Het slachtoffer moet het recht krijgen om iets te zeggen over de strafmaat

Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Fred Teeven wil dat gedupeerden van misdrijven het recht krijgen om ook iets te zeggen over de straf die de dader moet krijgen. Prima voorstel dat past bij een samenleving van mondige burgers.

De eerste reacties  op het voorstel van staatssecretaris Teeven waren afwijzend;  de Volkskrant  (Peter Giesen, 25 februari 2013) en het NRC Handelsblad  (Annemarie Kas, 25 februari 2013; Redactioneel, 1 maart, 2013) bijvoorbeeld betoonden zich uiterst kritisch. De Groningse hoogleraar Nico Kwakman uitte op 26 februari op deze website zijn bedenkingen. Hoewel het voorstel op politieke steun van een meerderheid in de Tweede Kamer kan rekenen – het was opgenomen in de verkiezingsprogramma’s van PvdA, VVD en SP - is het allerminst zeker of ook de Eerste Kamer ermee zal instemmen. Ik herhaal hier de argumenten die voor invoering van het ongeclausuleerde spreekrecht pleiten en ga in op de aangevoerde bezwaren.

Achterhaald slachtofferbeeld

Sinds enkele jaren hebben gedupeerden het recht om op de zitting van de rechtbank het woord te voeren over de gevolgen van een tegen hen begaan misdrijf. Dat deze regeling niet voldoet, zal bij de behandeling in hoger beroep van de zaak tegen de pedofiele peuterleider Robert M. weer pijnlijk duidelijk worden. De ouders willen, zo blijkt uit interviews, hun woede uiten. Ook willen zij dat aan Robert M. tbs wordt opgelegd zodat hij geen nieuwe slachtoffers meer kan maken. De huidige wettelijke regeling staat dit echter niet toe. Binnen de huidige regeling mogen gedupeerden uitsluitend spreken over wat het misdrijf hen persoonlijk heeft aangedaan. Ze worden door deze beperking in een passieve, zielige slachtofferrol gedwongen. De huidige regeling is gebaseerd op een achterhaald slachtofferbeeld dat niet past in een samenleving van mondige burgers.

Uit onderzoek van de Universiteit van Tilburg blijkt overigens dat de meeste slachtoffers zich bij de uitoefening van het spreekrecht nu al mede uitspreken over de op te leggen straf. Rechters en verdedigende advocaten laten dat oogluikend toe. Kennelijk wordt het als niet meer dan logisch ervaren dat slachtoffers hun verontwaardiging uiten én ook iets over de strafwaardigheid van de dader zeggen. Gebleken is dat de meeste slachtoffers de uitoefening van hun spreekrecht als positief ervaren. Er blijkt weinig sprake van frustraties over de uiteindelijk door de rechters opgelegde straf. Het gevoel gehoord te zijn is, zoals bekend uit de sociale psychologie, op zichzelf van grote morele waarde. Teevens voorstel strekt er dus slechts toe de wet aan te passen aan een reeds bestaande, onproblematisch verlopende en gewaardeerde rechtspraktijk.

Rechts-populistisch sentiment?

In de kritieken wordt het voorstel afgeschilderd als een verzoeknummer voor Teevens rechts-populistische achterban. Wat de motieven van de staatssecretaris ook mogen zijn, feit is dat de invoering van volledig spreekrecht al jaren een wens is van Slachtofferhulp Nederland en al ruim 30 jaar op het programma staat van de internationale slachtofferbeweging. In de Verklaring van de Verenigde Naties (VN) over de Rechten van Slachtoffers van Misdrijven uit 1985 staat dat gedupeerden het recht dienen te hebben om tijdens alle relevante fasen van de strafrechtelijke procedure hun meningen en zorgen te uiten (to  express their views and concerns). Het strafproces in veel westerse landen waaronder de Verenigde Staten, Duitsland en Zweden voldoet reeds aan dit rechtsbeginsel; het is ook opgenomen in het strafproces van het Internationale Strafhof in Den Haag. De uitoefening ervan heeft voor zover mij bekend, nergens tot procedurele of inhoudelijke problemen aanleiding gegeven. Ook heeft onderzoek in de VS en Australië geen  aanwijzingen opgeleverd dat het spreekrecht op zichzelf leidt tot de oplegging van zwaardere straffen. Het spreekrecht biedt de gedupeerden de mogelijkheid tegenwicht te bieden aan de pleidooien van de verdediging voor een zo mild mogelijke straf. De rechter kan dan,  na het horen van daders en slachtoffers  of nabestaanden én het openbaar ministerie, tot een evenwichtig eindoordeel komen. Er is geen reden om te betwijfelen dat deze functie ook aan de Nederlandse rechters kan worden toevertrouwd.

Ontkennende verdachten

Het voornaamste principiële bezwaar tegen het volledige spreekrecht is dat de gedupeerden het woord voeren vóórdat de rechtbank zich heeft uitgesproken over de schuld van de verdachte. De gedupeerde kan zich dan uitlaten over de op te leggen straf, terwijl de schuld van de dader nog niet vaststaat. In de overgrote meerderheid van de strafzaken doet dit probleem zich niet voor omdat de verdachte het tenlastegelegde misdrijf bekent. Dit was ook in de zaak tegen Robert M. het geval. In de schaarse zaken met ontkennende verdachten zou de gedupeerde kunnen worden verzocht pas na de schuldigverklaring door de rechter het spreekrecht uit te oefenen.

Organisatorisch kan zoiets worden geregeld door de gedupeerde het woord te geven nadat de rechtbank een tussenvonnis heeft gewezen over de schuldvraag. Met deze aanpassing kan het wetsvoorstel, gezien het verkiezingsprogramma van het CDA, ook in de Eerste Kamer op een ruime meerderheid rekenen. Het voorstel verdient een snelle behandeling door beide Kamers opdat gedupeerden ook in  het Nederlandse strafproces, in overeenstemming met de VN Verklaring uit 1985, volledig tot hun recht kunnen komen.  

Jan van Dijk is hoogleraar victimologie aan de Universiteit van Tilburg.