Betrek de kerken meer bij de Wmo

Kerken zijn nauwelijks in beeld bij de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dat is jammer, want kerken beschikken nog altijd over een wijdvertakt netwerk en doen al veel dat aansluit bij de Wmo. Overheden en maatschappelijke instellingen hoeven geen koudwatervrees te hebben.

Zijn kerken van belang in het kader van de Wmo? Velen zullen zich geen eens deze vraag stellen, laat staan dat zij de vraag bevestigend zullen beantwoorden. Dat is niet verbazingwekkend en vandaar dat in vele gemeentelijke beleidsnota’s kerken niet of slechts terloops voorkomen. Op het terrein van zorg en welzijn zijn kerken immers grotendeels uit het publieke domein verdwenen. Ook al zijn de meeste zorg- en welzijninstellingen wel vanuit kerken ontstaan of op initiatief van sociaal bewogen christenen.

Vanaf de jaren zestig zijn kerken echter op afstand komen te staan van deze instellingen als gevolg van toenemende overheidssubsidiëring, professionalisering en schaalvergroting die ook een veralgemenisering met zich bracht. Gevoegd bij de algemene trend van ontkerkelijking is het gevolg dat de bekendheid met wat kerken doen sterk verminderd. Vanuit waar het in de Wmo omgaat, participatie van mensen in de samenleving, doe ik de aanbeveling aan gemeentebesturen om kerken te betrekken bij de Wmo. Het gaat mij dus niet om herovering van terrein door kerken. Dat is niet wenselijk en ook niet mogelijk.

Kerken kunnen een zinvolle rol vervullen in de Wmo

Kerken kunnen echter wel een zinvolle rol vervullen in het kader van de Wmo. Of dat zo is, hangt sterk af van de kerken op lokaal niveau: willen zij dit (zij kunnen erg intern gericht zijn) en kunnen zij dit (waarbij vooral de beschikbare menskracht van belang is)? Ik draag daarvoor de volgende overwegingen aan.

Kerken beschikken over een wijd vertakt netwerk. In elke plaats zijn wel kerken te vinden. Binnen deze lokale kerken vinden ook allerlei sociale activiteiten plaats op grond van een traditie die zo oud is als de kerk zelf. Om het klassiek te zeggen: het omzien naar arme, weduwe, wees en vreemdeling is wezenlijk voor het christelijk geloof en we vinden daarvan tot vandaag de dag de sporen in de hele Europese geschiedenis. In Nederland uit zich dat thans in een veelheid van kleinschalige activiteiten, zoals: bezoeken aan ouderen, zieken, mensen met een handicap en rouwenden; opvang en ondersteuning van migranten, vluchtelingen en asielzoekers; materiële hulpverlening (ongeveer driekwart van lokale kerken is daar inmiddels weer bij betrokken); immateriële hulpverlening (hulp bij invullen van formulieren, meegaan naar instanties, schuldhulpverlening); bieden van mogelijkheden tot vakantie, bezoek aan gedetineerden en opvang van ex-gedetineerden; maatjesprojecten voor HIV/Aids-patiënten, mensen met een psychische aandoening en nog anderen; inloophuizen, zorgboerderijen, hospices, voedselbanken; de organisatie van ontmoetingen en het ondernemen van gezamenlijke activiteiten in wijken en buurten met mensen met verschillende sociale, culturele en religieuze achtergronden; vervoersdiensten en ondersteuning van mantelzorgers; en vooral vanuit diaconale centra in een aantal grote en middelgrote steden: opvang van dak- en thuislozen, drugs- en andere verslaafden. En zo is er nog meer te noemen. Nogmaals: per plaats verschillen de aard, omvang en gerichtheid (binnen en buiten de kerk). Maar duidelijk is dat deze activiteiten passen bij de prestatievelden van de Wmo.

De meeste kerkelijke sociale activiteiten die van belang zijn in het kader van de Wmo, vallen onder de prestatievelden 1 (bevorderen van sociale samenhang), 4 (ondersteunen van mantelzorg en vrijwilligerswerk), 5 (mogelijk maken dat mensen met een beperking mee kunnen doen aan het maatschappelijk verkeer), en als het gaat om het werk van diaconale centra, inloophuizen, het drugspastoraat tellen de prestatievelden 7, 8 en 9 (maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en ambulante verslavingszorg). Voorts kan men de Wmo-relevantie van kerken nog vanuit een andere optiek bezien, zoals soms ook verwoord in gemeentelijke beleidsnota’s: kerken beschikken over vrijwilligers, gebouwen (in toenemende mate van belang nu veel gebouwen worden afgestoten), vervullen brugfuncties en bereiken soms groepen die andere organisaties niet of minder bereiken. Reden genoeg dunkt mij om kerken te betrekken bij de Wmo en om, als dat aan de orde is, maatschappelijke activiteiten vanuit kerken te subsidiëren.

Voor koudwatervrees heeft de gemeente geen reden

Maar strijdt dat niet met de scheiding van kerk en staat? Dat is een hardnekkig misverstand. Terecht hebben kerken geen bevoorrechte positie in onze samenleving en is de overheid in die zin neutraal dat zij geen kerk of levensbeschouwelijke organisatie bevoordeelt boven andere. Dat sluit echter niet uit dat overheden oog hebben voor kerkelijke activiteiten op grond van hun maatschappelijke betekenis en de bijdragen die zij leveren aan de realisering van gestelde beleidsdoelen. Daarom, overheden en maatschappelijke organisaties: heb oog voor wat kerken doen en leg, voor zover u dat nog niet gedaan hebt, contacten met kerken in uw gemeente.

Misschien loopt u een blauwtje en levert het contact niets op, maar er is ook de mogelijkheid dat er zinvolle contacten ontstaan. In ieder geval is er voor koudwatervrees geen reden.

Herman Noordegraaf is bijzonder hoogleraar en docent voor diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam en Groningen.