Warm familieleven bevordert gemengd huwelijk

De houding tegenover mensen met een andere etnische afkomst wordt deels bepaald door het type familie waarin men is grootgebracht. Willem Huijnk stelt vast dat vooral de gezinnen waarin warmte en emotionele ondersteuning een rol speelden positief staan tegenover ‘vreemdelingen’ en gemengde huwelijken.

In het algemeen worden gemengde huwelijken gezien als een belangrijke indicator van sociale integratie en een teken van wederzijdse acceptatie van etnische groepen. Uit mijn promotieonderzoek bleek dat verschillende mechanismen van het familieleven een rol spelen bij de houding tegenover het gemengde huwelijk. Hierbij is gebruik gemaakt van een grootschalige steekproef onder meer dan 8000 autochtone Nederlanders en 1400 personen van Marokkaanse, Turkse, Surinaamse of Antilliaanse afkomst.

Warme familierelaties bevorderen positieve etnische houding
Ten eerste blijken families met veel onderling contact, onderlinge afhankelijkheid en sterke familienormen grote weerstand te hebben tegen gemengde huwelijken. Deze constatering ondersteunt de gedachte dat er bij mensen met sterke familiebanden een neiging bestaat om ‘vreemdelingen’ buiten de familie te houden. Mensen met een andere etnisch-culturele achtergrond zouden een bedreiging vormen voor de identiteit en solidariteit van de eigen groep. Eerder is al aangetoond dat groepscohesie en geslotenheid gepaard kunnen gaan met het afwijzen van leden van outgroups, in het bijzonder wanneer deze groep als ondermijnend voor de eigen leefwijze wordt beschouwd. Gemengde huwelijken zouden de mogelijkheid beperken voor families om culturele gewoonten, tradities en opvattingen door te geven aan opeenvolgende generaties.

Deze studie laat echter ook nog iets anders zien: dat (hechte) families zich niet per definitie verzetten tegen gemengde huwelijken. Want als er tegelijk sprake is van warme en emotioneel ondersteunende relaties binnen een familie, dan kan dat gepaard gaan met sterkere gevoelens van vertrouwen en empathie, en minder met gevoelens van angst en onzekerheid. En dat zijn precies de factoren die positieve etnische houdingen bevorderen.

Familie heeft géén invloed op aanpassing
Een belangrijke bevinding van dit onderzoek is daarnaast dat familiecontacten (en het geven van hulp aan elkaar) bij de grote migrantengroepen in Nederland niet van invloed zijn op de houding tegenover sociaal-culturele aanpassing. Dit is een belangrijke bevinding omdat in het publieke debat vaak wordt verondersteld dat familierelaties, vooral die in het land van herkomst, een obstakel vormen voor de integratie van migranten in Nederland (bijvoorbeeld volgens Paul Scheffer in: Het multiculturele drama (2000)).

Daarentegen werken familiebanden die vanaf hun jeugd bestaan bij volwassenen wèl door op hun houding tegenover sociaal-culturele aanpassing. Volwassen migranten die tijdens hun jeugd een warme, ondersteunende band hadden met hun ouders staan meer open voor sociaal-culturele aanpassing. Ouderlijke warmte en affectie kunnen de ontwikkeling van gevoelens van veiligheid, zelfverzekerdheid en algemeen vertrouwen stimuleren. Deze gevoelens kunnen een naar binnen gekeerde, gesloten oriëntatie beperken, en de aanpassing aan een nieuwe en onbekende omgeving bevorderen.

Een andere factor in het aanpassingsproces waarvan het belang niet voldoende kan worden benadrukt, is de individuele taalvaardigheid. Aangetoond is dat migranten uit families waar meer Nederlands wordt gesproken een positievere houding hebben ten aanzien van sociaal-culturele aanpassing en minder gericht zijn op sociaal-cultureel behoud.

Willem Huijnk is werkzaam als wetenschappelijk onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. Daar doet hij onderzoek naar de structurele en culturele posities van verschillende etnische minderheidsgroepen in Nederland. Hiervoor deed hij promotieonderzoek bij de vakgroep Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Utrecht.