Spreidstandburger werd ik vooral doordat ik opgroeide ‘onder’ een nogal autoritaire vader. Totdat zij ging deelnemen aan VOS-cursussen (Vrouwen Oriënteren zich op de Samenleving) met een feministisch perspectief, hield mijn traditionele moeder haar mond. Tegelijkertijd heb ik een aangeboren drang om buiten de lijntjes te kleuren. Regels zijn er om je niet aan te houden. Altijd wil ik onderzoeken of het anders of beter kan; of het gras aan de andere kant van de bergen groener is.
In mij wortelde het sterke gevoel dat ik ‘het toch nooit goed kon doen’
Mijn sterke gevoeligheid of zelfs afkeer van autoriteit leidde ertoe dat ik al op heel jonge leeftijd in aanraking kwam met pedagogisch hulpverleners. Dit ging tot mijn zestiende door, en mede hierdoor wortelde in mij het sterke gevoel dat ik ‘het toch nooit goed kon doen’. In onbeholpen en herhaalde pogingen van mijn vader om mijn gedrag te beïnvloeden, schreef ik duizenden strafregels. Als ik op de middelbare school straf kreeg vanwege mijn gedrag, deed mijn vader daar gerust nog een schepje bovenop. Ik was eenzaam en onmachtig.
Uithuisplaatsing
Toen een maatschappelijk werkende op mijn veertiende vroeg wat ik dacht van een ‘tijdelijke uithuisplaatsing’, was mijn wedervraag: ‘Vandaag nog?’
Een paar maanden later woonde ik in een orthopedagogisch instituut en ging ik naar een andere middelbare school. Anderhalf jaar verbleef ik in dat internaat en daar kwam ik op het idee om sociaal werker te worden. Ik zag wat groepsleiders deden en dacht dat ik dat ook zou kunnen. Na de mavo ging ik naar een mbo-opleiding agogisch werk.
Negen maanden ‘zitten’ in het Huis van Bewaring droeg sterk bij aan mijn spreidstandburgerschap
Mijn politieke overtuigingen in samenhang met mijn stevige aversie tegen autoriteit brachten mij tot totaalweigeren. De oproep voor de militaire dienst verscheurde ik en een beroep op de Wet gewetensbezwaren was evenmin een optie. Niet mijn geweten moest ter discussie staan, maar dat van de militairen. Het was begin jaren tachtig, de vredesbeweging beleefde haar hoogtepunt. Mijn totaalweigering leidde tot negen maanden ‘zitten’ in het Huis van Bewaring in Utrecht. Een zware, maar ook leerzame tijd die sterk bijdroeg aan mijn spreidstandburgerschap.
In het begin van mijn werkzame periode maakte ik veel ruzie met instanties en vertegenwoordigers ervan
Weer vrij, kwam ik al snel in de maatschappelijke opvang terecht. Niet als dakloze, maar als werker. Samen met een aantal andere ex-totaalweigeraars woonde ik in een groot Amsterdams kraakpand (Tetterode). Ik was betrokken bij politieke acties en ging werken in de dak- en thuislozenzorg.
In mijn werk werd ik direct geconfronteerd met structurele tekortkomingen van de hulpverlening. Maar ik ontdekte ook dat ik goed connectie kan maken met mensen die geen huis of thuis meer hebben. De onmacht die zij vaak beleven over hun situatie en de complexiteit van allerlei regelingen en voorzieningen kan ik goed invoelen, bijna aan den lijve. In het begin van mijn werkzame periode maakte ik dan ook veel ruzie met instanties en vertegenwoordigers ervan. Uit woede over het onbegrip of de pijnlijke confrontatie met de systeemwerkelijkheid sloeg ik meerdere telefoonhoorns op mijn bureau kapot.
Ik maakte mijn buiten-de-lijntjes-denken en -handelen tot handelsmerk
Huisuitzetting wegens betalingsachterstanden was destijds nog een van de belangrijkste oorzaken van dakloosheid, dus met het voorkomen daarvan ging ik me bemoeien. Frustratie leidt tot kapotte telefoonhoorns, maar niet tot structurele systeemveranderingen. Voor het herstel van het vastgelopen contact tussen overheid/samenleving/instituties en burger is dit laatste wel noodzakelijk. Inmiddels is vroegsignalering van betalingsachterstanden onderdeel van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Dat is zeker niet direct (alleen) mijn verdienste, maar het tot op de dag van vandaag vasthoudend bezig zijn op alle niveaus (zowel uitvoerend, beleidsmatig als politiek) met dit onderwerp, droeg hier zeker aan bij.
Vertalen van de onmacht
Het indringend ervaren van de onmacht waarmee veel mensen kampen die de aansluiting met de samenleving verloren zijn of dreigen te verliezen, is een positieve kracht die ik dank aan mijn spreidstandburgerschap. In het vertalen van die onmacht naar functionarissen, politici, beleidsmakers en andere autoriteiten ben ik steeds beter geworden. Ik leerde hun taal hanteren, maar maakte tegelijkertijd ook mijn buiten-de-lijntjes-denken en -handelen tot handelsmerk. Regelmatig word ik juist hierom gevraagd ergens een bijdrage aan te willen leveren.
Datgene wat ogenschijnlijk lijkt te functioneren, stelt men niet makkelijk fundamenteel ter discussie
Een probleem is wel dat de ontstane institutionele systeemwerelden van overheid, zorginstellingen en andere instituties nogal hardnekkig zijn. Datgene wat ogenschijnlijk lijkt te functioneren, stelt men niet makkelijk fundamenteel ter discussie.
Precies hier is mijn hoop gevestigd op de vele mede-spreidstandburgers. Het is aan ons om de inmiddels in wantrouwen en systeemdenken vastgegroeide instituties (weer) te openen en dienstbaar te maken voor de burgers voor wie deze feitelijk bedoeld zijn. Met ons doorleefde bewustzijn van de pijnlijke en ontwrichtende ervaringen die we in onze levens opdeden, kunnen we (dringend) bijdragen aan het herstel van onze nogal gepolariseerde samenleving.
Marc Räkers is verbonden aan stichting Eropaf!