Meer civil society in de zorg gaat pijn doen maar dat is onvermijdelijk

Zorg wordt steeds meer private zorg van marktpartijen en civil society. Vanwege de terugtrekkende overheid, maar vooral ook omdat de burger het beter wil hebben dan z’n buren, ook in de zorg die hij ontvangt. Dat is een pijnlijk proces.

De Nederlandse zorgsector is de laatste paar jaren stevig opgeschud. Er vindt een fundamentele herschikking plaats tussen overheid, markt, civil society en individuele burgers. Een herschikking die deels verklaard kan worden uit een financieel terugtrekkende overheid, maar veel meer nog uit een autonome beweging van burgers die voor zichzelf en hun gemeenschap zorg en welzijn anders, en dus beter, willen organiseren.

Een beweging in de zorg van ontevreden burgers

Van burgers die ontevreden zijn over de kwaliteit van zorg die ze verwachtten te gaan krijgen. Van burgers die langer zelfstandig en in hun eigen huis willen blijven wonen. Van burgers die op zoek gaan naar het (her)uitvinden van gemeenschappen en onderlinge verbanden om elkaar te helpen. Van burgers die meer vertrouwen op onderlinge directe solidariteit dan op de abstracte indirecte solidariteit. Van burgers die uitgaan van hun eigen kracht in plaats van hun zwakte. En helaas dus ook van burgers die dit ook allemaal graag zouden willen maar het helaas niet kunnen.

Naast de markt, die varieert van het zelf inkopen van huishoudelijke hulp, gezelschapsdames, additionele thuiszorg en verpleegkundigen, wordt dan ook gekeken naar de civil society en het vrijwilligerswerk.

Civil society: de kunst van het motoronderhoud en Zen

Hoewel het onbegrip al weer wat minder is dan bij de introductie van de WMO lijkt het erop alsof voor beroepskrachten in de zorg civil society en vrijwilligerswerk min of meer synoniem zijn. In alle eerlijkheid een verbazingwekkend misverstand omdat die civil society juist zo bij Nederland hoort.

Civil society verwijst naar de vrijwillige associaties (zoals burgerinitiatieven, verenigingen en stichtingen) van burgers, waarin burgers bij elkaar komen en niet naar een eigenschap van een individu zoals het doen van vrijwilligerswerk. Civil society verwijst naar een veelheid van private niet-op-winst gerichte aanbieders van diensten (service delivery), van bijeenkomen op gedeelde eigenschappen (mutual support) en van politieke stem (campaigning), waarbij deze aanbieders zich van elkaar onderscheiden op basis van de gemeenschap waar ze uit voortkomen of zich op richten, niet op basis van prijs. Dat was en is zo kenmerkend voor ons land.

Nederland heeft al sinds de gouden eeuw een civil society-traditie waarin burgers gebaseerd op hun eigen private normen en waarden vormgeven aan publieke organisaties en het publieke domein. Deze wens vertaalde zich in de verzuiling en verklaart bijvoorbeeld ons bijzonder onderwijs, de verschillende publieke omroepen en de gescheiden zaterdag- en zondagvoetbal competities. Het was tot midden jaren zeventig een werkende combinatie van twee werelden: de efficiënte belastingheffing en automatische herverdeling van de overheid, gecombineerd met de subjectieve kwaliteitsbeleving van de ‘eigen’ zuil. Zeg maar, de kunst van het motoronderhoud gecombineerd met Zen.

Verstatelijking van zorg gaat op een zeker moment zeer doen

Ergens vanaf de jaren zeventig is een enorme slag gemaakt in de objectieve kwaliteit en professionalisering van veel zorg en welzijnswerk. Maar die slag ging ook gepaard met een verdere verstatelijking van de dienstverleners die met de voortgaande fusies de private normen en waarden van de civil society (bijvoorbeeld religie) vervangen hebben door breed en algemene geaccepteerde publieke normen en waarden en een eenduidig kwaliteitsbegrip.

Maar werken met breed en algemene geaccepteerde normen en waarden en eenduidige kwaliteit staat ook voor homogeniteit in de dienstverlening, voor alle burgers gelijk behandelen. En daar begint het nu pijn te doen.

Anders zijn betekent diversiteit in diensten

De meeste Nederlanders doen hun hele leven hun stinkende best om niet hetzelfde te zijn als de buurman, om een mooiere auto te hebben, om gezonder te eten, om meer lol te hebben, om hun kinderen goed op te voeden: kortom om anders te zijn. En ‘anders’ zijn betekent ook wanneer je 75-plus bent diversiteit in diensten.

Een diversiteit die geleverd kan worden door de markt voor de kapitaalkrachtigen maar ook door de civil society en door en voor de sterke gemeenschappen. Dat is de toegevoegde waarde van de civil society; niet het overeind houden van een minimaal homogeen pakket van diensten namens de overheid, maar het ontwikkelen van een diversiteit aan oplossingen, aan smaken, aan diensten voor, door en met specifieke gemeenschappen.

Gemeenschappen concurreren, verschillen worden harder

Maar dit doet zeker pijn omdat gemeenschappen ook met elkaar in concurrentie staan. Diversiteit in oplossingen en diensten is een neutraal woord om aan te geven dat een lid van de ene gemeenschap beter af is dan een lid van een andere gemeenschap. Verschillen die in de tijd van de verzuiling werden ‘gepacificeerd’ omdat iedere organisatie haar deel kreeg uit de makkelijke fondsenwerving via de belastingen.

Nu de sterkte van gemeenschappen meer bepaald gaat worden door de eigen mogelijkheden om bijvoorbeeld via crowdfunding fondsen te werven, worden de verschillen harder en - afhankelijk van een politieke beoordeling - onrechtvaardiger.

Lastiger: het risico van atomisering

De opkomst van de gemeenschappen is ook lastiger omdat gemeenschappen ook staan voor een risico van atomisering waarin zij nauwelijks contacten met elkaar hebben, nauwelijks moleculen vormen. Dat is wel echt een nieuwe uitdaging voor Nederland omdat de zuil gezien kon worden als het alles omvattende molecuul waar de gemeenschappen bij hoorden. Dat had als bijkomend voordeel dat de bestuurders van de Roomskatholieke voetbalvereniging wisten dat de ouders die niet meededen als vrijwilligers wel heel actief waren bij De Zonnebloem of ergens anders.

Door overheid gefinancierde zorg wordt minder relevant

De toekomst van de zorg in Nederland is volgens mij helder. Die zal steeds meer gaan bestaan uit private zorg geleverd door marktpartijen en de civil society. Het belang van door de overheid gefinancierde zorg zal daarmee minder relevant worden. Niet alleen omdat bijvoorbeeld die overheid, en daarmee dus wij allemaal, er wellicht minder voor beschikbaar heeft, maar nog veel meer omdat wij zelf bereid zijn er meer in te investeren om ook op onze oudere leeftijd het beter te hebben dan de buren.

Dit heeft harde kantjes en de beoordeling daarvan is aan de politiek.

Lucas Meijs werkt bij de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit.

Foto: Carolien Coenen (Flickr Creative Commons)