Nederland kantelt ondanks of dankzij de scepsis

Burgers nemen steeds vaker zelf het heft in handen. Samen vormen ze een beweging die de samenleving ingrijpend zal veranderen. Velen lezen de tekenen des tijd niet goed en doorzien de consequenties nog niet, aldus de Rotterdamse hoogleraar Transitiekunde Jan Rotmans.

Nederland kantelt van een verticaal geordende, centraal aangestuurde, top-down samenleving naar een horizontale, decentrale, bottom-up samenleving. Langzaam maar zeker wordt de oude ordening van bestaande instituties en organisaties vervangen door gemeenschappen, coöperaties en sociale en fysieke netwerken. Deze nieuwe orde is het meest zichtbaar in de explosie aan burgerinitiatieven van de afgelopen 10 jaar.

Van geitewokkensokkendragers tot gedreven burgers

Hoeveel burgerinitiatieven er in Nederland zijn weet niemand, het is vrijwel onmogelijk om dat in kaart te brengen want daarvoor is de diversiteit te groot. Wel is duidelijk dat de burgerinitiatieven vrijwel alle maatschappelijke terreinen bestrijken; van bouw tot zorg en alles daar tussenin. Zo telt Nederland ruim 500 lokale energie-initiatieven, tientallen financiële coöperaties, veelal lokale kredietverleningsunies en meer dan 100 lokale zorgcoöperaties. Ook zijn er meer dan 100 broodfondsen, netwerken van 20 tot 50 ondernemers (meestal zzp’ers) die geld opzij leggen om elkaar te helpen in geval van langdurige ziekte.

Al deze initiatieven, opgezet door gedreven burgers, vormen een beweging van onderop en bepalen mede de nieuwe maatschappelijke ordening. Mijn ruwe schatting is dat er zo’n 10 duizend projecten, zowel rijp (formeel, goed georganiseerd) als groen (informeel, amateuristisch) door burgers zijn opgezet. Hierbij zijn plusminus 250 duizend mensen betrokken. Werd deze beweging in de begintijd, ongeveer 10 jaar geleden nog gedomineerd door wereldverbeteraars en geitenwollensokkendragers, nu zijn het vooral gedreven burgers, zzp’ers en sociale en economische entrepreneurs. De beweging van maatschappelijke ondernemingen, burgerbedrijven, bewonersbedrijven, coöperaties en sociale ondernemingen is vooral de afgelopen 5 jaar onstuimig gegroeid en zakelijker geworden en vormt inmiddels een ongrijpbare en lastig te controleren voorhoede van voornamelijk hoog opgeleiden waaraan een steeds bredere groep mensen aanhaakt.

Dat de beweging ongrijpbaar is, blijkt onder meer uit de namen die er door de oude orde aan gegeven worden: burgerkracht, do-it-yourself-society, samenleving van onderop, doe-democratie, en de allerergste, participatiesamenleving. Geen enkele benaming doet recht aan de potentie, kracht en rijkdom van de beweging van ondernemende burgers die het publieke domein betreden. In plaats van ‘actief burger’, ‘vrijwilliger’ of ‘sociaal-doe-het-zelver’ kunnen we ze beter ‘sociaal ondernemer’ noemen (Specht en Sterk, 2013). Of, nog beter, ‘sociaal ondernemer 3.0’ dat wil zeggen ‘burgers die zijn toegerust om met anderen maatschappelijke veranderingen te realiseren’ (Sterk, Specht en Walraven, 2013). Onder hen zijn koplopers, eigenzinnige friskijkers en dwarsdenkers die een eigen onderneming starten rondom een specifiek idee of project; verbinders, mensen die het vermogen hebben om mensen, projecten of ideeën te verbinden, zonder zichzelf daarbij voorop te stellen, en kantelaars, mensen met het vermogen om systemen te laten kantelen via destabiliserende acties (Rotmans, 2014).

Wat drijft deze koplopers, verbinders en kantelaars? Uit onderzoek van de Utrechtse hoogleraar Tine de Moor (2013) naar burgercollectieven (met name coöperaties) over de afgelopen 1000 jaar blijkt dat er sprake is van golfbewegingen. Een golf van nieuwe burgercollectieven ontstaat steeds ná een versnelde ontwikkeling van de vrije markt en privatisering. Dit is een interessante verklaring, die echter voor de recentste golf, van de laatste 15 jaar, maar gedeeltelijk opgaat.

Scepsis van onderzoekers en politici is onterecht

De huidige explosie aan burgerinitiatieven is dieper geworteld en komt mede voort uit de frustratie van de burgers over een overheid, die de in haar gestelde verwachtingen niet kan waarmaken. Andere oorzaken zijn de angst voor bedreigingen, zoals klimaatverandering, het wantrouwen tegen grote, afstandelijk en anoniem opererende bedrijven en het hyperindividualisme. De onstuimig groeiende beweging van burgers die zelf de touwtjes in handen nemen, is daarnaast een geïnspireerde beweging. Onder burgers is er een enorme drive om hun stad, wijk of buurt vanuit een chauvinistische urgentie beter te maken. In een stad als Rotterdam zijn daar fraaie voorbeelden van te vinden. Omdat de huidige golf van burgercollectieven, anders dan haar voorgangers in het verleden, niet opgestuwd wordt door economische factoren alleen, maar ook door sociale, culturele, ecologische en institutionele ontwikkelingen is de beweging van onderop pluriformer en krachtiger dan ooit.

Er bestaat veel scepsis over de maatschappelijke beweging van onderop. De politiek worstelt ermee en benoemt het met een typisch top-down begrip: de participatiesamenleving. Punt is echter dat de onderliggende motieven voor de participatiesamenleving vooral bezuinigingen en doelmatigheidsoverwegingen zijn. Ofwel, een nauwelijks verhulde strategie van de overheid om burgers meer zelf te laten doen.

Ook veel onderzoekers zijn sceptisch over de beweging van onderop. Zo tonen de onderzoekers Evelien Tonkens en Jan Willem Duyvendak (2013, 2014) voornamelijk dedain jegens burgerinitiatieven. Zij vinden dat dezen veel te rooskleurig worden voorgesteld. Bovendien vragen zij zich af hoeveel mensen er nu werkelijk meedoen, de beweging zou au fond weinig voorstellen.

Tonkens en Duyvendak hebben gelijk met hun opmerking dat we altijd kritisch moeten blijven op de voors en tegens van burgerinitiatieven en zelforganisaties. Ook waarschuwen ze ons terecht voor een mogelijke tweedeling tussen actieve, hoogopgeleide mensen en passieve, minder hoog opgeleide en kwetsbare mensen. Echter, Tonkens en Duyvendak analyseren de participatiesamenleving vooral vanuit de overheid, zij zien het als een product van beleid. Terwijl de échte participatiesamenleving, de beweging van onderop dus, juist níet het resultaat is van overheidsbeleid. Integendeel, ze is voornamelijk ontstaan doordat ondernemende burgers in toenemende mate als sociaal ondernemer het publieke domein hebben betreden. Ook overzien Tonkens en Duyvendak bij lange na niet de breedte en diepte van de beweging van onderop. Die gaat bepaald niet alleen over zorg en welzijn, maar bestrijkt vrijwel alle maatschappelijke terreinen.

Waar Tonkens en Duyvendak evenmin oog voor hebben, is het ontstaan van een nieuw maatschappelijk middenveld. De sociale ondernemers hebben steeds meer invloed in het publieke domein, waardoor een niet-economisch en sociaal-cultureel kapitaal ontstaat, het typische kenmerk van een opkomende nieuwe macht.

We maken de Genesis mee van een derde wereld

We maken de Genesis mee van een derde wereld, naast de al bestaande bestuurlijke wereld en de echte, alledaagse wereld komt de gedroomde wereld van ondernemende burgers of sociaal ondernemers op (Specht en Sterk, 2014). Die gedroomde wereld gaat niet alleen over idealen, maar ook over beter, innovatiever, spannender, goedkoper en minder bureaucratisch. Ongetwijfeld zal de werkelijkheid weerbarstiger en minder romantisch zijn dan de droom en zullen zich de komende jaren heftige spanningen en tegenstellingen voordoen.

Ook is de kans groot dat er een groep mensen die zelfredzaam noch samen redzaam is, moet afhaken. Voor hen is een nieuwe vorm van solidariteit nodig om te voorkomen dat ze helemaal buiten de boot vallen. In het organiseren van die nieuwe vormen van solidariteit is een cruciale rol voor de overheid weggelegd. Samenleving 3.0 wordt niet per se beter of mooier, maar wel beter toegerust voor de eisen die de nieuwe tijd stelt. We komen op een hoger complexiteitsniveau en op een hoger niveau in de evolutie. Er is geen weg terug, ook daarom heeft het weinig zin om de beweging van onderop te problematiseren of stigmatiseren. Het is veel zinniger om het als een uitdaging te zien voor de democratie, zowel op landelijk als lokaal niveau.

Jan Rotmans is hoogleraar transitiekunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en oprichter van DRIFT, het wetenschappelijk onderzoeksinstituut naar transities. Het boek ‘Verandering van tijdperk. Nederland kantelt’ waarop dit artikel mede is gebaseerd, is uitgegeven door Aeneas, ISBN 978-94-6104-0350

 

Referenties
De Moor, T. (2013). Homo Cooperans, instituties voor collectieve actie en de solidaire samenleving. Oratie, 30 augustus 2013, Universiteit Utrecht.

Rotmans, J. (2014). Verandering van Tijdperk: Nederland Kantelt. Uitgeverij Aeneas, Boxtel.

Sterk, E. , Specht, M. en Walraven, G. (red.) (2013). Sociaal ondernemerschap in de participatiesamenleving. Garant Uitgevers NV, Apeldoorn.

Tonkens, E. en Duyvendak, J-W. (2013). Wie wil zich nu laten douchen door de buurman? Sociale Vraagstukken, 12 mei 2013, dossier de affectieve burger.

Tonkens, (2014). Misverstanden over de participatiesamenleving. Sociale Vraagstukken, 24 juli 2014.