Het is voor kinderen heel gezond om bang te zijn voor gevaarlijke situaties. Het wordt echter een probleem als dit het dagelijks functioneren van een kind belemmert. Het is niet gek als kinderen soms bang zijn om hun vinger op te steken in de klas, maar als dit altijd gebeurt en gepaard gaat met extreem veel spanning en lichamelijke klachten dan kan het problematisch worden.
Een kind op de basisschool kan verschillende angsten hebben, zoals faalangst, gegeneraliseerde angst en scheidingsangst. Faalangst komt voor bij ongeveer 12 procent van de leerlingen. Het kan ervoor zorgen dat kinderen onder hun niveau gaan presteren. Bij gegeneraliseerde angststoornis maken kinderen zich buitensporig veel zorgen over allerlei verschillende zaken, zoals gebeurtenissen in de wereld, gezondheid en familie. Separatieangststoornis wordt gekenmerkt door een intense angst om te scheiden van een hechtingsfiguur.
Behalve dat angsten op zichzelf vervelend zijn, kunnen ze ook negatieve gevolgen hebben
Vaak is er niet één oorzaak voor angst aan te wijzen. Er zijn meestal meerdere factoren die een rol spelen in het ontstaan ervan. Denk bijvoorbeeld aan erfelijke aanleg, angstige of overbeschermende ouders of een stressvolle of beangstigende gebeurtenis.
Angststijging
Behalve dat angsten op zichzelf vervelend zijn, kunnen ze ook negatieve gevolgen hebben. Zo worden angstklachten in verband gebracht met mindere schoolprestaties, slechtere fysieke gezondheid en meer risico op andere psychische problemen, zoals depressie en verslaving. Angsten die op jonge leeftijd beginnen, worden bovendien vaak chronisch.
De nadruk op geluk laat weinig ruimte vrij voor negatieve emoties
Hoewel angst van alle tijden is, blijkt uit het HBSC-onderzoek van 2021 dat emotionele problemen bij basisschoolleerlingen zijn toegenomen tussen 2017 en 2021, van bijna 11 procent tot ruim 23 procent. Emotionele problemen omvatten ook stemmingsklachten, maar bij kinderen in deze levensfase zijn angststoornissen de meest voorkomende psychische stoornissen.
Oorzaken
Er zijn verschillende factoren die de toename van angst kunnen verklaren.
- Veranderde opvattingen over mentale gezondheid
Ondanks het stigma rondom mentale problemen, toont onderzoek aan dat we op het moment meer bereid zijn om te praten met psychologen over onze problemen en dat we ons minder schamen als anderen hierachter komen.
- Trend om geluk op een voetstuk plaatsen
Geluk wordt, wereldwijd, gezien als een belangrijk levensdoel. De nadruk ligt op ‘het perfecte leven’ en op positieve emoties. Denk aan de perfecte levens van influencers op sociale media en de talloze zelfhulpboeken om een gelukkig leven te bereiken. De nadruk op geluk laat weinig ruimte vrij voor negatieve emoties. Wanneer je negatieve emoties ervaart, kun je het gevoel krijgen dat je niet aan de maatschappelijke norm voldoet.
- Rol van de media
Kinderen van nu groeien op met zowel traditionele media als nieuwe media. Blootstelling aan schokkende beelden of nieuwsberichten kunnen bij kinderen trauma-achtige symptomen veroorzaken. Dat gebeurt vooral als de beelden of berichten inspelen op de angsten die kinderen in deze ontwikkelingsfase kunnen hebben, voor enge ziektes, de dood, natuurrampen en als reactie op reële nare gebeurtenissen.
- Corona en nasleep
Tijdens de coronapandemie verdubbelden de angstklachten bij kinderen, van 8 procent (voor corona) tot 16 procent (tijdens de eerste lockdown). Kinderen waren bang om ziek te worden of dat familie ziek werd.
Onzekerheid over sociale vaardigheden en sociale angst hangen met elkaar samen
Ook het wegvallen van structuur en de sociale isolatie droegen waarschijnlijk bij aan de toename van angst. Bovendien konden kinderen door het gebrek aan sociale interactie hun sociale vaardigheden slechts in beperkte mate ontwikkelen. Onzekerheid over sociale vaardigheden en sociale angst hangen met elkaar samen.
Wachtlijsten
Veel kinderen met angstklachten ontvangen geen hulp. Zo toont onderzoek aan dat 70 procent tot 80 procent van de kinderen met een angststoornis niet wordt behandeld door een psycholoog. Naast de lange wachtlijsten zijn er meerdere drempels die huisartsen, ouders en jongeren tegenkomen wanneer ze op zoek zijn naar hulp.
Huisartsen ervaren moeilijkheden rondom het herkennen van klachten en het succesvol doorverwijzen. Ze hebben niet altijd de specifieke kennis die nodig is en te weinig tijd om met het kind in gesprek te gaan. Ouders herkennen soms niet dat hun kind een probleem heeft en weten soms niet waar ze naartoe moeten voor hulp. Kinderen en jongeren ervaren vooral moeilijkheden vanwege schaamte, stigma, en door de wens om er zelf uit te komen.
Preventie
Er zijn effectieve interventies beschikbaar om angstproblematiek bij jeugdigen te behandelen.
Hoe eerder iemand geholpen wordt, hoe effectiever de interventie
Naast dat het een wetenschappelijk doel is om de effectiviteit van interventies verder te verhogen, is het ook een doel om meer jongeren te bereiken. Net zoals bij lichamelijke klachten geldt ook voor angstklachten: hoe eerder iemand geholpen wordt, hoe effectiever de interventie. Zo vertonen kinderen in het preventieve stadium vaak nog gedrag dat flexibel is en nog niet resistent is tegen behandeling.
Het Kenniscentrum Angst en Stress bij jeugd (KAS) houdt zich veel bezig met preventie. Binnen dat kader zet KAS zich in om jeugdzorg dichter bij de scholen te brengen, omdat juist op scholen angsten vaak vroeg geïdentificeerd kunnen worden. KAS heeft een advieslijn die gebeld kan worden door professionals en ouders met vragen over angsten en hoe deze te herkennen. Tot slot doet het KAS onderzoek, om preventieve programma’s te ontwikkelen en uit te breiden.
Leer te Durven! is zo’n programma. Deze training is gebaseerd op cognitieve gedragstherapie en wordt als effectief gezien om angstklachten bij kinderen te verminderen. Het biedt kinderen van 8 jaar tot en met 12 jaar handvatten om voor zichzelf op te komen, om spannende dingen niet uit de weg te gaan en zekerder te zijn van hun eigen kunnen. Onderzocht wordt of dit programma uitgebreid kan worden naar oudere leeftijdsgroepen, en of de training ook op scholen kan worden gegeven, om nog meer kinderen en jongeren te bereiken.
Ida van Kampen is onderzoeksassistent aan het Instituut Psychologie van Universiteit Leiden, afdeling Ontwikkelings-en-Onderwijspsychologie. Jessie van Grieken is afgestudeerd Researchmaster student aan het Instituut Psychologie van Universiteit Leiden, afdeling Ontwikkelings-en-Onderwijspsychologie. Jeanine Baartmans is universitair docent aan het Instituut Pedagogische Wetenschappen, afdeling Forensische gezinspedagogiek en Jeugdhulpverlening.
Foto: Jessica Lucia (Flickr Creative Commons)