Stemmingendemocratie moet aangepakt

Er waart een geest door Nederland - de geest van de stemmingendemocratie, waarin het draait om de stemming als publieke emotie én als competitief beslismechanisme. Er lijkt haast geen houden meer aan: over alles en iedereen wordt tegenwoordig met graagte gestemd – officieel of officieus.

Nederland is niet het enige land met een stemmingendemocratie, maar het wel bijzonder omdat hier ook nog steeds een andere geest rondwaart - de geest van de overlegdemocratie. Volgens die laatste gaat beheerste samenwerking altijd boven hartstochtelijke concurrentie, en pragmatisch én-én beleid boven opwindende óf-óf stemmingen. Hoewel de geest van de stemmingendemocratie snel terrein wint, laat de geest van de overlegdemocratie zich niet verjagen. De twee eisen beurtelings hun rol op, en dat brengt allerlei spanningen en uitdagingen met zich.

Neem de actuele politiek. Op de dag van de Tweede Kamerverkiezingen opent de Volkskrant met een tekening van Sigmund die suggereert dat de Nederlander gesteld is voor twee grote stembussen, getiteld ‘Rutte’ en ‘Samsom’, met daarnaast een minibusje, getiteld ‘overige stemmen’. De democratische beeldtaal is Anglo-Amerikaans: er zijn twee kemphanen, waarvan er maar één kan winnen. De twee leiders zijn niet, zoals vroeger, uitverkoren door partijbaronnen, maar hebben hun leiderschap in enerverende partijverkiezingen verworven. De PvdA-voorverkiezing werd vergeleken met ‘The Voice’, waarin de kandidaten ook een ‘Battle’ moeten winnen.

Daags na de verkiezingen, echter, plaatst NRC-Handelsblad alweer een prent waarop de hoofden van Rutte en Samsom door vele handen naar elkaar toe worden gedrukt. Het is een treffende illustratie van de hardnekkige overlegdemocratie, die uiteindelijk toch altijd weer tot ‘polderen’ oproept. Zo kreeg de Nederlander eerder geen kabinet-Balkenende óf -Bos, maar een coalitie met Balkenende én Bos. En zo treedt volgens het aloude overlegmodel een nieuwe coalitie met Rutte én Samsom aan, met als beeldmerk: de brug.

Stemmingendemocratie slaat terug

Maar de stemmingendemocratie slaat terug. Volgens peilingen van Maurice de Hond zou de VVD na coalitievorming nog maar 27 van de 41 kamerzetels overhouden. TNS-Nipo meldt dat slechts 45 procent van de VVD-stemmers op het moment van peilen weer VVD zou stemmen. Dat heeft te maken met de zorgpremies, blijkt ook weer uit de peilingen. Die zetten Rutte-II aan tot beleidsaanpassingen, die de druk van de ketel lijken te halen. Een peiling van EenVandaag brengt verlossing: 61procent van de VVD-kiezers zou tevreden zijn met de aanpassingen; 67 procent zou weer vertrouwen hebben in Rutte.

Jacques Tichelaar, voormalig fractievoorzitter van de PvdA, zei ooit: ‘Wat vandaag wordt ingezet, is volgende week weer van de baan, omdat De Hond zegt dat 62 procent van de bevolking het niet wil.’ Zo werd de ANWB-peiling over het rekeningrijden door De Telegraaf opgevat als een officieus referendum: ‘Verpletterend nee, ruim 89 procent tegen kilometerheffing’. Tegen zulke cijfers is de politiek nauwelijks bestand. In Purmerend krijgt ‘plan B’ voor de herinrichting van de plaatselijke Koemarkt bij een burgerpeiling de meeste stemmen. ‘En dat ontwerp wordt dus uitgevoerd’, meldt de verantwoordelijke wethouder, die zelf voor ‘plan C’ was. Het was geen formeel referendum, maar het voelde en werkte wel zo.

Nederlanders zijn inmiddels volkomen vertrouwd met de taart- of staafdiagram die ‘aantoont’ dat zoveel procent voor iets of iemand is, en zoveel procent tegen. Voor en na officiële stemmingen met het rode potlood – die ook steeds indringender als competitieve win-or-lose plebiscieten worden gepresenteerd – vinden ontelbaar veel officieuze stemmingen plaats. Via surveys, monitors, internetpeilingen, gebruikersonderzoeken, e-petities, twitter-analyses, sms-stemmingen, et cetera. De moderne informatie-en communicatiemedia maken het makkelijk, en grote delen van het publiek doen er graag aan mee. Op een wijkoverleg komt nauwelijks publiek af, terwijl mensen bereid zijn te betalen voor het meedoen aan een sms-stemming.

Hoe moet de overlegdemocratie met de druk omgaan?

De stemmingendemocratie zal onvermijdelijk verder om zich heen grijpen, en dit zal de langer gevestigde overlegdemocratie in Nederland verder onder druk zetten. De grote vraag is hoe met deze druk om te gaan.

Het debat laat twee reacties zien. De ene vreest de ‘opstand der horden’ en wil alles in het werk stellen om de geest van de stemmingdemocratie weer terug in de fles te krijgen. De andere verheerlijkt the wisdom of crowds, voorbijgaand aan de kleine lettertjes van het betreffende boek, die de wijsheid van de menigte verbinden aan specifieke voorwaarden en aan bepaalde werkingsgebieden. Beide zijn kortzichtig. De stemmingendemocratie brengt reële risico’s én reële kansen met zich, en de beroeps- en lekendemocraten van Nederland zullen bepalen welke uiteindelijk de overhand krijgen.

De stemmingendemocratie moet, met andere woorden, actief worden aangepakt. Gebeurt dat niet dan krijgt De Hond - en de roedel peilers en meters in zijn spoor - inderdaad te veel macht. Voor hoe het niet moet kunnen we naar Californië kijken. Daar is de stemmingendemocratie bij gebrek aan tegenspel veel te ver doorgeschoten. Stemmingen - voor kandidaat 1 of 2, partij a of b, voorstel x of y, antwoord ja of nee - domineren het democratisch proces, dat daarmee veel weg krijgt van een flipperkast.  De ene stemming belooft meer wegen, de andere beter onderwijs, de volgende drastische overheidsbezuinigingen of lagere belastingen.

Zwitserland is een beter voorbeeld dan Californië

Een voor Nederland aantrekkelijker scenario is waar te nemen in Zwitserland. Daar manifesteert de stemmingendemocratie zich ook heel sterk, maar anders dan in Californië staat daar een even sterk uitgebouwde overlegdemocratie tegenover. De Zwitserse overlegelites pakken de stemmingendemocratie welbewust aan - vaak meesturend, soms tegensturend - zoals ze er omgekeerd ook stevig door worden aangepakt. Ze weten dat een kritische burgerij effectief gele of rode kaarten kan uitdelen, en doen dus hun uiterste best dat te voorkomen.

Zwitserland bewijst dat de spanning tussen overlegdemocratie en stemmingendemocratie ook productief gemaakt kan worden. In toenemende mate zien we dat ook in Duitsland, waar de stemmingendemocratie geleidelijk aan van onderaf en stukje bij beetje aan de overlegdemocratie wordt toegevoegd. De precieze hervormingskeuzes van de Zwitsers of de Duitsers zijn niet zaligmakend. Verkieslijk is wel hun hervormingsstrategie, die de dubbelheid in de democratie wil benutten in plaats van wegpoetsen. Dat laatste is door democratische hervormers in Nederland vaak geprobeerd, telkens met weinig succes. Einstein zei ooit: ‘Dwaasheid is keer op keer hetzelfde blijven doen en andere resultaten verwachten’. Het is tijd om uit een ander vaatje te tappen.

Frank Hendriks is hoogleraar vergelijkende bestuurskunde aan Tilburg University. Deze bijdrage vloeit voort uit zijn recente boek ‘Democratie onder druk: over de uitdaging van de stemmingendemocratie’ en verscheen in kortere vorm afgelopen vrijdag in Nrc Handelsblad.