Demissionair regering Schoof diende net voor de verkiezingen een ‘zeer problematisch wetsvoorstel’ in. De verblijfstermijn voor naturalisatie moet van vijf naar tien jaar, vindt zij. Hoogleraar politieke wetenschappen Maarten Vink betoogt waarom dit een slecht plan is.

Het Nederlanderschap kan een bijdrage leveren aan de integratie van migranten op de arbeidsmarkt. Uit een analyse van gegevens over migranten blijkt dat de kans op betaald werk afhankelijk is van de snelheid waarmee een migrant naturaliseert. Nederlands en internationaal onderzoek geeft aan dat deze investering vruchten afwerpt als het integratieproces zou worden versneld in plaats van worden vertraagd.
Migranten die rond de vijf jaar in Nederland wonen hebben voldoende tijd gehad om te investeren in relevante kennis en vaardigheden, waardoor de kans op betaald werk toeneemt. Echter, wanneer het moment van naturalisatie te ver verwijderd raakt van het migratiemoment heeft deze investering, en het versnelde integratieproces dat daarmee gepaard gaat, niet langer meerwaarde. Met andere woorden, tien jaar voor het proces van naturalisatie is een slecht plan.
Met Gerard-René de Groot, emeritus hoogleraar Rechtsvergelijking en Internationaal privaatrecht, Universiteit Maastricht, diende ik op 5 november een uitgebreide reactie op dit wetsvoorstel in bij de internetconsultatie. Hieronder de belangrijkste punten uit onze reactie op een rij:
- Motivatie van het wetsvoorstel is onduidelijk Het is geheel onduidelijk welk maatschappelijk probleem wordt aangepakt met dit voorstel. Uit de Beleidskompas wordt duidelijk dat ‘[d]e politieke wens bestaat om de termijn voor naturalisatie te verlengen. Dit wordt gekoppeld aan inzet op inburgering en integratie en het aanscherpen van het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit.” Onder de ‘omvang van het probleem’ wordt verwezen naar de circa 50 duizend personen die in 2023 zijn genaturaliseerd. Maar wat is hier het probleem?
- Langere verblijfstermijn is de meest strenge van Europa Een verblijfsvereiste van 10 jaar is niet ongebruikelijk, maar aan de meest restrictieve kant van het Europese spectrum. Vijf jaar is verreweg de meest voorkomende eis in Europa.
- Langere verblijfstermijn schaadt Nederlandse economische belangen De voorgestelde regeling zal de bereidheid van een met een buitenlander gehuwde Nederlander om uitgezonden te worden naar het buitenland sterk beïnvloeden. Dit is problematisch voor internationaal actieve Nederlandse ondernemingen. Het voorstel schaadt daarom Nederlandse economische belangen.
- Langere verblijfstermijn is onredelijk voor vluchtelingen en staatlozen Een verdubbeling van de wachttijd voor personen die niet terug kunnen vallen op internationale bescherming door een ander land is onredelijk in het licht van het door het Vluchtelingenverdrag vereiste facilitatie van naturalisatie. Het geheel ontbreken in de Memorie van Toelichting, van een verwijzing naar staatlozen, voor wie de verblijfseis verhoogd wordt van drie naar vijf jaar, is zorgwekkend.
- Langere verblijfstermijn maakt arbeidsmarktparticipatie voor migranten moeilijker Internationaal onderzoek biedt geen ondersteuning voor de aanname dat naturalisatie na een langere verblijfstermijn beter is voor de integratie van migranten, in ieder geval op de arbeidsmarkt. Het tegenovergestelde is het geval. Voor arbeidsmarktparticipatie geldt: hoe eerder de naturalisatie plaatsvindt, hoe beter.
- Stelling dat veel migranten Nederlandse identiteit verkrijgen om vervolgens door te migreren is onjuist Onderzoek laat duidelijk zien dat voor het overgrote deel van de immigranten die Nederlander worden, dit sterkt samenhangt met langdurig verblijf in Nederland. De wens om Nederlander te worden is een weerspiegeling van de wens om in Nederland te blijven. Verreweg de meeste immigranten die Nederlander worden, blijven hier ook.
Klik op de link voor de uitgebreide reactie van Maarten Vink en Gerard-René de Groot op dit wetsvoorstel: https://www.internetconsultatie.nl/naturalisatietermijn/reactie/acc2edd7-fc9a-4271-abbc-157b5aa277b0
Maarten Vink is hoogleraar Burgerschapsstudies en directeur van het onderzoeksgebied Wereldburgerschap binnen het Global Governance Programme van het Robert Schuman Centre for Advanced Studies van het European University Institute. Hij is tevens codirecteur van het Global Citizenship Observatory (GLOBALCIT).
