In beleidsstukken en in de media, overal kunnen we het lezen: Nederland gaat van een verzorgingsstaat over in een participatiesamenleving ‘waarin burgers verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen omgeving en hun eigen leven’. De participatiesamenleving is het medicijn dat de overheid voorschrijft tegen de zieke verzorgingsstaat, die niet alleen veel geld kost, maar bovenal burgers afhankelijk en lui maakt. Met bijbehorende waarden als zelfredzaamheid en eigen regie biedt zij een even noodzakelijk als wenselijk antwoord op het falen van de verzorgingsstaat dat breed wordt omarmd.
‘Participatiesamenleving’ is geen neutraal begrip en behoeft wel degelijk uitleg
Dat het begrip populair is (in de zin van gewoon), wil nog niet zeggen dat het daarmee werkelijkheid is geworden en geen rechtvaardiging meer nodig heeft. De overgang van een verzorgingsstaat in een participatiesamenleving is een waardevooronderstelling (value assumption) die ongemerkt wordt voorgesteld als een feitelijke beschrijving van onze samenleving. Daardoor wordt de indruk gewekt dat participatiesamenleving een neutraal begrip is dat vanzelf spreekt en geen nadere rechtvaardiging of uitleg nodig heeft. De vanzelfsprekendheid waarmee de participatiesamenleving als panacee wordt opgediend maakt een onbelemmerd spreken en kritiekloze identificatie mogelijk.
De populariteit van de participatiesamenleving is het resultaat van een discourscoalitie. Beleidmakers bij gemeenten en instellingen, onderzoekers, trainers, docenten, sociaal werkers en ook critici nemen als verteller én personage deel aan het verhaal dat zij niet op hun naam kunnen zetten. En dit verhaal (re)construeert een werkelijkheid die het slechts lijkt te beschrijven. Binnen dit verhaal is het onmogelijk om sociale vraagstukken in andere termen dan zelfredzaamheid, eigen regie en participatie te bespreken. Dit betekent niet dat er geen discussie is, maar wel dat elk ander verhaal bij voorbaat in het defensief is gedrongen. Wie een ander verhaal wil vertellen heeft heel wat uit te leggen, terwijl degenen die het populaire verhaal doorvertellen het gelijk bij voorbaat aan hun kant hebben.
Achter zelfredzaamheid en eigen regie schuilt onverschilligheid
Ik ben niet tegen zelfredzaamheid en eigen regie of participatie. Wel zet ik vraagtekens bij de manier waarop deze begrippen op zelfgenoegzame manier als vanzelfsprekend worden gebruikt. Want gewoon of vanzelfsprekend, zo zegt de vermaarde Nederlandse essayist Cornelis Verhoeven, ‘zijn alleen de dingen waarover wij hebben besloten niet meer na te denken’. In het gedachteloos herhalen van wat vanzelf spreekt gaat onverschilligheid schuil. Niet het beroep op zelfredzaamheid en eigen regie, maar het ritueel waarmee dit beroep op ons wordt gedaan leidt tot onverschilligheid. Wie onverschillig is, heeft geen oog voor verschil, voor het andere dat niet binnen het verhaal past. Dat werd een wethouder in Deventer verweten toen zij voorstelde om vrijwilligers en werklozen in te zetten bij de persoonlijke verzorging van mensen. Niet haar voorstel, maar de laconieke manier waarop zij dat onverstoorbaar verdedigde door enkel een beroep te doen op ‘de kanteling die de gemeente voorstaat’ wekte enorm veel wrevel. Maar dit verwijt treft misschien niet zozeer de persoon van de wethouder als wel het beleid als zodanig. Beleid is in de kern onverschillig, omdat het zich in algemeenheden uitspreekt en geen uitzondering toelaat. Het realiseren van beleidsdoelen vraagt ook steeds vaker om eenduidigheid.
Wie zichzelf redt krijgt respect, wie afhankelijk is verliest het
De rituele herhaling waarmee wordt gezegd dat we van een verzorgingsstaat overgaan in een participatiesamenleving ontneemt ons het zicht op een andere mogelijkheid. Een vraag die we volgens mij moeten stellen is: waarom wordt de crisis van de verzorgingsstaat gediagnosticeerd als een gebrek aan eigen regie en eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid en niet bijvoorbeeld in termen van gebrek aan betrokkenheid of geluk. Het antwoord op deze vraag is volgens de Britse socioloog Richard Sennett dat de cultuur van het nieuwe kapitalisme het referentiepunt vormt van de hervorming de (Europese) verzorgingsstaat. Die hervorming beoogt een burgerlijke identiteit tot stand te brengen die overeenkomt met die cultuur. De waarden die daarin domineren vormen het uitgangspunt ‘voor hoe de overheid denkt over afhankelijkheid en zelfredzaamheid’ op het gebied van zorg, onderwijs en welzijn. We leren onszelf zien en ons leven vormgeven alsof ons leven het resultaat is van onze individuele keuzes. Wie zichzelf redt krijgt respect, wie afhankelijk is verliest het. In de cultuur van het nieuwe kapitalisme is afhankelijkheid iets om ons voor te schamen. Het gaat hier om een bepaalde afhankelijkheid: die waarin mensen die van anderen afhankelijk zijn en voor die ander niets terug kunnen doen. En ‘niet-kunnen’ wordt in die cultuur al snel opgevat als ‘niet-willen’.
Empowerment: nadenken over eigen regie en autonomie
Zelfredzaamheid, eigen regie en verantwoordelijkheid worden geïndividualiseerd. Individuele autonomie is het werk van onze verbeelding, maar niet van de manier waarop wij leven, aldus de Britse filosoof John Gray. Het ideaal dat wij onze sociale omstandigheden kunnen overstijgen, dat wij ons leven kiezen en zelf kunnen bepalen, dat wij het verleden achter ons kunnen laten, miskent dat wij een lichaam hebben. Ons leven wordt bepaald door begrenzingen: of we gezond zijn, een korte lontje hebben dan wel lange tenen, mooi of lelijk zijn, optimistisch of pessimistisch. Deze begrenzingen vormen onze schaduw. En een ieder die vindt dat we over onze schaduw moeten springen, daag ik uit dat eens echt te proberen.
Het idee van empowerment heeft, althans in de opvatting van Tine van Regenmortel, wel oog voor de omstandigheden die mensen kwetsbaar maken. Dit concept staat kritisch tegenover de liberale opvatting van autonomie en het idee dat wij ons van sociale verbanden kunnen losmaken. Het wijst autonomie niet af, maar laat zien dat we enkel autonoom zijn in relatie tot anderen en in specifieke omstandigheden. Autonomie, eigen regie en zelfredzaamheid worden daarmee complexe want paradoxale noties die allerminst vanzelf spreken en beslist niet eenduidig zijn. Dit gebrek aan eenduidigheid kunnen we alleen maar toejuichen. Deze begripsverwarring dwingt ons namelijk om steeds opnieuw na te denken over wat autonomie of eigen regie in een bepaalde context betekent en om het steeds opnieuw te definiëren zonder dat we daarbij kunnen terugvallen op gangbare opinies en een onverschillig overtuigd zijn van het eigen gelijk. Dat is niet makkelijk, maar ook niet teveel gevraagd.
Richard de Brabander doet onderzoek bij het lectoraat Dynamiek van de stad van Hogeschool Inholland Rotterdam. Dit artikel is gebaseerd op zijn pas verschenen boek ‘Wie wil er nou niet zelfredzaam zijn. De mythe van zelfredzaamheid’. Apeldoorn: Garant, 2014.