COLUMN Jan Willem Duyvendak: Sterven als thuiskomen

Mijn lieve vader is doodziek. Naar nu is gebleken, was hij al langer ziek, maar dat wisten hij noch wij. Het is te laat om er iets aan te doen. De gesprekken gaan plotseling over hospices, euthanasie en allerlei andere zaken waarop je niet voorbereid bent. Of althans, waarop ik niet voorbereid ben. Veel ouderen, zoals mijn vader, reageren gelukkig veel adequater. Zij leven al jaren iedere dag met de mogelijkheid dat dit kan gebeuren. Mijn vader en moeder hebben ook een taal om over de naderende dood te spreken – terwijl ik hakkel en niet goed weet hoe mijn gevoelens te verwoorden.

Het viel me al snel op dat het in hun gesprekken voortdurend over ‘thuis’ gaat. Juist wanneer de dood nadert, is ‘thuis zijn’ van het grootste belang. Mijn vader wilde zo snel mogelijk uit het ziekenhuis naar huis – naar een familiaire, vertrouwde en beschutte omgeving. Maar hij zal niet lang meer thuis blijven. Hij verhuist binnenkort naar een hospice dat zichzelf aanprijst als een ‘bijna-thuis-huis’. Ik opperde dat het blijkbaar een religieus hospice betrof – met de hemel als een soort wenkend finaal thuis – maar mijn vader had een andere lezing: ze proberen het verblijf in het hospice zo te maken alsof het thuis is, een bijna-thuis… Ik mag het voor hem hopen, want zoals velen van zijn generatie is hij begin jaren zeventig hard van zijn geloof gevallen. Zijn val was bovendien extra hard omdat hij dominee was (en een dominee zonder geloof is als een boer zonder land).

Je thuis voelen is voor iedereen – jong en oud – belangrijk, maar eigen aan stervenden is de terugtrekkende beweging uit de wereld naar de vertrouwde en voorspelbare eigen kring. Dat blijkt ook uit lezing van Een behouden thuiskomst. Idealen in de palliatieve zorgverlening (onder redactie van W. Dekkers, M. Becker en M. Pijnenburg, Valkhof Pers, 2012), een titel die mij in eerste instantie enigszins bevreemdde (is een ‘behouden thuiskomst’ niet een al te rooskleurig perspectief op de dood?). Maar het is een interessant boek omdat het laat zien in welke betekenissen thuis en thuis voelen relevant kunnen zijn voor stervenden. Het gaat om thuis zijn / thuiskomen in de eigen omgeving; zich thuis voelen in het eigen lichaam; thuis zijn in een menswaardige psychosociale omgeving; en ten slotte, voor de metafysici, thuiskomen in een spirituele omgeving. Thuis zijn in een menswaardige omgeving is vooral relevant voor dementerende ouderen, die ‘zichzelf’ niet meer zijn en geen houvast meer hebben in het hier en nu. Die zich bovendien ook nauwelijks meer thuis kunnen voelen in de ‘eigen omgeving’, vervreemd als zij zijn geraakt van degenen die hun het dierbaarst waren en van een omgeving die hun voorheen ‘paste’. Voor hen is de tweede betekenis vaak ook bijna ‘ongekend’: zij voelen zich juist niet meer thuis in hun eigen lichaam, met een geheugen dat niet meer wil, dat hen in de steek laat.

Ook voor mijn vader is het een grote opgave om zich thuis te voelen in zijn lichaam, dat hij niet meer als het zijne herkent. Hij mag nu vrede hebben met de dood, maar hij voelde zich ‘verraden’ toen zijn eigen lichaam een sluipmoordenaar bleek te huisvesten die zijn, op het oog zo zekere, bestaan binnen een paar weken volledig heeft ondermijnd. Het ‘thuis voelen’ is voor mijn vader een opgave geworden omdat alle vanzelfsprekendheden zijn verdwenen. Thuis is niet thuis meer, het hospice zal nooit een tweede thuis meer worden, en wij, wij blijven als ‘thuis-lozen’ achter. Dat is pijnlijk – maar dat komt omdat thuis zo ontzettend thuis was.

Jan Willem Duyvendak is hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Dit is de zesde van een serie columns over ‘thuisgevoel’, waarnaar Jan Willem Duyvendak onderzoek deed. In zijn boek ‘The politics of home. Belonging and nostalgia in Western Europe and the United States’ stelt hij dat er sprake is van een crisis in ons thuisgevoel.

Naschrift:

Onlangs is mijn vader overleden. Uiteindelijk is hij niet meer naar een hospice gegaan, maar thuis overleden.