Amsterdamse vangnetorganisaties kunnen op eigen benen staan

Hoe zou de verhouding tussen overheid en maatschappelijke organisaties beter vorm kunnen krijgen? Volgens auteurs van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling zouden maatschappelijke organisaties maar beter af kunnen zien van structurele bekostiging door de overheid.

 
Voor wie tijdelijk of langdurig in armoede leeft, zijn maatschappelijke vangnetvoorzieningen soms cruciaal om het huishouden draaiende te houden, de maag te vullen of deel te nemen aan voorzieningen als sport. In Amsterdam vervullen onder andere het Fonds Bijzondere Noden, de Voedselbank en het Jeugdsportfonds deze functies. Het zijn voorbeelden van maatschappelijke organisaties die steun geven op momenten dat de eigen portemonnee leeg is en gemeentelijke voorzieningen ontoereikend zijn. Met andere woorden: het zijn organisaties die uiting geven aan solidariteit. Ze faciliteren de overdracht van middelen, geld of tijd aan degenen voor wie het op dat moment (letterlijk) broodnodig is.

De voorzieningen met een vangnetfunctie zijn echter niet vanzelfsprekend. Ook in Amsterdam wordt de economische crisis gevoeld. Het aantal aanvragen voor hulp en steun stijgt. Zo kreeg het Fonds Bijzondere Noden in het eerste kwartaal van 2013 15 procent meer aanvragen voor noodhulp en ook het aantal aanvragen bij de Voedselbank groeit. Tegelijkertijd daalt het voedselaanbod. En daar waar de gemeentelijke overheid van oudsher een financiële partner is voor de maatschappelijke voorzieningen, vraagt de huidige financiële situatie om het terugschroeven van gemeentelijke subsidies en het benadrukken van de zelfredzame samenleving waarin burgers en organisaties op eigen benen staan.

Kunnen de maatschappelijke organisaties met een vangnetfunctie dan wel overleven? Daarover spraken wij de afgelopen tijd met vertegenwoordigers van de gemeente Amsterdam, het Fonds Bijzondere Noden, de Voedselbank en het Jeugdsportfonds.

Voor de organisaties is de gemeente dan ook een welkome financieringsbron

De verhouding tussen de gemeente Amsterdam en de onderzochte maatschappelijke vangnetfuncties kenmerkt zich door gedeelde belangen. De organisaties leveren hulp waar gemeentelijke voorzieningen ontoereikend zijn en stellen Amsterdammers op die manier in staat hun leven gaande te houden. Het Fonds Bijzondere Noden, de Voedselbank en het Jeugdsportfonds helpen de mensen die buiten andere regelingen vallen. Daarmee vormen ze een belangrijke aanvulling op de gemeentelijke voorzieningen. Ze scheppen mogelijkheden voor doelgroepen die geen beroep kunnen doen op bestaande regelingen of die de gemeente niet kan helpen (zoals illegalen) en tonen daarmee hun eigenheid. Daarnaast vormen ze geregeld een schakel tussen Amsterdammers met een hulpvraag en gemeentelijke regelingen. Vrijwilligers bij de Voedselbank proberen de cliënten bijvoorbeeld ook te wijzen op gemeentelijke regelingen waarvoor zij in aanmerking komen. De vangnetten voorkomen ook een hogere aanspraak op die gemeentelijke regelingen. De noodhulp van het Fonds Bijzondere Noden of de Voedselbank kan het verschil maken tussen ‘redzaam’ en een nieuwe uitkeringsaanvraag, een beroep op dure jeugdzorg of problemen met schuldhulpverlening.

Tegelijkertijd is voor de maatschappelijke organisaties de gemeente een belangrijke partner. Een contract of convenant met de gemeente heeft een belangrijke symbolische waarde, en is zo belangrijk voor de financiering, vooral van operationele kosten, die vermogensfondsen niet altijd bereid zijn te betalen. De gemeente maakt het bijvoorbeeld mogelijk dat het Fonds Bijzondere Noden alle andere private inkomsten kan aanwenden voor noodhulp. Al het beschikbare geld gaat naar mensen die met noden worden geconfronteerd die nergens anders gelenigd worden. Denk aan het voldoen van reparatiekosten van een alleenstaande moeder in de schuldhulpverlening of een bijdrage voor een fiets voor een cliënt die aan de andere kant van de stad werk heeft gevonden met behoud van uitkering. Voor de organisaties is de gemeente dan ook een welkome financieringsbron. Dit des te meer omdat het voor hen niet altijd makkelijk is om geld uit de markt of uit de samenleving te halen (veel private financiers vragen veel aandacht) of dat die inkomstenstromen veel minder zeker en continu zijn dan de financiering van de gemeente tot nu toe is gebleken.

De gemeente wil de subsidie verminderen

Hoewel gemeente en organisaties samenwerken en elkaar waarderen, zijn de huidige verhoudingen niet zonder problemen. In alle gesprekken die wij voerden, kwam naar voren dat de gemeente de subsidie of andere financiële bijdragen wil verminderen. En de maatschappelijke organisaties gaven op hun beurt aan dat de financiering door de gemeente een inperking van hun autonomie betekent of afhankelijkheid veroorzaakt.

De scheidslijn tussen maatschappelijke organisaties als gelijkwaardige partner van de gemeente en maatschappelijke organisaties als beleidsinstrumenten is dun. Het is een bekende reflex van de overheid om maatschappelijke organisaties in te kapselen in beleid, zeker als ze met hun activiteiten bijdragen aan beleidsdoelen die de gemeente zichzelf heeft gesteld (zie bijvoorbeeld RMO 2013b; RMO 2009). Onze gesprekspartner van de Voedselbank gaf bijvoorbeeld aan dat de eisen en wensen van het gemeentelijke beleid soms botsen met de opvattingen van de vrijwilligers.

Organisaties zijn vooral bezig met aansluiting op beleid

Het is maatschappelijke organisaties niet vreemd om in ruil voor financiering te voldoen aan bepaalde voorwaarden van de gemeente. De gemeente biedt daarmee immers een kans op continuïteit van de organisatie. Het verlangen naar continuïteit kent echter het risico in een situatie te belanden van ‘survival of the fitting’. Organisaties zijn vooral bezig met voortdurende aansluiting bij het heersende beleidskader of de wensen van de gemeente (zie RMO 2011). Voor het Jeugdsportfonds, dat kinderen die opgroeien in armoede de mogelijkheid geeft om te sporten, betekent dit bijvoorbeeld dat het fonds met het door de gemeente gefinancierde budget alleen Amsterdammers mag helpen die ook in aanmerking komen voor een Stadspas. Terwijl die eis niet per definitie samenvalt met de criteria die het fonds zelf hanteert.

Maatschappelijke organisaties en gemeente houden elkaar zo in de greep. Het is verleidelijk om de bestaande situatie in stand te houden. Het gemak van overheidsfinanciering is immers groot en de organisaties leveren een belangrijke bijdrage op het gebied van armoedebeleid van de gemeente. Maar wat als er wel een verandering in gang wordt gezet? Als maatschappelijke organisaties in principe op eigen benen zouden staan en hun eigenheid centraal staat? Als de gemeente inderdaad minder financiert dan in het verleden? Hoe ziet een partnerschap met de gemeente er dan uit?

Minder financieren, meer zeggenschap

Echt onafhankelijk kunnen maatschappelijke organisaties alleen zijn wanneer ze afzien van structurele bekostiging door de overheid van hun operationele kosten. Het Fonds Bijzondere Noden, de Voedselbank en het Jeugdsportfonds zijn particuliere organisaties met een eigen missie. Dat biedt ook de beste kans hun legitimiteit en eigenheid op lange termijn te waarborgen (RMO 2009). Bekostiging door de overheid hoeft geen probleem te zijn wanneer het beleid van de overheid bij deze missie past. Maar ook dan kan er spanning optreden. Die is er bijvoorbeeld tussen de focus van de overheid op rechtszekerheid en rechtsgelijkheid versus de focus van veel maatschappelijke organisaties om per geval de best passende oplossing te vinden. Daarnaast kan het beleid van overheden veranderen, bijvoorbeeld na verkiezingen. De eigen missie kan makkelijk uit zicht raken wanneer maatschappelijke organisaties de blik te veel richten op het (veranderende) overheidsbeleid.

Een overheid die maatschappelijke organisaties serieus neemt, ziet ze niet als uitvoeringsorganisaties van beleidsdoelstellingen, maar als zelfstandige organisaties van een publieke voorziening (RMO 2013b: 52). Kortom: het is onze overtuiging dat de eigenheid van de organisaties het beste tot haar recht komt wanneer zeggenschap over de missie, doelstellingen en de uitwerking daarvan bij de organisatie zélf ligt.

Financiering van de gemeente kan ook anders

Financiering van de gemeente kan ook op andere manieren vorm krijgen. Bijvoorbeeld wanneer er een concrete opdracht wordt uitgevoerd en vooraf voor beide partijen duidelijk is welke activiteiten daartegenover staan. Denk aan een overeenkomst waarin het Jeugdsportfonds financiering ontvangt van de gemeente om een bepaald aantal obese kinderen te ondersteunen. Ook eenmalige financiering door de gemeente kan bijdragen aan de duurzame zelfstandigheid van een organisatie. Bijvoorbeeld in de vorm van een startersbijdrage. Bovendien kan de gemeente belemmeringen wegnemen voor het vormen van reserves voor moeilijker tijden.

In een partnerschap tussen gemeente en maatschappelijke organisaties zullen de Munten dus altijd een rol spelen, maar een partnerschap tussen maatschappelijke organisaties en gemeenten kan nog een viertal andere M’s aanwenden: de inzet van Mensen, Middelen, Massa en Media (zie Meijs & Van der Voort 2003). We verkennen daarom de mogelijkheden voor de gemeente Amsterdam wanneer zij zich richt op het verbinden en faciliteren van belangenuitwisseling tussen maatschappelijke organisaties en hun potentiële maatschappelijke partners.

De gemeente kan bij uitstek van waarde zijn door een netwerk aan te boren dat kan bijdragen aan het vergroten van de (financiële) zelfstandigheid van het Fonds Bijzondere Noden, de Voedselbank of het Jeugdsportfonds. Daarvan geven de organisaties zelf immers aan dat het een tijdrovende en intensieve bezigheid is.

Hoe ziet dat ‘verbinden’ en ‘faciliteren’ eruit?

Hoe ziet dat ‘verbinden’ en ‘faciliteren’ eruit? Wij denken aan het model van een ‘Eigen Kracht-conferentie (EKC) voor maatschappelijke organisaties’. Op uitnodiging van een maatschappelijke organisatie én een wethouder worden interessante partijen bijeengebracht. Bijvoorbeeld in de ambtswoning. Zowel de wethouder als de voorzitter van de maatschappelijke organisatie nodigt mensen uit die in hun ogen een belangrijke bijdrage kunnen leveren bij de verdere ontwikkeling van de organisatie. Op die manier maken gemeente en maatschappelijke organisaties bij de organisatie van de bijeenkomst gebruik van de Massa die zij bezitten: hun reputatie en netwerken leggen gewicht in de schaal en kunnen genodigden ertoe bewegen aan tafel plaats te nemen.

De centrale vraag in elke bijeenkomst is: Welke bijdrage kunt u leveren om dit Amsterdamse vangnet zijn belangrijke werk te laten doen? Op basis hiervan is het mogelijk met alle partijen het gesprek aan te gaan. Elke partij doet in een dergelijk gesprek twee dingen: iedereen schetst de door hem/haar wenselijk geachte situatie (deelt de eigen en gemeenschapsbelangen) en geeft aan op welk vlak een eigen bijdrage geleverd kan worden (biedt solidariteit aan). Dit kunnen strijdende belangen zijn en vereist van alle aanwezigen een openheid voor verrassende of nieuwe combinaties.

Solidaire ervaringen in plaats van munten

In deze fase wordt het gesprek gevoerd over de Munten die de genodigden beschikbaar kunnen stellen, evenals de beschikbare Middelen en Mensen. Denk aan het sponsoren van kantoorruimte, training, (juridisch) advies, naast de persoonlijke inzet van de genodigden voor de maatschappelijke organisaties of het bieden van uren vrijwilligerswerk van werknemers. Nodigt de wethouder een relatie uit van een gerenommeerd communicatiebureau, dan ontstaan er wellicht mogelijkheden om de complexe communicatie naar private financiers beter op gang te brengen. Tot slot kan het partnerschap dat in de EKC wordt gesmeed zich richten op de inzet van interne en externe Media. De gemeente kan over elke EKC communiceren via haar website, maar de bijeenkomsten kunnen ook aantrekkelijk zijn voor verslaglegging in (regionale) media zoals Het Parool, stadsbladen, Facebook, Twitter, het weblog van de wethouder of van waarde zijn bij de communicatie met toekomstige partners.

Een EKC voor maatschappelijke organisaties biedt daarmee het podium om solidaire ervaringen tot stand te brengen (RMO 2013a) en het partnerschap op te bouwen langs vijf M’s in plaats van het wankele fundament van de Munten. Het daagt partijen uit om publieke vraagstukken gezamenlijk op te lossen, vanuit gelijkwaardig partnerschap. Gemeente Amsterdam, Fonds Bijzondere Noden, Voedselbank of Jeugdsportfonds – wat er ook op je kaartje mag staan, de duurzame relatie tussen maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en gemeente én de eigenheid van de eigen organisatie staat dan voorop.

 Bart Drenth en Lucas Meijs zijn raadslid van de RMO. Lotte van Vliet is als adviseur aan de RMO verbonden.

 

Literatuur