Debat over kanteling gaat ook over de rol van wetenschap

De burger neemt het over van de overheid, maar in welke mate doet hij dat en leidt dit tot een kanteling van de samenleving? Het wetenschappelijke onderzoek naar deze vragen is gebaat bij heldere begrippen en empirisch verkregen data. En het stellen van ‘wicked’ vragen.

Transitiewetenschapper Jan Rotmans stelt dat burgers steeds meer zelf het heft in handen nemen en daardoor een proces van maatschappelijke transitie of kanteling op gang brengen. Sterker nog, hij is stellig van mening dat die kanteling al gaande is. Andere wetenschappers, zoals Evelien Tonkens en Jan Willem Duyvendak, hebben daar sterke twijfels over en zoeken naar een empirisch houvast.

Onvolkomen data bemoeilijken het debat

Naar schatting zijn er in Nederland tussen de 10 duizend en 15 duizend burgerinitiatieven. Deze zijn ondergebracht in een grote verscheidenheid aan deelverzamelingen zoals voordewereldvanmorgen, Greenwish, M-AEX, Urgenda, MVO Nederland, HierOpgewekt, Burgerinitiatieven VNG en Nederlandkantelt.

De verschillende deelverzamelingen lijken geheel los van elkaar te staan. Elke verzameling kent zijn eigen focus, aanmeldprocedure en categorisering. Of en in hoeverre een verzameling representatief of compleet is voor een bepaald veld of een bepaalde trend is op grond van de huidige, onvolkomen data daardoor niet of nauwelijks vast te stellen. Dat bemoeilijkt niet alleen het voeren van een empirisch onderbouwd debat, maar maakt het ook vrijwel onmogelijk om aan te geven wat de impact is van de diverse initiatieven op de samenleving. Rotmans spreekt over pakweg 10 duizend initiatieven, maar het kunnen er ook zo maar 15 duizend zijn.

Tonkens en Duyvendak wagen zich weliswaar niet aan het noemen van aantallen, maar spreken wel van een ‘kwalitatieve verschuiving’, richting uitbuiting van zzp’ers. Kortom: wie het weet, mag het zeggen.

Om in de huidige empirische lacune te voorzien, is een inventarisatie van feiten en cijfers nodig om zicht te krijgen op een samenhangend geheel van nuchtere vragen naar wie, waarom, hoelang, met wie en voor hoeveel. Een daaropvolgende stap zou kunnen bestaan uit een selectie en verdere uitwerking van veelbelovende, spannende of inspirerende initiatieven, bijvoorbeeld aan de hand van het ‘Klaverblad Model’ (Jonker c.s., 2014). Dat model veronderstelt dat in een initiatief op een samenhangende manier aandacht wordt besteed aan vijf bouwstenen: gehanteerde principes, aard van het ontwerp, business propositie, community-inbedding en kosten-waarde-creatie vergelijking. Dit leidt tot een beknopte casus-uitwerking die inzicht biedt in aard, opzet en uitwerking van een initiatief. Daar kan dan uit blijken dat een initiatief echt bij burgers vandaan komt (en laten we dat dan een burgerinitiatief noemen), maar ook dat andere configuraties van partijen de bedenkers en grondleggers zijn.

Tellen alleen is niet genoeg

Om in een onderzoek de fundamentele aspecten van een classificatie aan bod te laten komen, is het relevant om verder te gaan dan beschrijven, tellen en clusteren. Ook de terminologie, de taxonomie en de deontologie moeten aan de orde komen. Doordat de opponenten in het debat over burgerinitiatieven een soms sterk afwijkende terminologie hanteren, is niet altijd duidelijk wat ze precies bedoelen. Probeer maar eens in het debat tussen Rotmans en Duyvendak Tonkens helder te krijgen wanneer sprake is van ‘pure’ of ‘quasi’ burgerinitiatieven, sociaal ondernemerschap, burgerbedrijven, of de verzakelijking én zzp’ering van het voorgaande. We hebben met andere woorden te maken met een ‘vrolijk rommelige’ variant van een academische spraakverwarring.

Om de verscheidenheid aan burgerinitiatieven helderder te krijgen (denk aan buurtmoestuin, zorgcoöperaties, straatactiviteiten of een energiecoöperatie), kan een indeling worden gemaakt op basis van kenmerken zoals thema, scope, betrokken stakeholders, bereik, financiering of rechtsvorm. Zo’n taxonomie is nodig, als eerste stap om met empirisch-gefundeerd inzicht het fenomeen burgerinitiatieven (ook) categorisch te duiden, liefst op basis van herhaald meten in de toekomst. Of het gemeenschappelijk gebruik van een taxonomie het debat tussen Rotmans en Tonkens/Duyvendak anders had doen verlopen, waag ik overigens te betwijfelen.

Elk onderzoek naar burgerinitiatieven dient tenslotte aandacht te besteden aan de deontologische premisse: wat is het gewenste gedrag en hoe wordt die in de praktijk vorm gegeven.

Classificatie leidt tot twee reflexieve vragen

Wat maakt dat ‘de’ maatschappij in beweging komt? Door de groei van burgerinitiatieven of door de bundeling ervan, zodat er een microregime ontstaat? Zijn er strategische sectoren of projecten die meer impact hebben dan anderen? Of moeten we zoeken naar ‘tipping points?’ En als dat laatste aan de orde is, zoals Rotmans stelt, is het misschien wel handig om te weten hoe we een kantelpunt kunnen herkennen als we er een zien.

Of gaat het over heel andere factoren zoals een stimulerende institutionele context, een groeiend besef dat een verandering van tijdperk om actieve deelname door mensen in een maatschappelijke verbouwing vraagt? Of moet de vernieuwing van de samenleving meer dan nu van de overheid komen en moet zij zich in dat geval vooral opstellen als een transitie-regisseur?

Dat we de maatschappij moeten verbouwen, behoeft geen betoog. Even duidelijk is dat het debat over transitie of kanteling ook moet gaan over de ‘wicked’ vragen van ordening en transitie - incrementeel of radicaal veranderen? - en de rol van de wetenschap en het weten daarbij.

Jan Jonker is hoogleraar duurzaam ondernemen aan de Nijmegen School of Management van de Radboud Universiteit Nijmegen en bekleedt tevens de ‘Pierre de Fermat’ leerstoel aan de Toulouse Business School (Fr.).

 

Noten:

Janssen, J. en Jonker, J. (2014). Aan advies geen gebrek. Working paper Nijmegen School of Management. Gratis te downloaden.
Jonker, J. (eds.) (2014). Nieuwe Business Modellen: Samen werken aan Waardecreatie. Den Haag: Academic Service
Rotmans, J. (2014). Verandering van Tijdperk. Nederland kantelt. Boxtel: Aeneas
Tonkens, E. en Duyvendak, J. W. (2015). Graag meer empirische en minder eufore kijk op burgerinitiatieven. Dossier Burgers nemen het over - www.socialevraagstukken.nl.
Zie ook diverse bijdragen van bovenstaande auteurs in het dossier ‘Burgers nemen het over’.