Het bewaken van de grenzen van Europa (en vroeger van Nederland) schuift steeds verder op naar buiten, naar vooral Afrikaanse landen. Dit gebeurt via ‘migratiedeals’ met landen als Libië, Egypte en Niger. Wat houdt deze strategie in? En welke onbedoelde gevolgen heeft dit voor Afrikaanse landen?
De Europese Commissie, gestimuleerd door Nederland en andere lidstaten, heeft zich de afgelopen jaren sterk gericht op het beperken van irreguliere migratie. Daarbij gaat men ervan uit dat het eerder tegenhouden van migranten de kans verkleint dat zij ‘Fort Europa’ bereiken.
Om dit te bereiken werkt de EU intensief samen met Afrikaanse landen die op migratieroutes liggen naar Europa, zoals Libië en Niger, zoals het ook doet met Turkije. Meer recent zijn ook Tunesië en Egypte een partner geworden voor de EU. Vaak gaat dat in de vorm van migratiepartnerschappen of -deals: Afrikaanse landen ontvangen financiële steun, materiaal, trainingen en gunstigere handels- en visa-afspraken, in ruil voor onder andere strengere grensbewaking en het tegenhouden van irreguliere migranten.
Sinds 2015 is ongeveer 5 miljard euro beschikbaar gesteld om migratie ‘bij de bron’ te stoppen
Deze strategie is structureel verankerd in het Europese migratiebeleid. Met het EU Emergency Trust Fund for Africa (EUTF) is sinds 2015 ongeveer 5 miljard euro beschikbaar gesteld om migratie ‘bij de bron’ te stoppen. (Ter vergelijking, de EU spendeert ongeveer 2 miljard euro per jaar aan humanitaire hulp wereldwijd.)
Later is deze lijn doorgezet in andere Europese en Nederlandse fondsen voor ontwikkelingssamenwerking. Terwijl ontwikkelingssamenwerking traditioneel gericht is op armoedebestrijding, economische groei en investeringen in onderwijs en gezondheidszorg, worden deze gelden nu vaker aangewend voor projecten met (ook) migratiedoeleinden zoals grenscontroles en het bevorderen van terugkeer en (her)integratie van migranten.
Welwillende partners
In de praktijk betekent dit dat ontwikkelingsgelden nu soms worden ingezet als instrument om de Europese grens te verleggen: landen die migranten tegenhouden of terugnemen, krijgen meer geld. Landen die dat weigeren, worden gekort of samenwerking wordt stopgezet.
Zo ontving Ethiopië 300 miljoen euro nadat het akkoord ging met de terugkeer en herintegratie van uitgeprocedeerde migranten. Met Tunesië werd in de zomer van 2023 een ‘Memorandum of Understanding’ getekend: Tunesië beloofde de grenzen beter te bewaken en mensensmokkel tegen te gaan, in ruil voor miljoenen euro’s subsidie van de EU om onder andere economische hervormingen en financiële stabiliteit te ondersteunen.
Ook Marokko heeft zich een welwillende partner getoond
Ook Marokko heeft zich een welwillende partner getoond. In 2023 stopte het 87.000 migranten, een forse stijging ten opzichte van de jaren daarvoor. Marokko krijgt hiervoor budget en trainingen op het gebied van grensbewaking. In ruil voor deze medewerking aan het bewaken van de Europese grenzen, steunen verschillende EU-landen nu Marokko’s claim op de Westelijke Sahara.
Gevolgen voor Afrikaanse landen
De gevolgen van deze EU-aanpak komt echter steeds vaker in conflict met Afrikaanse ambities rond regionale programma’s voor vrij verkeer van mensen, diensten en goederen. De focus op migratiebeheersing ondermijnt met name het vrije verkeer binnen ECOWAS, de regionale samenwerking tussen landen in West-Afrika, waar burgers zich zonder visum tussen lidstaten mogen bewegen (zoals we dat ook binnen de EU kennen).
Dit creëert spanningen, omdat regionale mobiliteit essentieel is voor economische en sociale ontwikkeling. Voor veel nomadische bevolkingsgroepen, zoals de Toeareg en Fulani, is mobiliteit een economische noodzaak en manier van leven.
Migratieroutes zijn nu clandestien, gevaarlijker en dus duurder geworden
De verschuivende grenspolitiek heeft bijvoorbeeld in Niger nadelige gevolgen gehad. EU-investeringen in migratiemanagement hebben de economische situatie van de lokale bevolking, met name in en rond Agadez (een migratiehub midden in de Sahara), niet verbeterd en soms zelfs verslechterd, omdat de economie rondom migratie een belangrijke bron van inkomen is.
Denk aan hotels, handelaars, buschauffeurs en gidsen. Migratieroutes zijn nu clandestien, gevaarlijker en dus duurder geworden. Dit heeft bijgedragen aan een toename van banditisme en economische malaise en een verminderd vertrouwen in lokale autoriteiten.
Daarnaast kan de Europese aanpak leiden tot het versterken van autoritaire regimes. Door het leveren van surveillancetechnologie, voertuigen en trainingen krijgen (lokale) autoriteiten middelen in handen die ook kunnen worden ingezet tegen de eigen bevolking. Zo groeit het risico dat grensbewaking en migratiecontrole worden gebruikt om politieke tegenstanders te onderdrukken of anderszins mensenrechten te schenden.
Grip op migratie is steeds vaker een verantwoordelijkheid die bij Afrikaanse landen wordt neergelegd
Verschuivende grenzen
De verschuiving van de Europese buitengrens naar met name Afrikaanse landen is inmiddels een structureel onderdeel van het Europese en Nederlandse migratiebeleid geworden. Daarmee is de gekoesterde wens van ‘grip op migratie’ niet langer een Europese aangelegenheid, maar ook een verantwoordelijkheid die steeds vaker bij Afrikaanse landen wordt neergelegd. Dit roept de vraag op of migratiebeleid niet in de weg zit van ontwikkelingsdoelen, regionale stabiliteit en duurzame partnerschappen.
Het is belangrijk deze ontwikkelingen goed te blijven volgen. De Adviesraad Migratie en de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken beogen dat in hun adviestraject ‘Kansen en risico’s bij de totstandkoming en uitwerking van migratiepartnerschappen’.
Evelien van Roemburg is directeur bij de Adviesraad Migratie.
Foto: Lake Kivu, UN Refugee Camp, Restaurant, door Philip Kromer, Gacaca. Flickr creative commons
