishoudelijke taakverdeling tussen mannen en vrouwen blijft daardoor gemiddeld even ongelijk als voor de pandemie.

Wij vroegen ons af of er binnen de groep huishoudens waarin mannen tijdens de lockdown thuiswerkten opvattingen zijn gaan schuiven. Oftewel zorgde de lockdown bij deze groep voor een verandering in de normatieve opvattingen over gender en zorg? Kan een ‘externe shock’ opvattingen over gender en zorg duurzaam veranderen? De lockdown zou dan, in elk geval binnen de groep mannen die meer zorgtaken op zich nemen de gehoopte ‘equalizer’ kunnen zijn.

Hardnekkige rolpatronen

Ondanks dat een ruime meerderheid van de Nederlanders aangeeft zorgtaken liefst gelijkelijk tussen partners te verdelen, wijst de praktijk meestal anders uit. Moeders nemen nog steeds voor een groot deel de zorg voor jonge kinderen op zich, terwijl vaders veelal voltijd werkend de kost verdienen. Dit patroon is hardnekkig, zeker in Nederland, het anderhalf-verdiener land bij uitstek.

De effecten van deze taakverdeling zijn terug te vinden in de opvattingen over gender en zorg: recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau laat zien dat in 2020 een derde van de Nederlanders vindt dat vrouwen geschikter zijn om jonge kinderen op te voeden dan mannen. Gedrag en opvatting houden elkaar in stand, de heersende werk- en zorgpatronen bevestigen het idee dat vrouwen beter geschikt zijn deze taken uit te voeren.

Verandering in rolopvattingen

Door de lockdown gedwongen, brengen veel mannen veel meer tijd thuis door dan gewoonlijk.  De socialeleertheorie leert dat blootstelling aan nieuwe ervaringen tot wijziging van opvattingen kan leiden. Vaker thuis zouden mannen en vrouwen dus in kunnen gaan zien dat het slechts een mythe is dat mannen minder goed dan vrouwen voor huishouden en kinderen zouden kunnen zorgen.  Maar gebeurt dat ook?

Voor ons longitudinale onderzoek vergeleken wij verandering in de mate waarin respondenten het eens waren met de stelling ‘een vrouw is geschikter om kleine kinderen op te voeden dan een man’, al naar gelang de thuiswerksituatie van respondenten en hun partners tijdens de lockdown. We maakten onderscheid tussen de werksituatie van de mannelijke partner, buitenshuis of thuis.

Voor mannelijke thuiswerkers splitsten wij de resultaten ook op naar de werksituatie van hun vrouwelijke partners. Als de man thuis werkt en de vrouw buitenshuis is de kans groter dat de man huishoudelijke en zorgtaken oppakt dan als beide partners thuis aanwezig zijn. Figuur 1 laat zien dat er na de lockdown in alle groepen een sterkere instemming is met de stelling dat vrouwen geschikter zijn om jonge kinderen op te voeden dan voor de lockdown.

De verandering is het sterkst als de man thuis werkt en de vrouw buitenshuis blijft werken. De resultaten gaan daarmee lijnrecht in tegen onze verwachting: het thuiswerken van de man in afwezigheid van de vrouw maakt dat men juist traditioneler over gender en zorg gaat denken.

Figuur 1. Opvattingen over gender en zorg voor en na de lockdown voor de verschillende thuiswerksituaties

Bron: SOCON (2019/2020/Corona); n=614

Lockdown is geen equalizer

In aanvulling op eerder corona-onderzoek laat onze studie zien dat de opvattingen over de taakverdeling niet gelijker, maar eerder traditioneler werden. Dit was het sterkst als de man thuis en de vrouw buitenshuis werkte. Een mogelijke reden voor die ontwikkeling is dat thuiswerkende mannen het huishouden alsnog bewust aan hun vrouw overlieten en er dus geen extra blootstelling aan zorgtaken was.

Een andere mogelijkheid is dat onze assumptie dat blootstelling aan zorgtaken een ‘emanciperende’ ervaring zou zijn, in de praktijk niet blijkt te kloppen. Mogelijk hebben mannen zichzelf niet competent en capabel genoeg geacht om zorg en huishoudelijke taken uit te voeren, bijvoorbeeld vanwege het gebrek aan routine en ervaring.

Het zou ook zo kunnen zijn dat vrouwen niet tevreden zijn met hoe hun mannen de taken  uitvoeren en dat ook duidelijk laten blijken - in de literatuur ‘gatekeeping’ genoemd. Verschuivingen in de taakverdeling kunnen tot conflicten tussen partners leiden en daarmee de opvatting bevestigen dat vrouwen geschikter zijn voor zorgtaken dan mannen. Deze interpretatie wordt ondersteund door onderzoek naar het welzijn van werkende ouders tijdens corona. Hieruit blijkt dat de helft van de ouders vaker onenigheid heeft over de zorg voor kinderen  dan voor de crisis.

Onze voorlopige conclusie is dat het ‘openbreken’ van werk-zorgpatronen door een kortdurende externe shock geen verschuiving naar meer egalitaire opvattingen over gender en zorg inluidt.

Katia Begall is universitair docent bij de Sectie Sociologie aan de Radboud Universiteit. Ellen Verbakel is hoogleraar Algemene en Theoretische Sociologie bij de Sectie Sociologie aan de Radboud Universiteit. Dit artikel is gebaseerd op een onderzoek dat binnenkort verschijnt in Mens & Maatschappij.

 

Foto: MART PRODUCTION via Pexels