Coronaberichten uit de samenleving

‘Juist nu mag er voor zwangere migranten geen taalbarrière zijn’

door Laura Jansma

Zwanger zijn en bevallen geeft in de coronatijd extra zorgen. Voor zwangere nieuwkomers en vluchtelingen geldt dat des te meer. Zij zijn gebaat bij uitleg en begrip, maar de drempel om een professionele tolk in te schakelen is hoog.

Zwangere vrouwen en hun ongeboren kinderen lopen geen extra risico’s door het coronavirus, zegt het RIVM. Toch blijken veel vrouwen bang om op consult te komen of in het ziekenhuis te bevallen. Professionals uit de geboortezorg maken zich daar ongerust over. Deze ongerustheid heeft betrekking op alle zwangeren in Nederland, die zorg mijden uit angst voor corona.

‘Hoe schrijnend is dan de situatie van zwangeren die de Nederlandse taal nog niet goed spreken!’, zegt Simone Goosen, epidemioloog en specialist gezondheid vluchtelingen. Samen met jeugdarts Petra de Jong geeft zij vanuit de Johannes Wier Stichting voor gezondheidszorg & mensenrechten leiding aan de campagne ‘Taal mag toch geen obstakel zijn? Tolken terug in de zorg alstublieft’.

Antje Martje Bakker van Eerstelijns Verloskundigen Amsterdam Amstelland constateert: ‘Er zijn nu al cliënten die niet meer naar onze praktijken durven te komen, niet meer bellen bij klachten en niet meer naar het ziekenhuis willen voor de bevalling.’

In Leiden werd een Eritrese moeder van twee jonge kinderen dood gevonden, twee weken nadat ze was bevallen. Amy Welde Selase, co-begeleider Centering Pregnancy voor Eritrese vrouwen en tolk Tigrinya, maakt zich al weken ernstige zorgen over Eritrese vrouwen.

‘In onze WhatsApp-groep met 21 zwangeren en moeders bleek al snel dat er grote paniek heerst. Er gaan veel foutieve en tegenstrijdige berichten over corona rond. Ik ben in de afgelopen weken meermaals gebeld door vrouwen die aan het bevallen waren, maar zelfs dan niet wilden dat ik de verloskundige zou waarschuwen. Sommigen smeekten me om te wachten tot de baby er bijna was, om maar niet naar het ziekenhuis te hoeven gaan.’

De onterechte angst wegnemen om te voorkomen dat vrouwen zorg mijden en in een isolement terechtkomen kan volgens deskundigen alleen als je ze vanuit hun eigen taal en cultuur kunt benaderen.

Zwangere statushouders spreken vaak nog niet voldoende Nederlands. Waar ze normaal iemand meenemen die voor ze tolkt, moeten ze nu in hun eentje op controle komen. Heeft een zwangere klachten als verkoudheid, hoesten of koorts, dan mag ze niet naar de praktijk of het ziekenhuis komen. De verloskundige of gynaecoloog neemt dan telefonisch contact op.

Gynaecoloog Peggy van der Lans van de werkgroep Geboortezorg Asielzoekers: ‘Bij de huidige zorg op afstand bestaat het risico dat alarmsignalen worden gemist. Vanuit onze werkgroep benadrukken wij daarom deze adviezen aan professionals in de geboortezorg: Geef actief informatie in de eigen taal en herhaal dit; blijf gebruikmaken van professionele tolken; en neem geen genoegen met ‘no-show’ of voicemail.’

Van der Lans legt uit waarom juist de inzet van een professionele tolk gewenst is. ‘Een familielid of vriend die als tolk dient, neemt vaak de eigen angst mee in het gesprek en de vertaling. De professionele tolk is opgeleid om neutraal te tolken.’

Er is echter nogal een drempel voor het inzetten van tolken. Sinds 2012 komen de kosten van tolken voor eigen rekening van zorgverleners en zorginstellingen. Voor verloskundigen en kraamverzorgenden is een tolk onbetaalbaar, zij zien er daarom van af.

Verloskundigen en kraamverzorgenden doen daarom een oproep aan minister De Jonge en Zorgverzekeraars Nederland om een tolk te kunnen inschakelen.

Laura Jansma schrijft over geboortezorg & sociaal domein. 

Foto: Caro Bonink.

 

 

 

‘Wij willen in deze moeilijke tijd kinderen een hart onder de riem steken’

Nu kinderen niet naar school kunnen zijn kwetsbare kinderen, jongeren en gezinnen minder zichtbaar. Hierdoor lopen zij meer gevaar en is het risico dat het misgaat een stuk groter.

Ervaringsdeskundige Kim van Laar van Team-Kim maakte zich grote zorgen en roept op dit niet te laten gebeuren. ‘Daarom is het belangrijk dat kinderen weten waar ze terecht kunnen. Ook is het belangrijk dat u als familielid, hulpverlener, leraar of vriend, weet wat u kunt doen. Want niets doen is geen optie!’

Team-Kim heeft twee video’s gemaakt met bruikbare tips voor kinderen en jongeren in nood. Wij willen in deze moeilijke tijd kinderen een hart onder de riem steken. Ook is er een video gemaakt met concrete tips voor professionals en andere betrokkene. De tips in de filmpjes worden gegeven door ervaringsdeskundige jongeren van Team-Kim, die zelf te maken hebben gehad met een vorm van kindermishandeling.

De video’s staan hier:

https://vimeo.com/409240633 (Voor kinderen en jongeren)

https://vimeo.com/409234045 (Voor professionals en omgeving )

Team-Kim roept op deze hashtags te gebruiken: #samentegenkindermishandeling #teamkim #wedoenhetsamen #maakkindermishandelingbespreekbaar #doeslief #taboedoorbreken

Team-Kim bestaat uit een groep ervaringsdeskundige jongeren die voorlichting geven over kindermishandeling door hun eigen verhaal met kinderen, jongeren en professionals te delen. De voorlichting wordt onder andere gegeven op scholen, aan aandachtfunctionarissen en zorgprofessionals. info@team-kim.nl

 

Uit Gent: ‘Deze week laat zien hoe sterk gekwetsten kunnen zijn’

Kaat Hermans is straathoekwerker in Gent. Ze maakte aantekeningen over afgelopen week. 

 

Deze week

Deze week begint met zon en extra coronamaatregelen. In de hoerenbuurt zijn alle ramen gesloten, geen meisjes aan het werk.

Bij ons gaat het raam open. Waar we normaal een ruimte hebben, een plek waar onze gasten koffie komen drinken, telefoneren of een antwoord krijgen op hun vraag, is er nu een raam van een vierkante meter. Een raam en veel vragen zonder antwoord.

Via dat raam blijven collega’s volhouden. Via dat raam delen ze koffie en water uit. Laten ze weten dat er voor onze gasten nog een plek is. Met een telefoon die op speaker kan. Met opgewarmde maaltijden van vriendelijke restauranthouders. Zeker in deze tijden zijn ze welkom. Blijven ze welkom, als de inloopcentra sluiten en de nachtopvang het noodzakelijke ‘Eén persoon per kamer’ toepast.

Dinsdag

Yves komt toe met een grote glimlach en een Corona in de hand. ‘Onnozelaar,’ zeg ik. ‘We zijn nog geen maand ver en die is nu al oud. Wilt ge niet liever ne koffie?’ Hij steekt een betoog af tegen warme dranken, hoe die uw longen open zetten. Of was het toe? En dan nog, koffie dehydrateert. Wanneer ik hem vervolgens een beker water aanbied, staakt hij zijn betoog en gaat op de vensterbank zitten. Zijn Corona in zijn hand geklemd.

Kelim komt aangefietst, een boodschappenkarretje aan zijn bagagedrager gebonden. De daklozenversie van een fietskar. Hij wilt even via luidspreker naar de nachtopvang bellen. Op 1,5 meter van elkaar staan er nog zes mensen in de wachtrij. Door de luidspreker klinken de verschrikkelijke woorden: ‘Sorry meneer, maar voor vanavond zitten we vol.’ Kelim kijkt me aan. ‘Kaat, we moeten in ons kot blijven. Welk kot?’

Ondanks de afstand zie ik de tranen blinken in zijn ogen.

Woensdag

De regering verstrengt de maatregelen.

Wendy passeert op de permanentie. ‘Raar gevoel he, al die winkels gesloten?’, opper ik. ‘Tgoh, voor mij maakt dat niet zoveel uit. Ik ben echt vree goed in windowshoppen. Als ge geen geld hebt, zijn de winkels altijd gesloten.’

Donderdag

Gert en ik gaan op pad. Ik met info over corona in verschillende talen, plastiek handschoenen en een mondmasker. Hij met een rugzak vol propere spuiten en naaldcontainers. Verslaving stopt niet.

Aan het Prinsenhof komen we vier gasten tegen die samen op een bankje zitten. De politie stopt. ‘Allez mannen, blijf in uw kot. En anders: wandel per twee.’

Leon lacht. ‘Madam, ik ben dakloos, ik heb geen kot. En ik doe godganse dagen niets anders dan wandelen.’ De politieagente kijkt beteuterd. ‘Ja, maar dat is gezond.’ Leon draait met zijn ogen en wandelt weg.

Vrijdag

Lieve passeert voor een warme maaltijd. Wanneer ik haar bestek geef, vraagt ze om een stoel. ‘Een stoel?’ ‘Ja’, zegt ze stil. ‘Ik heb nu eindelijk een sociale woning maar nog geen meubels. Ik slaap op een luchtmatras. Gebruik mijn wc als stoel. Maar mijn badkamer is echt een oninteressante ruimte.’

‘Allez Lieve…’

‘Ach jong, ik heb ten minste een kot.’ Ze glundert.

Het is bijna een grappig zicht: een oud vrouwtje dat wegsjokt met een stoel die half uit haar boodschappenkarretje steekt.

Deze week. Heeft laten zien hoe sterk de gekwetsten kunnen zijn.

Deze week heeft meer dan ooit de kracht van nabijheid laten zien. Zeker in tijden van noodgedwongen afstand.

‘De discipline om op tijd te stoppen helpt me hier doorheen’

Hoe bewaar je als bevlogen professional in deze tijd de balans tussen werk en privé? Jaap Tholenaar werkt als consulent bij MEE West-Brabant. In het epicentrum van de coronacrisis ondersteunt hij mensen met een beperking. Met vallen en opstaan heeft hij een modus gevonden.

‘In het zwaar getroffen Breda ondersteun ik ruim vijftig mensen, veelal met een licht verstandelijke beperking. Vaak gaat het gepaard met verslavingsproblemen en schulden. Met ongeveer de helft heb ik intensief contact, hen zie ik normaal gesproken twee tot drie keer per week. Dat kan nu niet meer.

‘De eerste week van het thuiswerken heb ik slechte nachten gehad. Ik droomde over mijn cliënten en werd elk uur wakker. Alles hakt er harder in nu. Om een aantal cliënten maak ik me grote zorgen. Er zitten kwetsbare jongeren bij, veel hebben een zwakke gezondheid. Ze begrijpen de maatregelen niet allemaal even goed. Natuurlijk kunnen we videobellen en dat doen we ook veel. Maar het klopje op de schouder, naast iemand op de bank gaan zitten, dat is een groot gemis nu.

‘Op zich is het efficiënt werken vanuit huis. Ik hou tijd over omdat ik niet in de auto van de een naar de ander hoef. Daardoor kan ik cliënten waar ik me de meeste zorgen om maak extra vaak bellen. Toch ben ik door het thuiswerken sneller vermoeid dan normaal, dat is een vreemde gewaarwording. In de loop van de middag ben ik echt afgemat.

‘Dit hou ik zo niet vol, realiseerde ik me. Daarom stop ik nu elke dag strikt om kwart voor vijf. Ik kleed me om en ga hardlopen. Die vaste structuur en de zelfdiscipline om op tijd te stoppen helpen me door deze periode heen. Normaal verzet ik mijn zinnen door de autoritjes tussen de cliënten. Nu maak ik mijn hoofd leeg tijdens het rondje door de polder.’

 

Hoe voorkomen we schulden onder jongeren?

Willem Zevenhuizen is jongerenwerker bij MET Heerhugowaard. Normaal is hij veel in de wijk, om contacten te onderhouden en nieuwe contacten te leggen, maar nu alleen om de vinger aan de pols te houden en werkend vanuit de richtlijnen van het RIVM. Hoe vervult hij deze sociale functie nu het ontmoeten van anderen wordt afgeraden?

Willem: ‘Met veel jongeren onderhoud ik ook contact via de app, dat is nu handig. De eerste week kreeg ik gelijk een hele rits met vragen: Mogen we nog naar buiten? Zijn we nu vrij nu de scholen dicht zijn? Wat betekent het aflasten van de centrale examens? Welke rechten heb ik met mijn bijbaantje?’

‘Met name over die laatste vraag maak ik me ook wel zorgen. Dat de jongeren die al weinig te besteden hebben, in de schulden komen. Een aantal van hen verdient aardig wat met een bijbaantje, maar daarvan betalen ze onder andere hun zorgverzekering,  hun mobiele abonnement en een deel van de boodschappen voor de rest van het gezin. De uitkering die ze als ‘thuiswonende’ via de overheid kunnen krijgen is lager dan wat ze verdienen. Hierop ben ik me nu aan het inlezen, op hoe we schulden kunnen voorkomen.’

‘Verder denk ik met collega’s na over hoe wat we de jongeren kunnen bieden om thuis actief te blijven. De laatste maanden maakte een aantal jongeren bijvoorbeeld rapmuziek in het jongerencentrum en dat namen ze daar in een kleine studio op. Via een vlog leg ik uit met welke programma’s je thuis muziek op kunt nemen.’

‘Die vlog verspreid ik dan onder de jongens die dat leuk zouden kunnen vinden en ik kreeg goede reacties. Dit soort digitale vormen zijn voor mij nog nieuw, maar het is interessant om hiermee te experimenteren. En ik vind het een mooie ontwikkeling dat we over dit soort nieuwe vormen meer uitwisselen met jongerenwerkers en opbouwwerkers uit andere gemeenten.’

‘Ik wil wel thuiswerken, maar ik heb geen thuis.’

Hans van Dalfsen, Hoofdredacteur Z! – de Amsterdamse straatkrant: ‘De verkoop is ingestort. Per drie weken verkopen we een stuk of 10.000 kranten en ik geloof dat we de 5000 voor de krant die nu uit is, niet gaan halen. Mensen kunnen niet goed inschatten wat de risico’s van het besmettingsgevaar is, maar bij dakloze mensen schatten ze dat risico nog net wat hoger in en kopen ze de krant voor de zekerheid niet. We hadden zelfs een verontwaardigde klant aan de lijn die zei: “Waarom laten jullie de verkopers nog voor de supermarkt staan?”’

‘Het is niet zo dat de verkopers bij ons in dienst zijn, we hebben contact met zo’n honderdveertig verkopers en daarvan kopen elke maand zo’n honderd verkopers kranten bij ons in. Ze werken als een soort ZZP’ers, of eigenlijk ZZD’ers (Zelfstandigen Zonder Dak, red.). De filiaalhouders van de supermarkten hebben een belangrijke stem in wat wel en niet kan en verder doen de verkopers hun werk zoals zij dat goed achten.’

‘Het is een bont gezelschap en het is lastig te zeggen, wat de daling van de verkoop precies voor hen betekent. Veel Z!-verkopers hebben al van alles achter de rug. Ze hebben eerder een lege maag of een koude nacht gehad. Het zijn geen klagers. Tegelijkertijd verkopen ze de Z! natuurlijk omdat ze dat beetje geld heel goed kunnen gebruiken en omdat de sociale kant van het verkopen belangrijk voor hen is en omdat zij daar talent voor hebben. Een goede Z!-verkoper bouwt een klantenkring op en houdt dat in de lucht. Dat laatste is nu lastig. Voor de inkomsten willen we extra aandacht vragen voor de mogelijkheid om te doneren met de slogan: “Ik wil wel thuiswerken, maar ik heb geen thuis.”’

‘Aanstaande vrijdag verschijnt de nieuwe krant, in een lagere oplage en ongedateerd, zodat we hem langer door kunnen laten lopen. Het is onzeker of we in de toekomst nog een nieuwe krant kunnen maken.’

Flatbingo en andere inventiviteit

Cecile Custers is community builder in Nieuwegein. Haar werk is door de verspreiding van het coronavirus aanzienlijk veranderd. ‘Gewoonlijk ben ik veel buiten, bij een pipowagen en nodig ik mensen uit voor een kopje koffie of thee. Tijdens het opdrinken daarvan praat ik met hen over het weer, wat ze bezighoudt en welke droom ze hebben. Dat is nu niet mogelijk. Het contact verloopt nu vooral via de telefoon en whatsapp. Ook maken bewoners kaarten voor buurtgenoten, om hen daarmee een hart onder riem te steken.’

‘Anders is ook dat ik nu voornamelijk contact heb met mensen die ik al ken. Van hen heb ik tenslotte de contactgegevens. Om toch andere, nog onbekende buurtbewoners te bereiken, heeft het team – waarvan ik deel uitmaak – flyers gemaakt en die in de buurt opgehangen, bij flats, supermarkten en het gezondheidscentrum. Op de flyer staat dat als mensen een idee hebben voor een online activiteit, hulp nodig hebben of willen bieden, ze contact met ons kunnen opnemen.’

‘Wat mij de afgelopen tijd opvalt, is de enorme inventiviteit. Een vorige week geplande bingomiddag kon niet doorgaan vanwege het gevaar van besmetting. Vervolgens stelde een buurtbewoner voor om “flatbingo” te organiseren waarbij alle flatbewoners vanaf hun balkon meespelen terwijl een spelleider beneden aan de flat met een roeptoeter de getallen opnoemt. Geweldig idee, maar of het ooit uitgevoerd wordt? De kans bestaat immers dat de bewoners die niet aan de bingo deelnemen over geluidsoverlast zullen gaan klagen.’

‘Flatbingo, zingen en musicerende mensen vanaf balkons: het maakt eigenlijk niet zoveel uit wat mensen verzinnen. Het gaat er vooral om dat ze dingen samen doen. En blijven doen, ook nadat het coronavirus is bedwongen.’

‘Vooral dankzij de whatsapp-gesprekken blijken er nieuwe verbindingen tussen bewoners te ontstaan. Het kan best zo zijn dat mijn collega’s en ik – als deze crisis achter de rug is – net zo veel van de whatapp en andere sociale media gebruik blijven maken, om mensen die er niet bij kunnen of willen zijn, toch te betrekken bij activiteiten en de buurt.’

Creatief met corona in het woon-zorgcentrum

Malu de Wit, coördinerend begeleider bij Philadelphia Zorg, is vrijdagavond 20 maart om half zes nog bezig met haar verslag over de afgelopen week. Normaal eindigt haar werkdag om half vier.

‘De drukte begon al op donderdag 12 maart, we hadden net de laatste buurtlunch achter de rug en luisterden samen met de bewoners naar de persconferentie van premier Rutte. Toen werd duidelijk dat we ook hier op het ontmoetingscentrum in de Cornelis Outshoornstraat anders moesten gaan werken.’

‘Ik werk op een locatie waar mensen “gespikkeld” wonen, ouderen én mensen met een verstandelijke beperking wonen er door elkaar. Onderaan in het appartementengebouw is een bewonersrestaurant en een ruimte voor dagbesteding. Verschillende zorg- en welzijnsorganisaties werken er nauw samen om onder meer ontmoetingen tussen bewoners en buurt te organiseren.’

‘Om besmetting met het corona-virus te voorkomen, hielden we de deelnemers van de dagbesteding en de bewoners in de ontmoetingsruimte eerst van elkaar gescheiden. Ouderen aan de ene kant, bewoners met een verstandelijke beperking aan de andere kant. Dat was best lastig om voor elkaar te krijgen. Er zijn mensen die het waarom van de scheiding gewoonweg niet kúnnen begrijpen, en voortdurend van de ene naar de andere kant liepen. Maandag een week terug zijn de dagbesteding en de ontmoetingsruimte helemaal op slot gegaan.’

‘Er is een goed contact tussen onze locatie en de buurt. Zelfs nu we afstand van elkaar moeten nemen, komen buurtbewoners met mooie ideeën waar we straks na afloop van de crisis op kunnen voortbouwen. Bijzonder was het idee van een buurtbewoner om gezamenlijk een corona-expositie te maken. Om de nieuwe ideeën die de crisis ook met zich mee brengt, zei ze, een creatieve vertaling te geven. Om bewoners en mensen met een verstandelijke beperking niet in een isolement te laten vallen, is mijn organisatie – Philadelphia – inmiddels ook een Youtubekanaal gestart.’

‘Een ander mooi resultaat is dat wij – professionals – korter en efficiënter overleggen. Dat heeft er mee te maken dat we dat nu noodgedwongen vooral digitaal doen. Die ervaring kan ons straks, als alles weer normaal is, zeker van pas komen.’

‘Veel minder reuring in de verpleeginstelling’

Ed Gersen (50 jaar, coördinerend verpleegkundige bij verzorgingsinstelling Brentano): ‘Bij onze vestiging wonen eenentwintig dementerende mensen. Ja, die kun je niet een dagje laten zitten, het werk gaat gewoon door. Ik werk voor de helft van de tijd als coördinator, en voor de andere helft aan het bed. Daar help ik vooral in de complexe zorg, van mensen met angststoornissen of mensen die een beetje agressief kunnen worden bijvoorbeeld.’

‘Deze eerste dagen gingen redelijk goed. We werken met kwetsbare ouderen, dus we zijn altijd al heel bewust bezig met handhygiëne en andere hygiënevoorschriften. Fysiek contact met de bewoners kunnen we niet vermijden. Gelukkig hebben we nu nog een schone organisatie, we hebben geen besmette bewoners, en het management heeft de bezoekregels aangescherpt om dat hopelijk zo te houden.’

‘Vanaf nu mogen onze bewoners maximaal een bezoeker per dag ontvangen en alleen in hun appartement. Het idee was eerst om het bezoek helemaal te verbieden, maar dat leek het management toch geen goed idee. De impact is te groot. Het is heel moeilijk uit te leggen aan onze bewoners en praktisch komen daar allemaal dingen bij kijken. Er zijn bijvoorbeeld families die zelf de was doen voor hun familielid dat bij ons woont. Als wij dat opeens moeten gaan doen, zou je heel snel alle kleding moeten merken zodat die niet kwijtraakt. Om maar iets te noemen.’

‘Naast de maatregel voor minder bezoek zijn sinds maandag alle activiteiten gestopt. We hebben geen gym, muziek en kerkdiensten meer en het restaurant is gesloten voor mensen uit de buurt en uit de aanleunwoningen. Alleen de bewoners mogen er nog eten, op anderhalve meter uit elkaar en daar houden ze zich niet echt aan, maar goed, ze delen ook een gemeenschappelijke woonkamer. Verder komen de fysiotherapeut, kapper en pedicure in ieder geval tot 6 april niet meer.’

‘Er is veel minder reuring, er heerst een soort weekend flow, omdat we in de weekenden minder activiteiten hebben. We merken wel dat sommige bewoners hun energie niet kwijt kunnen en zich vervelen of het op elkaar gaan zitten afreageren, maar dat is logisch. Verder is de sfeer niet angstig en zijn collega’s heel zorgzaam naar elkaar en herinneren ze elkaar aan nieuwe voorschriften.’

‘Maar als collega’s onder elkaar zijn we ook wel bezorgd natuurlijk. Vandaag wilde ik nieuwe paracetamol bij de apotheek bestellen en die hadden nog maar één doosje. Dat sturen ze nu op. We kunnen nog een weekje vooruit en de apotheek gaat er voor ons achteraan, maar dat zijn van die onzekere dingen waarvan je hoopt dat ze goed gaan.’