Drie jaar na invoering van de nieuwe Wet inburgering is er veel gebeurd. Onderzoekers zien positieve ontwikkelingen in Rotterdam, maar constateren hardnekkige knelpunten voor uitvoerders en inburgeraars rondom het zo snel mogelijk starten en het combineren van inburgering en participatie.
Gepubliceerd op: 24 februari 2025
De nieuwe Wet inburgering (Wi2021) is sinds 1 januari 2022 van kracht. Een belangrijke verandering ten opzichte van de vorige wet is dat gemeenten de regierol hebben gekregen. Onderzoekers van de Erasmus Universiteit (EUR) en de gemeentelijke afdeling Onderzoek en Business Intelligence (OBI) voeren gezamenlijk onderzoek uit naar het inburgeringsbeleid in Rotterdam.
De tweede studie, onlangs gepubliceerd, belicht ervaringen en interacties van inburgeraars en professionals (Damen et al., 2024). In dit artikel worden enkele hoofdconclusies uitgelicht.
1. Groot aanpassingsvermogen en waardering voor professionals
Het uitvoeren van een nieuwe wet is geen sinecure (Dagevos et al. 2023, de Gruijter et al., 2023; Witvliet et al., 2023). In Rotterdam zien we dat veel opstartproblemen en knelpunten zijn opgelost. De samenwerking tussen de gemeente en uitvoerende partijen verloopt overwegend goed en nieuwe knelpunten worden – veelal – gezamenlijk opgepakt.
Maatwerk is een uitgangspunt in de nieuwe wet, maar kent in de praktijk ook grenzen.
Uit gesprekken met inburgeraars blijkt dat zij veelal tevreden zijn over de werkwijze van de gemeentelijke consulenten. Deze creëren een open sfeer en nemen de tijd om inzicht te krijgen in hun behoeften. Veel consulenten zijn deskundig en ervaren, blijkt ook uit observaties van interacties tussen professionals en inburgeraars.
Inburgeraars benadrukken het belang van de inzet van tolken of taalassistenten, zodat complexe informatie over inburgering goed kan worden overgedragen. Inburgeraars uiten ook kritiek, vooral over het feit dat er niet altijd daadwerkelijk naar hun behoeften wordt gehandeld. Maatwerk is wel een uitgangspunt in de nieuwe wet, maar kent in de praktijk ook grenzen.
2. Zowel statushouders als gezinsmigranten ervaren belemmeringen om snel te starten met de inburgering
De Wet inburgering 2021 pleit er nadrukkelijk voor om statushouders al vanuit het asielzoekerscentrum (azc) te laten starten met inburgeren. In de praktijk bleek deze ‘Vroege Start’ moeilijk van de grond te komen, vooral door de afstand tussen azc’s en de gemeenten waaraan statushouders werden gekoppeld (de Gruijter et al., 2023; RadarAdvies, 2024; Witvliet et al., 2023).
Toch neemt een deel van deze statushouders geen deel aan de Vroege Start
Inmiddels ligt de Silja in Rotterdam, een ferry die dient als tijdelijke opvanglocatie voor statushouders. De nabijheid van de Silja biedt meer mogelijkheden om snel te starten met inburgering. Toch neemt een deel van deze statushouders geen deel aan de Vroege Start, door gebrek aan informatie, faciliteiten of (onzekerheid en stress door) het wachten op huisvesting of gezinshereniging.
Ook voor gezinsmigranten worden in het onderzoek knelpunten rondom tijdig starten geconstateerd. Gezinsmigranten nemen in de wet een bijzondere positie in; zij zijn zelf verantwoordelijk voor het regelen en bekostigen van hun taalonderwijs. Het vinden van de juiste manier om de taal te leren, en een eventueel bijpassende betaalbare taalschool, kost tijd en kan financiële stress opleveren.
3. Gemeenten, aanbieders en inburgeraars worstelen met de combinatie van inburgering en participatie
In de nieuwe inburgeringswet wordt veel verwacht van de combinatie van participeren en inburgeren. Het idee is dat het mes aan twee kanten snijdt en inburgeraars door het leren van de taal meer kunnen participeren en via participatie sneller de taal leren. Binnen de inburgering zou dit vorm moeten krijgen in de leerroutes. In Rotterdam gebeurt dit in de Z-route, maar de B1-route staat nog overwegend in het teken van Nederlands leren in de taalklas.
Het is voor degenen die werken vaak lastig om dit te combineren met taallessen
Buiten de inburgering is een aanzienlijk deel van de inburgeraars aan het werk. Dit zou in theorie ook gunstig kunnen uitwerken op het leren van Nederlands. In de praktijk is het voor degenen die werken vaak lastig om dit te combineren met het volgen van taallessen. Er zijn inmiddels meer mogelijkheden voor online avond- en weekendlessen om werkenden te faciliteren, maar om na het werk lessen te volgen, is geen eenvoudige opgave.
Ook lijkt de werkomgeving niet altijd bij te dragen aan het leren van de taal; niet alle inburgeraars hebben frequent contact met collega’s of werken in een context waar Nederlands wordt gesproken.
We zien ook dat er in de uitvoering verschillend wordt omgegaan met het prioriteren van inburgering en participatie. Sommige professionals benadrukken het belang van het tijdig afronden van de inburgering, terwijl anderen juist stimuleren dat inburgeraars gaan werken.
De afweging kan voor gezinsmigranten nog lastiger zijn. Velen van hen werken al, deels ook omdat ze zelf verantwoordelijk zijn voor het bekostigen van hun taalonderwijs.
Inburgering op stoom
De inburgering in Rotterdam komt op stoom. Ons onderzoek laat de nodige positieve ontwikkelingen zien. Opstartproblemen en knelpunten worden gezamenlijk opgelost en veel inburgeraars waarderen de begeleiding van de gemeente waarin maatwerk steeds meer wordt toegepast. Tegelijkertijd vormen tijdig (kunnen) starten met de inburgering en dit kunnen combineren met participatie belangrijke knelpunten in het (Rotterdamse) inburgeringsbeleid.
Met de kabinetsplannen ziet het ernaar uit dat de periode in de opvang langer duurt
Om het inburgeringsbeleid tot een succes te maken, is het belangrijk om genoemde knelpunten zoveel mogelijk weg te nemen. Dit is ook met het oog op de voornemens van het kabinet-Schoof van belang. Met kabinetsplannen voor soberder opvang, het afschaffen van het spreidingbeleid en het beperken van de instroom van statushouders in de sociale huursector ziet het ernaar uit dat de periode in de opvang langer duurt, en dat er minder mogelijkheden zijn voor activiteiten gedurende de opvangperiode.
Uit onderzoek weten we dat deze factoren ongunstig uitwerken op de psychische gezondheid en daarmee op de positieverwerving van statushouders (Damen, 2022). Dit maakt het inburgeringsbeleid en de Vroege Start in het bijzonder nog belangrijker (zie ook: Enneking, 2024; RadarAdvies, 2024).
Een goed functionerende inburgeringswet is niet alleen in het belang van gemeenten en inburgeraars
De aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt biedt daarentegen mogelijkheden voor dualiteit. In dit licht is het van belang dat inburgeraars de juiste kansen krijgen om participatie en inburgering te combineren. Daarbij is ook een rol voor werkgevers weggelegd. Belangrijk is dat het leren van de taal daadwerkelijk kan worden gecombineerd met (vrijwilligers-)werk.
Gunstige effecten
Recent onderzoek laat zien dat het afronden van de inburgering gunstige effecten heeft voor de arbeidsmarktparticipatie (Dagevos et al., 2024). We zien in Rotterdam, maar ook in andere steden, dat het enige tijd duurt voordat de uitvoering op orde is. Het is dus van het grootste belang dat deze zich gunstig kan blijven ontwikkelen. Een goed functionerende inburgeringswet is immers niet alleen in het belang van gemeenten en inburgeraars, maar ook voor de samenleving als geheel.
Roxy Damen, Jaco Dagevos en Meghan Rens zijn verbonden aan de Erasmus Universiteit. Alex Hekelaar, Zoë van Ikelen, Frans Moors en Anita Watzeels zijn werkzaam bij OBI. Allen maken deel uit van het projectteam dat onderzoek doet naar de uitvoering en effectiviteit van het inburgeringsbeleid in Rotterdam.
Foto: zapdelight (Flickr Creative Commons)
Literatuur:
Dagevos, J., Damen, R., Bakker, L., Bruggeling, D., Hekelaar, A., Moors, F. en Watzeels, A. (2023). Lost de nieuwe inburgeringswet de hoge verwachtingen in? Sociale Vraagstukken. Geraadpleegd op 27 november 2024, via https://www.socialevraagstukken.nl/lost-de-nieuwe-inburgeringswet-de-hoge-verwachtingen-in/
Dagevos, J., Maliepaard, M. en de Mooij, M. (2024). Met beleid vooruit? Wat betekent het opvang-, inburgerings- en spreidingsbeleid voor ontwikkelingen in de positie en leefsituatie van
statushouders? Den Haag: WODC.
Damen, R. E. C. (2022). Rooting in new soil. Explaining differences and developments in early integration processes among Syrian refugees in the Netherlands (dissertation). Rotterdam: EUR.
Damen, R., Hekelaar, A., van Ikelen, Z., Moors, F., Rens, M., Watzeels, A. en Dagevos, J. (2024). Op weg met het nieuwe inburgeringsbeleid in Rotterdam. Ervaringen en interacties van
inburgeraars en professionals. Rotterdam: EUR en OBI.
Enneking, K. (2024). VNG: bezwaar tegen wijziging inburgeringswet. Geraadpleegd op 27 November 2024, via https://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/vng-maakt-bezwaar-tegen-wijziging-inburgeringswet
Gruijter, M. de, T.A. Kool en Y. Dusault (2023). KIS-Monitor 2023: Gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding en inburgering statushouders en gezinsmigranten. Utrecht: Kennisplatform
Inclusief Samenleven.
RadarAdvies (2024). Uitvoering eerste fase Wet inburgering 2021. Amsterdam: RadarAdvies.
Witvliet, M., M. Lazëri, N. Galesloot en A. Odé (2023). Synthesestudie resultaten beleid gericht op integratie en maatschappelijke samenhang. Amsterdam: Regioplan.