Gedwongen kader en krachtgericht begeleiden gaan goed samen

Onder dwang eigen regie en autonomie versterken, lijkt een paradox. Volgens onderzoekers van HVO-Querido en Hogeschool Utrecht gaan deze zaken echter prima samen bij het werken met cliënten die van justitie een maatregel opgelegd hebben gekregen.

Voorzieningen voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang (BW/MO) herbergen steeds meer cliënten die te maken hebben met een door justitie opgelegde maatregel. Zij zijn veroordeeld vanwege één of meerdere misdrijven en zijn voorwaardelijk vrijgelaten uit detentie. Ze mogen bijvoorbeeld geen alcohol drinken of moeten meewerken aan een behandeling. Als iemand niet meewerkt aan deze opgelegde voorwaarden wordt in het ergste geval de vrijlating teruggedraaid. Tegelijkertijd worden deze cliënten in de BW/MO vaak krachtgericht begeleid.

Professionals die met hen werken moeten beschikken over een zekere mate van forensische scherpte, of met andere woorden, ze moeten de vaardigheid hebben om risico’s op grens- en kaderoverschrijdend gedrag te signaleren (Clercx et al., 2020). Dat is een andere focus dan de aandacht voor hoop, krachten en regie die professionals in de krachtgerichte begeleiding hebben, die vooral uitgaat van wat mensen kunnen. Dit kan ervaren worden als een ‘spagaat’ (De Wit & Van der Helm, 2021).

Begeleiding onderzocht

Dat in de praktijk dwang en krachtgericht werken wel goed samen kunnen gaan, blijkt uit een inventarisatie van door professionals aangedragen goede praktijken in de begeleiding van cliënten met een forensische of justitiële maatregel in de BW/MO. Dit onderzoek is uitgevoerd door HVO-Querido en de Hogeschool Utrecht.

In ons onderzoek kwamen we verschillende voorbeelden tegen van het met aandacht voor risico’s zoeken naar manieren om de krachten en regie te versterken. Een aantal van die voorbeelden zijn klassiek krachtgericht, zoals hoop uitstralen naar een cliënt; aandacht hebben voor en benoemen van kleine stapjes vooruit; kwaliteiten en mogelijkheden zien en versterken; en aandacht hebben voor wat iemand zelf wil en daar zoveel mogelijk bij aansluiten. Professionals proberen ook aandacht te hebben voor de langere termijn, het leven na het gedwongen kader.

 ‘Ik wil je helpen en niet dat het slechter met je gaat’

Professionals in het beschermd wonen en de maatschappelijke opvang zien de aandacht die zij hebben voor krachten en regie van cliënten als een bescherming tegen risico’s, zoals middelengebruik en agressie. Dat past bij de krachtgerichte benadering, die ervan uitgaat dat duurzame gedragsverandering en duurzaam herstel bereikt worden door aan te sluiten bij wat mensen kunnen en willen, en door versterking van een identiteit buiten die van cliënt en dader (Wolf & Jonker, 2021).

Duidelijkheid en vertrouwen

Binnen zowel het krachtgerichte werken als het forensisch handelen is veel aandacht voor de werkalliantie als basis voor herstel en het voorkomen van recidive (Menger, 2018; Sturm et al. 2021, 2022). Een goede werkalliantie houdt in dat er voldoende overeenstemming is over de doelen van de samenwerking en de werkwijze en dat er voldoende vertrouwen is in elkaar. Eventuele stroefheid of onenigheid krijgen aandacht en worden zoveel mogelijk besproken en opgehelderd.

Een begeleider licht toe: Ik probeer het zo feitelijk mogelijk te houden, dit zijn de regels, hou je je daar niet aan dan geef ik dit door aan de toezichthouder. Je mag me alles vertellen, maar hou er rekening mee dat ik er misschien iets mee moet. Het kan ook zijn dat ik zeg, ik maak me zorgen en ga dit bespreken met de toezichthouder of de verslavingszorg. Ik wil je helpen en niet dat het slechter met je gaat.’

Het gedwongen kader kan worden gebruikt als stimulans om zelfregulatie te ontwikkelen

Duidelijkheid vormt de basis voor de begeleiding en eventuele interventies in een latere fase. Cliënten hebben vaak weinig vertrouwen door negatieve ervaringen uit het verleden met hulpverleners, die bijvoorbeeld afspraken niet nakwamen. Door duidelijkheid te koppelen aan contactopbouw en samen doelen en plannen te maken, groeit het vertrouwen en smeden cliënt en begeleider samen een stevige werkalliantie. Dit sluit mooi aan bij krachtgericht werken, waarbij het opbouwen van een goede werkrelatie met de cliënt eveneens centraal staat.

Autonomie vergroten en veiligheid bieden

Het gedwongen kader kan worden gebruikt als stimulans om zelfregulatie te ontwikkelen, door cliënten zelf te laten kiezen om de voorwaarden niet te overtreden. Dat betekent dat cliënt en professional moeten praten over risico’s en over eigen verantwoordelijkheid.

De professional benadrukt dat de keuze aan de cliënt is en wijst er tegelijkertijd op dat diens keuzes consequenties hebben. Een cliënt kan kiezen voor gedrag waardoor veiligheid en opgelegde voorwaarden in gedrang komen en daarmee zijn eigen doelen, maar hij kan er ook voor kiezen om dat gedrag te reguleren, zodat hij niet in de problemen komt en zijn doelen kan behalen. Dit vergroot zijn autonomie, waardoor het verzet tegen het opgelegde kader afneemt, omdat hij er uiteindelijk zelf voor kiest zich aan die voorwaarden te houden.

Professionals hebben zelf ook vooroordelen over de cliënten met wie ze werken

‘Ik heb gezegd dat dat aan hem is’, vertelt een professional. ‘Stel dat je weer gaat drinken, hoe ziet je traject naar zelfstandig wonen er dan over een tijdje uit? Hierop vertelde de cliënt dat hier risico's aan verbonden zijn, waaronder terugval in delinquent gedrag en daardoor minder perspectief op een woning. De cliënt wil iets, maar wanneer hij terugvalt in gebruik haalt hij dat doel niet.’

Net na detentie hebben cliënten bovendien baat bij extra structuur en duidelijkheid over de verplichtingen die hij heeft en de rollen van de verschillende professionals. Daarbij hoort volgens professionals ook het duidelijk maken waarover de cliënt geen regie heeft en het inventariseren van risico’s. Zo weet een cliënt waar hij aan toe is. En dat biedt hem ook veiligheid. Structuur en veiligheid vormen dan een kader en basis voor krachtgerichte ondersteuning.

Belemmeringen bij werken aan herstel

In ons onderzoek kwamen we ook mensen tegen die kanttekeningen plaatsten bij een focus op krachten en eigen regie van cliënten met een forensisch kader. Zij wezen er bijvoorbeeld op dat het eveneens nodig is om de draaglast van deze mensen te verminderen, bijvoorbeeld door schulden of psychische klachten aan te pakken. Tevens merkten zij op dat sommige cliënten hun eigen kracht en eigen regie niet meer zien.

Soms is de problematiek van een cliënt van dien aard dat alleen beheersing mogelijk lijkt, met een sterke focus op voorkomen van grensoverschrijdend of crimineel gedrag. Ook kan een cliënt het zo oneens zijn met de voorwaarden (van het gedwongen kader) dat opbouwen van een werkalliantie maar zeer beperkt lukt. In dergelijke situaties staat het voorkomen van escalatie en verwaarlozing voorop, met hoop op en aandacht voor een opening om te beginnen met krachtgerichte begeleiding.

Het gedwongen kader en de complexe problemen van cliënten maken krachtgericht werken wel moeilijker

Professionals zien stigmatisering van mensen met een forensische achtergrond als belemmerende factor bij het werken aan herstel, omdat dit de cliënt beperkt in de toegang tot huisvesting, werk en participatie. Tegelijkertijd hebben ze zelf ook (al dan niet uitgesproken) vooroordelen over de cliënten met wie ze werken. Ze zijn hierdoor soms minder goed in staat om de kracht en eigen regie van een cliënt te zien en te versterken. Het is belangrijk dat hulpverleners zich hier bewust van worden en dat zonder taboes open over hun eigen vooroordelen gesproken kan worden (Van Erp et al., 2020).

Wél een kansrijke combinatie

Uit de literatuur en de praktijkvoorbeelden uit ons onderzoek blijkt dat krachtgericht werken met cliënten met een forensische achtergrond veel kansen biedt door binnen het gedwongen kader zoveel mogelijk regie te bieden en zoveel mogelijk te focussen op krachten. Het gedwongen kader en de complexe problemen van cliënten maken krachtgericht werken wel moeilijker. Het vraagt van professionals dat zij zich een bepaalde basishouding, vaardigheden en inzichten eigen maken, bijvoorbeeld op het gebied van motiverende gespreksvoering. Daarnaast moeten zij zich niet laten ontmoedigen door de ogenschijnlijke tegenstelling tussen krachtgericht werken en een gedwongen kader.

Het is onterecht om te denken dat binnen krachtgericht werken geen aandacht kan zijn voor een gedwongen kader of risico’s en omgekeerd. Krachtgericht werken vindt altijd plaats altijd binnen een kader (Huber, 2021), alleen is in dit geval het kader beperkter en meer zichtbaar.

Voor cliënten die in een forensisch kader opvang en begeleiding krijgen, is aandacht voor versterking van krachten en regie juist belangrijk, omdat zij in een kwetsbare positie zitten met weinig eigen regie. Binnen het juridische en maatschappelijke kader zoeken naar mogelijkheden om krachten en regie te vergroten, draagt bij aan kwaliteit van leven, vermindert recidive en verbetert de hulpverlening.

Max Huber is senior onderzoeker bij het onderzoeksbureau van HVO-Querido. Annelies Sturm en Sylvana Robbers zijn senior onderzoekers bij het lectoraat ‘Werken in Justitieel kader’ bij de Hogeschool Utrecht. Dorieke Wewerinke is senior onderzoeker bij het lectoraat ‘Innovatieve maatschappelijke dienstverlening’ bij de Hogeschool Utrecht. Lees hier het eindrapport ‘Forensische best practices in BW/MO’

 

Foto: Bas Bogers (basbogers.nl)