Als we zelf meedoen, voelen we ons dan veiliger?

Veiligheid is steeds meer een zaak van burgers zelf. Omdat ze dat willen en omdat de politie het niet alleen afkan. Maar burgerparticipatie is niet altijd effectief en kent perverse effecten.

Burgerparticipatie in het veiligheidsdomein is niet van vandaag of gisteren. Zo is op Rembrandts schilderij ‘De Nachtwacht’ de schutterij van Amsterdam afgebeeld, een  chique stadswacht die in de nachtelijke uren de stad bewaakte. De actieve betrokkenheid van burgers bij de handhaving van veiligheid is sinds het begin van de 21ste eeuw onmiskenbaar gegroeid, zo blijkt bijvoorbeeld uit recent onderzoek van Lub (2016a) naar buurtwachten in Nederland.

Maar burgerparticipatie kent ook andere vormen. Sommige burgers hebben de moed om in te grijpen bij criminele incidenten. Daarnaast zijn er overal in Nederland ‘WhatsApp’-groepen waarmee buurtbewoners de politie én elkaar op hoogte stellen wanneer ze iets verdachts zien in hun buurt. En ten slotte zijn er burgers die samen met de politie de belangrijkste problemen in de wijk benoemen waarmee de politie en gemeente zich volgens hen zouden moeten bezighouden.

 De grote vraag is waar de opkomst en groei van actieve burgerparticipatie in het veiligheidsdomein aan te danken is. Er zijn drie hoofdredenen voor te noemen.

Mondigheid, responsabilisering en bestuurstechniek

Een eerste, voor de hand liggende, reden is de toegenomen mondigheid. Hedendaagse burgers willen meepraten en liefst meebepalen over zaken die hun direct aangaan. Een belangrijke motivatie hierachter is het ongenoegen van burgers die vinden dat het de verkeerde kant opgaat met Nederland en die desnoods zelf het initiatief willen nemen om zaken recht te zetten. Soms is dit gemakkelijk, zoals een berichtje plaatsen op de buurt WhatsApp, maar in andere gevallen vergt dit aanzienlijke inspanning en betrokkenheid, zoals het ’s avonds surveilleren in de buurt.

Een tweede oorzaak voor de opkomst en groei van burgerparticipatie in het veiligheidsdomein is het besef dat de politie onmogelijk alle overlast en vormen van kleine criminaliteit alleen kan afhandelen. De klassieke strafrechtelijke aanpak is te beperkt voor een effectieve aanpak van criminaliteit en overlast. Daarom worden andere partijen, onder meer burgers en bedrijven, mede verantwoordelijk gemaakt voor het veiligheidsprobleem. Garland (2001) sprak in dit verband van een ‘strategie van responsabilisering’ waarmee de staat in toenemende mate maatschappelijke organisaties en burgers probeert te activeren om het formele veiligheidsbeleid aan te vullen met een netwerk van meer of minder informele sociale controle.

Een derde en laatste reden voor de opkomst en groei van burgerparticipatie is dat de overheid manieren zoekt om te besparen op de uitgaven in het veiligheidsdomein. Burgerparticipatie is zo een bestuurstechniek om burgers ‘gratis’ te laten werken voor de overheid, door buurtwachten te betrekken bij politieacties bijvoorbeeld.

Van raadplegen tot zelfbeheer

De verschillende vormen van burgerparticipatie in Nederland kunnen worden onderscheiden op basis van de bekende participatieladder van Arnstein (1969; Schuilenburg 2016a).

De eerste twee vormen van burgerparticipatie zijn ‘raadplegen’ en ‘coproduceren’. Een voorbeeld van ‘raadplegen’ zijn slachtofferenquêtes om meer inzicht te krijgen in de omvang en de ontwikkeling van de verborgen criminaliteit. Dit is criminaliteit die niet wordt geregistreerd door de politie.

Bij ‘coproduceren’ kan worden gedacht aan het project Burgernet waarmee de politie een melding doorgeeft aan burgers van een inbraak, beroving of vermissing van een persoon. Een ander voorbeeld van ‘coproduceren’ zijn Marokkaanse buurtvaders die in gesprek gaan met probleemjongeren (‘kennen en gekend worden’) in een poging een band met ze te creëren en ze in het gareel te laten lopen.

Een derde vorm van burgerparticipatie is ‘meebeslissen’. Denk aan het Rotterdamse project ‘Buurt Bestuurt’ waarin burgers daadwerkelijk de macht hebben om de uitkomst van bestuurlijke processen te beïnvloeden. Zo kunnen burgers zelf aangeven aan welke problemen in de wijk een deel van de politiecapaciteit moet worden besteed.

De vierde en laatste vorm van burgerparticipatie is ‘zelfbeheer’. Dit is de hoogste vorm van participatie omdat de machtsbalans hier volledig uitvalt in de richting van de burgers. Zij kunnen volledig zelfstandig beslissingen nemen over hun veiligheid, bijvoorbeeld door private beveiligers in te huren op woonlocaties als ‘gated communities’, zonder goedkeuring van ambtenaren van de gemeente of de politie.

Wanneer is buurtparticipatie effectief en wanneer niet?

De verschillende vormen van burgerparticipatie blijken in de ene situatie wel effectief en onder andere omstandigheden niet. Waar ligt dat aan? Ofwel, wat is het werkende bestanddeel, of juist het struikelblok? Verschillende onderzoekers noemen uiteenlopende factoren die beslissend kunnen zijn voor de effectiviteit van burgerparticipatie. Zo stelt Vollaard (2016) op grond van zijn onderzoek naar Buurt-WhatsAppgroepen in Tilburg dat het succes van deze participatievorm deels gelegen is in een beloningsaspect: een alerte deelnemer kan rekenen op de waardering van zijn buurtgenoten.

Boutasmit en Snel (2016) ontdekten in hun onderzoek onder Nederlands-Marokkaanse jongeren in de Haagse Schildersbuurt dat surveillance door ‘buurtvaders’ uit de eigen etnische groep effectiever kan zijn dan toezicht uitgeoefend door ‘buitenstaanders’. De kans dat de buurtvaders hen of hun ouders kenden, maakte de jongeren beducht voor verlies van de goede familienaam en voor conflicten thuis als gevolg van gerapporteerd wangedrag op straat.

Schuilenburg (2016b) wijst in het project Buurt Bestuurt in de Rotterdamse wijk Hillesluis op de rol van overheid. Burgerparticipatie betekent namelijk óók overheidsparticipatie. Hij onderscheidt drie verschillende manieren waarop de overheid zich kan manifesteren in burgerprojecten: als presterende, rechtvaardige en participerende overheid. In de onderzochte Buurt Bestuurt verwachten burgers juist prestaties van de overheid en als die uitblijven, is de teleurstelling groot, met alle gevolgen van dien voor de kans van slagen van het project.

Perverse effecten nopen tot kritische reflectie

Natuurlijk zitten er ook morele implicaties aan burgerparticipatie. Lub (2016b) wijst erop dat buurtwachten officieel slechts de ogen en oren van de straat zijn en het boeven vangen overlaten aan de politie. Op het eerste gezicht lijkt er dan ook rechtsstatelijk niets mis. Toch liggen excessieve sociale controle, etnische profilering en leeftijdsdiscriminatie (jegens jongeren) op de loer. Elke observatie van een persoon of gebeurtenis die afwijkt van wat ‘normaal’ is, kan geframed worden als potentiële bedreiging en als ‘verdacht.’

Dergelijke effecten dwingen tot een kritische reflectie op het fenomeen burgerparticipatie in veiligheid en de inpasbaarheid daarvan in het veiligheidsbeleid. Zo zou het mobiliseren van burgers op het thema (on)veiligheid wel eens als neveneffect kunnen hebben dat onveiligheidsgevoelens juist toenemen, dit in weerwil van de al jarenlang dalende criminaliteit.

Marit Scheepmaker, Marc Schuilenburg en Erik Snel zijn redacteuren van het Tijdschrift Justitiële verkenningen. Dit artikel is een uitgebreide versie van de inleiding van het recentelijk verschenen themanummer ‘Burgerparticipatie in veiligheid’ van Justitiële verkenningen (nr. 5/2016).

Foto: Ritzo ten Cate (Flickr Creative Commons)