De welzijnssector en het sociaal werk staan zwaar onder druk. Sinds de economische crisis van 2008 is het aantal welzijnswerkers fors gedaald. Alleen al in 2012 zijn volgens het FCB 3.500 banen verdwenen. En er staan nog meer grote aantallen sociaal werkers, jeugdzorgwerkers en medewerkers in gehandicaptenzorg, GGZ en MEE op de nominatie te moeten vertrekken ten gevolge van de efficiencykortingen die gepaard gaan met de decentralisaties. Agnes Wolbert, Tweede Kamerlid voor de PvdA, denkt dat het aantal professionals in het sociale domein met 25 procent kan afnemen.
Van verweesd naar duurzame aandacht
Na jaren gepleit te hebben voor structurele investering in de professionalisering van sociale beroepen krijgen wetenschappers als Evelien Tonkens en Jan Willem Duyvendak, beroepsorganisaties als de NVMW, kennisinstituten als Movisie en brancheorganisaties als de MOgroep eindelijk positieve respons en erkenning door de landelijke overheid dat de sector is verwaarloosd, of zelfs is verweesd, zoals in het rapport te lezen valt.
Net als zovele professies in het land, moeten de sociaal werkers levenslang kunnen leren om hun vak goed bij te houden. In het rapport wordt het structurele gemis erkend van goede randvoorwaarden voor duurzame aandacht voor innovatie en het bij de tijd houden van de deskundigheid van sociaal werkers. Wat voor andere beroepsgroepen vanzelfsprekend is, moet de sociale sector nog bevechten. En dan komt Nico de Boer met de suggestie dat burgers het allemaal wel zelf kunnen en dat het rapport van de Gezondheidsraad het werk van sociaal werkers wil afschermen door middel van beroepsregistratie. Dat is wel een erge versimpeling van de werkelijkheid en een grove ontkenning van het feit dat sociaal werk een vak is. Een vak dat hard nodig is naast en ondersteunend aan burgerinitiatieven.
Samen met burgers excellent sociaal werk met maximaal maatschappelijk effect
Burgers en zeker kwetsbare burgers die een beroep doen op sociaal werk, moeten kunnen rekenen op de best mogelijke kwaliteit van hun ondersteuning. Datzelfde geldt ook voor gemeenten als financier van sociaal werk. Beroepsorganisatie en beroepsregistratie zijn hiervoor beproefde kanalen. Door de bezuinigingen en de transformatie van het sociale domein liggen de sociale beroepen weer onder het vergrootglas. Een sterke beroepsgroep is beter zichtbaar en kan zich beter verweren. Burgers en gemeenten hebben uiteindelijk precies hetzelfde belang: gewoon zo excellent mogelijk sociaal werk met een maximaal maatschappelijk effect.
Om dat te bereiken moet je permanent investeren in beroepsonderwijs dat samenwerkt met werkveldpartners, in professionals die de kwaliteit en de kernwaarden van hun beroep waar kunnen maken en in gemeenten die terechte eisen stellen aan de kwaliteit van de sociale professie. En ja, de stem van de burger is nog onderbelicht. En ook waar is dat het hart van de sociale professional in de eerste plaats ligt bij die mensen met wie zij werken. Dus een goede dialoog met cliënten, mantelzorgers, vrijwilligers en actieve burgers over de kwaliteit van het werk moet te organiseren zijn. Wellicht kan de staatssecretaris dit in zijn ronde langs de stakeholders opnemen.
Tijdens het Krachtproef Festival in Meterik, met 110 opbouwwerkers, bezocht ik het dorp Koningslust in De Peel. Op 1500 inwoners zijn daar ruim 400 inwoners actief. Van fanfare tot beheer van het dorpshuis, van burenhulp tot revitalisering. Met daarnaast professionals voor meer complexe vraagstukken, ondersteuning van het vrijwilligerswerk en het zorgdragen voor continuïteit. Ik roep Nico de Boer op om te stoppen om vrijwilligers en welzijnswerkers tegen elkaar uit te spelen. Om in tijden van grote krimp en transformatie nog een beschaafd niveau van welzijn op peil te houden, hebben vrijwilligers, mantelzorgers, actieve burgers en professionals elkaar keihard nodig.