Actiegericht onderzoek: scepsis voorbij, andere waarnemingen, andere kennis

Is actieonderzoek een probaat tegengif tegen onderzoeksmoeheid bij bewoners? Neeltje Spit (Universiteit voor Humanistiek en Fontys Hogeschool), Anneke Brock (Verwey-Jonker Instituut) en Albert Jan Kruiter (Instituut voor Publieke Waarden) delen hun ervaringen.

Neeltje Spit is promovenda aan de Universiteit voor Humanistiek en docent-onderzoeker Social Work aan Fontys Hogeschool. Ze gelooft in de kracht van een kritische reflectie op wat onderzoekers aan het doen zijn in de wijken, in de samenleving en in hun vak. ‘Ik zie eerder bevlogenheid dan een overkill aan onderzoek in het sociaal domein; niettemin is het goed om altijd te reflecteren op het hoe, waarom en waartoe van onderzoek.’

Vaak is de burger onzeker over wat de onderzoeker komt doen

De oorzaak van onderzoeksmoeheid ligt volgens Spit in een combinatie van frequentie, intentie en resultaat van onderzoek. ‘Frequentie is niet het grootste probleem: mensen vertellen vaak graag over zichzelf en over waar ze mee zitten. Ik heb al aardig wat respondenten gesproken ondertussen, en niet een van hen zei tegen mij er genoeg van te hebben. Dat mensen moe zijn van onderzoek, is vooral te herleiden tot intentie en uitkomst. Vaak is de burger onzeker over wat de onderzoeker komt doen, of hij en zijn buurt er beter van worden of dat de onderzoeker er primair op uit is om zijn opdrachtgever tevreden te stellen.’

Subjectiever karakter is een voordeel

Spit: ‘Daarmee kom je meteen bij de spagaat van sommige onderzoekers. Enerzijds moeten ze opdrachten binnenhalen om onderzoek te kunnen blijven doen, anderzijds willen ze hun onafhankelijkheid en integriteit behouden en de deelnemers aan hun onderzoek iets meegeven. Punt hierbij is dat je echt maar een paar keer nee kunt zeggen tegen je opdrachtgever.’

Kan actieonderzoek een manier zijn om uit die spagaat te komen? Spit: ‘Actieonderzoek komt erop neer dat een onderzoeker samen met de deelnemers de onderzoeksthema’s uitwerkt, en dat ze gezamenlijk op bevindingen reflecteren en vervolgens gezamenlijk actievoeren.

Het grote verschil tussen actieonderzoek en klassiek sociaal-wetenschappelijk onderzoek is dat de actieonderzoeker niet een van tevoren vastgesteld probleem bestudeert om na afloop een aantal niet altijd concreet uitvoerbare aanbevelingen voor beleid te formuleren.’

‘Onderzoeksmoeheid wordt gevoed door argwaan die in delen van de samenleving bestaat jegens beleid en wetenschap’

‘Bij actieonderzoek draait het, net als bij etnografisch onderzoek, vooral om presentie en het ophalen van verhalen. Het subjectievere karakter van actieonderzoek is eerder een voordeel dan een nadeel, het brengt namelijk verschil, nuance en kleur aan in de waarnemingen.’

Voortdurend in contact

Als mensen zeggen moe te zijn van onderzoek, dan hinten ze daarmee volgens de sociologe en bestuurskundige Anneke Brock zowel op hun ontevredenheid over de wijze van onderzoek als op de frequentie ervan. Brock is onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut en verbonden aan platform WijkWijzer, een belangrijke schakel in de kennisinfrastructuur van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, en begrijpt die onvrede wel. ‘In mijn werk als onderzoeker zie ik dat het voorkomt dat onderzoek dubbel wordt gedaan of zonder grote noodzaak wordt herhaald. Onderzoeksmoeheid wordt volgens mij ook gevoed door de argwaan die in delen van de samenleving bestaat jegens beleid en wetenschap. De vraag of actieonderzoek een goed werkend antidotum is, valt niet eenduidig te beantwoorden.

Actieve deelname ‒ participeren, meedenken in plaats van simpelweg vragenlijstjes invullen – houdt mensen betrokken en geïnteresseerd

De voorstanders benadrukken de vele voordelen van actieonderzoek. Het zou staan voor een wendbare en democratiserende aanpak, doet een beroep op de kennis en ervaring van mensen, creëert draagvlak, en zorgt voor impact en kruisbestuiving. De betrokkenheid van deelnemers zou gegarandeerd zijn, omdat de actieonderzoeker samen met respondent en opdrachtgever regelmatig reflecteert op de gang van zaken. Het achterliggende idee is dat actieve deelname ‒ participeren, meedenken in plaats van simpelweg vragenlijstjes invullen – mensen betrokken en geïnteresseerd houdt. Hierdoor is actieonderzoek goed in staat om recht te doen aan maatschappelijke kernwaarden, zoals gelijkwaardigheid, inclusiviteit, nabijheid en wederkerigheid.’

Actieonderzoek is een korte noch gemakkelijke weg om te bewandelen

‘Om de waarde van nabijheid eruit te pikken: binnen actieonderzoek staat de onderzoeker vaak ‘dichter bij’ respondenten doordat de onderzoeker aanwezig is op vanzelfsprekende ontmoetingsplekken voor bewoners. De onderzoeker is daardoor voortdurend in contact met degenen die hem idealiter met informatie, kennis en ervaring voeden en is hierdoor ook goed in staat om een vertrouwensrelatie op te bouwen. De vraag is echter wel in hoeverre het vaak beperkte budget of de beperkte looptijd van een onderzoek daar ruimte voor laat.’

Geheel andere houding

Brock: ‘Actieonderzoek is een korte noch gemakkelijke weg om te bewandelen. De onderzoekers moeten, in tegenstelling tot wat op de opleiding gewoonlijk is aangeleerd, veel op hun handen zitten. Ook moeten zij voortdurend met andere partijen afstemmen en steeds weer checken of de participanten aan het onderzoek zich nog wel betrokken voelen. Het vergt dus een geheel andere houding dan onderzoek waarbij je je data verzamelt – of dat nou vragenlijstonderzoek is of het organiseren van groepsgesprekken – en de data alleen nog een keer voorlegt tegen het einde van het onderzoek, terwijl je de beleidsadviezen eigenlijk al klaar hebt liggen.

‘Ik koos ervoor om niet langer standaard-probleemanalyses te maken die ongebruikt in een bureaula zouden belanden’

Dat actieonderzoek zich in een groeiende belangstelling kan verheugen, blijkt uit het feit dat kennisinstituten, hogescholen en universiteiten en financiers steeds vaker opteren voor actiegericht onderzoek. Onderzoekers lijken zich steeds meer te verbinden voor een helder doel: een toekomst waarin onderzoek niet in een la belandt, maar daadwerkelijk een positieve impact heeft op de leefsituatie en het vertrouwen van bewoners.’

Radicale variant

Hoewel zijn Instituut voor Publieke Waarden (IPW) er zelf weinig mee wordt geconfronteerd, weet ook medeoprichter Albert Jan Kruiter dat al wat langer niet iedereen zit te wachten op nog meer onderzoek in het sociaal domein. ‘Je kunt je dan neerleggen bij dat feit, of je gaat op zoek naar manieren om anders kennis te vergaren en die vervolgens op een andere manier te laten landen. Samen met Harry Kuiter en Eelke Blokker (medeoprichters van IPW) koos ik er vijftien jaar geleden voor om niet langer de standaard-probleemanalyses te maken die met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ongebruikt in de bureaula van de een of andere beleidsmaker belanden.’

Ons accent ligt op het falsifiëren van beleid, en laten zien waar het beter kan

‘We wilden met een radicale variant van actieonderzoek daadwerkelijk problemen gaan oplossen. Dat betekent bijvoorbeeld dat we schulden hebben opgekocht, met geld van een verzekeraar, om later te kunnen vaststellen dat mensen veel minder zorg gebruiken als je hun geldzorgen verlicht.

Bij het IPW kijken we, anders dan de meeste klassieke onderzoekers, naar zowel gewenste als onverwachte effecten van beleid. Ons accent ligt op het falsifiëren van beleid, en laten zien waar het beter kan. Als ik een ruwe schets van onze aanpak moet geven, dan zou ik laten zien dat we de helft van onze tijd besteden aan het ondersteunen van huishoudens die vastgelopen zijn in de bureaucratie, en dat we de andere helft gebruiken om betere systeemkennis te ontwikkelen. Kennis die we aan het systeem teruggeven.’

‘O jee, de actieonderzoeker werkte multidisciplinair en kwam nog in actie ook’

‘In onze opvatting van actieonderzoek los je enerzijds problemen op, van individuen en maatschappelijke initiatieven, en kijk je anderzijds naar hoe overheden, ministeries, zorgverzekeraars en zorgaanbieders reageren. Om vervolgens met alle partijen in gesprek te gaan over hoe dingen beter kunnen en hoe we gezamenlijk de samenleving verder kunnen brengen.’

Maatschappelijke interventie

Kruiter: ‘We zijn geen onderzoekers in de klassieke betekenis van het woord. We beperken ons niet tot objectieve analyses, maar stellen oplossingen voor die we zelf in de praktijk uitproberen en waarvan we de werking gaandeweg analyseren. Voor ons is actieonderzoek een vorm van maatschappelijke interventie.

Toen we er in 2010 mee begonnen, was actieonderzoek nog een relatief novum. De paar wetenschappers en onderzoekers die zich eraan waagden, werden vooral door de universiteiten niet serieus genomen. Want o jee, de actieonderzoeker werkte multidisciplinair en kwam nog in actie ook. De actieonderzoeker zou de wetenschappelijke objectiviteit te grabbel gooien. Nu ‒ of het al dan niet door ons komt; bij het IPW geloven we natuurlijk van wel ‒ blijken universiteiten, hogescholen, adviesbureaus en zelfs ministeries de scepsis voorbij. Ook zij doen steeds meer actieonderzoek.’

‘Mensen willen geen fraaie aanbevelingen maar praktische oplossingen aangereikt krijgen’

‘Ze doen dat overigens op een redelijk conservatieve manier: hun onderzoekers lopen met de praktijk mee en geven terug wat ze zien. Bij het IPW gaan we verder: wij verbinden wetenschappelijke kennis en maatschappelijke oplossingen door die laatste voor te leven en de werking ervan met behulp van data-analyse aan te tonen. Daarnaast ontdekken we door oplossingen voor te leven op een andere manier hoe het systeem werkt dan als je dat zuiver analytisch bestudeert. Actieonderzoek levert andere kennis op.’

Mensen zijn het zat

Kruiter: ‘Bij de maatschappelijke partners en de overheden met wie we samenwerken, benadrukken we dat het IPW normatieve in plaats van objectieve oplossingen produceert en die ook voorleeft. Dat is ook een verschil met de klassieke wetenschap. Ik vind dat de problemen in ons land zo groot zijn dat je je als onderzoeker niet langer kunt veroorloven om daar ‘objectief’ naar te kijken of een rapport af te leveren waarin nuttige handelingsperspectieven ontbreken. Dat mensen zeggen onderzoeksmoe te zijn, wijst erop dat ze het gewoon zat zijn, ze willen geen fraaie aanbevelingen maar praktische oplossingen aangereikt krijgen. Ik geloof dat actieonderzoek daar het juiste midden tussen kan zijn.’

Jan van Dam is freelancejournalist.

 

Foto: CorporatieNL (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 1346 keer bekeken.

Reacties 1

  1. Ik wil deze onderzoekers, en ook alle andere onderzoekers een gewetenskwestie voorleggen. Die is: ‘Hoeveel invloed heeft uw werk op zichtbare, voelbare, veranderingen en verbeteringen’.

    Ik verdiep mij al mijn hele leven in vraagstukken over moraal en gedrag. Hoe komt het goede tot stand? Of, anders gezegd, als ingrijpende, positieve, veranderingen nodig zijn: ‘Wat is daar voor nodig’?

    Ik lees wel elke week dat er een innemend iemand een boek heeft geschreven over de noodzaakzakelijkheid van wederkerigheid, van vertrouwen en hoop op goede verandering. Ook verschijnen er wekelijks 10-30 opinies en artikelen over dit zo belangrijke thema. En, dan? Er is een korte media opflikkering en vervolgens gaat iedereen over tot de orde van de dag.

    Dat roept de vraag op wat er nodig is om tot fundamentele veranderingen te komen.

    Wat mij betreft is dat noch meer onderzoek, noch meer publicaties. Dat blijven doen, is het pad van de naaktslak. Je ziet het spoor en dan houdt het op.
    Voor verandering is actie nodig; is doorzettingsmacht, een zeer brede visie, een visie die voorloopt op al degenen die betrokken zijn nodig. Dat betekent je kop boven het maaiveld uitsteken. Wat in Nederland op hoon en inspraak, een ander woord voor tegenwerking, kan rekenen. Immers iedereen wil gehoord worden.

    Dat en niets anders is het grote verschil hoe (semi) overheidsdenken afwijkt van marktdenken.

    In een onderneming is er uiteindelijk maar één persoon die het besluit neemt, daar verantwoordelijk voor is én daar verantwoording voor aflegt. Dat afleggen van verantwoordelijkheid is overigens zeer intens, neem dat niet te licht op.
    Uiteindelijk redden slechts enkele ondernemingen het die permanent het juiste blijven doen. Die komen bovendrijven; de rest valt af.

    Over het hoe en waarom van de succes- en faalfactoren van die ondernemingen, ik heb het over het MKB, wordt nauwelijks verdiepend wetenschappelijk onderzoek gedaan. Desondanks vervullen zij, macro gezien, hun maatschappelijke functie. Wat niet voldoet, valt af.

    Desondanks falen marktmechanismen in het (semi) overheidsdomein. Uiteraard. Het inkomen, de omzet, komt niet van de klant, maar van een subsidiegever. Met allerlei regeltjes die volop de mogelijkheid bieden om niet de klant, het doel, maar de omzet, het inkomen, centraal te stellen.

    Kan het doorbreken van subsidie- en financieringsmechanismen tot een betere kwaliteit van de maatschappelijke dienstverlening leiden? Zouden maatschappelijke instellingen niet makkelijker failliet dienen te kunnen gaan?

    Dan wordt aandacht voor kwaliteit en de klant namelijk een automatisme. Dan is de omweg via onderzoek overbodig.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *