Albert Dzur schreef de afgelopen jaren een handvol boeken over ‘democratisch professionalisme’, met daarin inspirerende praktijken over professionals in bijvoorbeeld het onderwijs, de zorg en de rechtspraak die de mensen voor wie ze werken, laten meebeslissen over hun werk. Vaak gaat dat onopvallend en ziet het er helemaal niet spectaculair uit ‒ ‘praten in een saaie kamer’ ‒ maar bijzonder is het wel, volgens Dzur.
En als je hem daarover hoort vertellen, dan overtuigt dat. Hij is geen man van superlatieven, maar op de vraag of democratisch professionalisme een antwoord is op populisme – waarbij Trump zijn referentiekader is – reageert hij volmondig met ‘ja!’
Meteen maar de hamvraag. Wat gebeurt er als professionals volgens het idee van democratisch professionalisme gaan werken?
‘Eerst wat het niet is. Professionals kunnen zichzelf afsluiten in hun organisaties. Ze gaan dan werken volgens hun eigen interne standaarden en hiërarchieën. Daar hebben de mensen voor wie ze werken niet direct voordeel van. Begrijp me goed, het is geen vorm van corruptie, het is de normale manier waarop complexe bureaucratische organisaties werken, volgens het aloude Max Weber-verhaal.’
‘Professionals labelen hun cliënten als behoeftig, marginaliseren ze zonder dat te beseffen’
‘Om daarvan weg te komen, moet je de deur uit. Want als je dat niet doet, kan het goed zijn dat je een probleem op de verkeerde manier bekijkt. Dus je moet naar buiten, bijvoorbeeld om als politieagent een sociaal probleem helder te zien. Om te praten met mensen, en zelfs zo ver te gaan om macht te delen met mensen. Er komt nog iets bij, en dit is vaak benoemd door sociaal werkers: professionals labelen hun cliënten als behoeftig, marginaliseren ze zonder dat te beseffen. En als je daar als professional niet van weg komt, dan werk je niet echt gelijkwaardig met mensen.’
Oké, dan gaan ze naar buiten en maken contact. We denken daarbij aan publieke professionals die representanten zijn van de staat, aan street-level bureaucrats. Wat is het belang van dit eerste contact?
‘Dat is heel belangrijk. Maar ook moeilijk, want het wordt door de eigen organisatie niet altijd serieus genomen. Neem de wijkagenten die je al sinds de jaren tachtig hebt in steden als Chicago en Los Angeles. Die worden niet erg hoog aangeslagen in de eigen politieorganisatie. Hun werk heeft weinig status. Dat maakt het erg moeilijk te managen, en ook erg moeilijk om macht te delen. Want dat is wel de crux: wordt er werkelijk macht gedeeld met de mensen buiten de organisatie? Of is het alleen maar pr?’
Hoe ziet dat macht delen eruit?
‘Ik heb als wetenschapper ontdekt dat je macht kunt delen zonder grote woorden te gebruiken. Het kan goed zonder een kreet als ‘hier is de democratie’, met een vlag en alles. Soms is het gewoon rond een tafel zitten en met elkaar praten, soms is dat gewoon macht delen. That’s the real thing.
Macht delen daagt mensen uit en prikkelt hun nieuwsgierigheid. Door het gesprek aan te gaan en samen naar oplossingen te zoeken voor gemeenschappelijke problemen, voelen mensen zich niet alleen serieus genomen; ze vinden ook weer het vertrouwen terug in hun eigen competenties. In de ggz bijvoorbeeld hebben therapeutische relaties lange tijd eenzijdig en top-down vorm gekregen. Het technocratische model had alleen oog voor de kennis en therapeutische vaardigheden van de professionals. De bronnen van de cliënten en hun omgeving kwamen eenvoudigweg niet in beeld.’
‘Macht delen doorbreekt de publieke onverschilligheid en de civiele lethargie die bureaucratische organisaties bevorderen’
‘Macht delen en ‘samen genezen’ betekent in de ggz dat er ruimte moet zijn voor ‘verstoring’, veilige ruimtes voor mensen om te ontdekken hoe boos ze zijn, ruimte ook om vragen te stellen, af te wijken en tegengestelde meningen te hebben. Meer algemeen doorbreekt het delen van macht ook de publieke onverschilligheid en de civiele lethargie die bureaucratische organisaties bevorderen.’
Kunt u schetsen wat een democratisch professional typeert?
‘Toen ik hierover begon na te denken, benaderde ik het onderwerp sterk intellectueel; als politiek wetenschapper bestudeerde ik al jaren burgerparticipatie. Ik hield ervan te lezen over democratische theorie. John Dewey is een held van mij. Habermas ook, en Foucault. En toen ik met mensen ging praten die ik beschouwde als democratisch professionals, verwachtte ik intellectuele verhalen, maar daarvan was geen sprake. Zij refereerden nooit aan mijn intellectuele helden. Dat dreef ze niet in hun werk.
En het was nog erger. Want er was helemaal niets in hun professionele opleiding, en op de universiteiten was ook niets te vinden, wat ze schoolde in deze competenties. Wat ik daarentegen heel vaak van ze hoorde, was dat ze moesten afleren wat ze hadden geleerd.
Een goed voorbeeld van iemand die al vroeg bezig was met macht delen, is Nils Christie [1928-2015, een Noorse socioloog en criminoloog, red.], die je de godfather van restorative justice (‘herstelrecht’) zou kunnen noemen. Hij was zo oprecht en onbuigzaam over zijn werk dat hij het label van grondlegger weigerde. ‘Ach, weet je, ik weet het niet…’, zei hij dan. Maar in zijn intellectuele traject was hij een held.’
‘Mensen die werken als democratisch professional realiseren zich dat ze dingen radicaal anders moeten doen’
‘De nazibezetting was tamelijk traumatisch voor de Noren door de collaboratie van het regime van Quisling [Noorse nazileider die minister-president werd in 1942 en na de oorlog werd geëxecuteerd, red.], vergelijkbaar met het Vichy-regime in Frankrijk. Ze moesten hun civil society na de oorlog opnieuw vormen. En die nieuwe institutionele krachten vormden Christie als intellectueel.
Net als Christie denk ik dat mensen die werken als democratisch professional zich realiseren dat de manier waarop ze zijn opgeleid niet toereikend is. Dat ze dingen radicaal anders moeten doen.’
Welke kenmerken horen bij democratisch professionals?
‘Om te beginnen empathie. Met een gevoel voor historie, een gevoel voor wat hun organisaties, wat hun beroep heeft gedaan. De mensen in die beroepen die ik spreek, zijn zeer competent. Om hun werk zo goed te kunnen doen, hebben ze echt opnieuw moeten bedenken wat het betekent om een leraar, een sociaal werker of een public planner te zijn.
Het vraagt beslist moed, moed om dingen anders te doen, en vertrouwen te hebben in je skills. Ik heb ook gezien dat je daarvoor bescheidenheid en nederigheid nodig hebt.
Ik denk dat we dat elk op onze eigen manier wel hebben ervaren in de gezondheidszorg. Ik houd van een dokter die tegen me zegt: ‘Ik weet het niet zeker.’ Dat hij slim genoeg is om te laten zien dat hij niet alles weet. Zoals bij Socrates toen het orakel over hem zei dat hij de slimste man was van Athene, en hij reageerde: ‘Dat is idioot, ik voel me helemaal niet slim.’ Vervolgens ging hij praten met een prominent politicus en Socrates realiseerde zich dat dit helemaal geen slimme persoon was, ook al werd dit wel algemeen gedacht. Op die manier liet hij zien dat het orakel toch weleens gelijk zou kunnen hebben. ‘Ik denk tenminste dat ik niet slimmer ben dan ik ben’.’
‘Hi, ik ben het politiehoofd. Wil je helpen? Dit is wat jij kunt doen’
‘Het vergt een soort intellectuele nederigheid. En het vraagt uithoudingsvermogen (stamina), om gewoon naar buiten te gaan en dingen te doen, te proberen en te blijven proberen.’
Kunt u een persoon beschrijven die daarop lijkt?
‘Ik kende een politieprofessional die zichzelf liever een ‘openbare veiligheidsprofessional’ noemde. Die gedurende een periode van tien jaar de politieafdeling in zijn stad veranderde. Hij begon met elke zondag te wandelen door de buurten die de politie haatten. Hij wandelde met iemand uit de latino-gemeenschap waar veel wantrouwen heerste tegen de politie vanwege eerdere conflicten. Elke zondag ging hij zonder agenda met mensen praten. ‘Hi, ik ben het politiehoofd, wat zit je dwars? Wat kun je doen om me te helpen om aan het probleem te werken? En wil je me daarbij helpen? En dit is wat jij kunt doen.’ Dus het vraagt nogal uithoudingsvermogen om dat elke week te doen.’
Het doet denken aan Sisyfus die elke dag weer een rotsblok de berg op moet rollen...
‘… terwijl je daarbij lacht. Dat is het ja! Maar terug naar die kerncompetenties. Ik moet ook denken aan de skills om je werk goed te doen, in alle bescheidenheid, en te beseffen dat er grenzen zijn aan wat dat beroep kan.
Zoals Nils Christie het professioneel onvermogen zag en de beperkingen van de academische wetenschap. Zo was hij in de jaren tachtig gevraagd om in Sheffield de openingslezing te houden bij het nieuwe Instituut voor Criminologie, de trots van de Universiteit van Sheffield. En het eerste wat hij zegt, is dat hij denkt dat er geen nieuwe instituten voor criminologie moeten komen. Hij pleit voor het terugdringen van professionele kennis vanwege de schade die het veroorzaakt.’
Hoe zouden professionals de competenties voor democratisch werken kunnen leren? Denk bijvoorbeeld aan trainingsinstituten.
‘Er zijn plekken in universiteiten waar dit vorm kan krijgen, maar het is niet gemakkelijk. Het dominante idee is dat de universiteit de bron van intellectuele waarde is, en die waarde wordt gecommuniceerd. Maar met democratisch professionalisme moet je dat framework omkeren. Er moet een instroom zijn van mensen die goed zijn in dit soort werk. Zij moeten een plek krijgen binnen de universiteit.’
‘We betalen jou toch om de straten veiliger te maken, waarom vraag je dat aan ons?’
Zijn daar voorbeelden van in de VS?
‘Actueel is een klein maar levendig netwerk van professionals in democratische scholen. Binnen democratische scholen hebben de leerlingen een grotere rol bij het vaststellen van het curriculum, zelfs bij bestuurlijke zaken. En ook in het oplossen van conflicten. Ik ken een leraar uit dit netwerk die trainingen geeft in wat het betekent om een democratisch leraar te zijn, of een democratisch schoolhoofd.’
Hoe kijkt u aan tegen het gevaar van responsabilisering? Dat de overheid burgers voor haar karretje spant?
‘Dat risico is er zeker. Neem het voorbeeld van de politieagent die de wijk ingaat, de publieke veiligheidsagent waar we het net over hadden. Als die burgers zou vragen om vrijwilligers te worden die de politie helpen, dan heb je kans dat mensen zeggen: ‘We betalen jou toch om de straten veiliger te maken, waarom vraag je dat aan ons?’ Dat betekent dus dat je gelijkwaardig moet werken, je bent een vakkundig intermediair. Het is een heel moeilijk vak, democratisch professionalisme. Temeer omdat je ook kritische geluiden vanuit je eigen organisatie krijgt. Die lage waardering die ik hiervoor noemde van andere agenten voor social work-achtig werk.’
Het gaat om simpele vragen: ‘Wat heb je nodig, waar zouden we samen aan kunnen werken?’
Een ander voorbeeld zijn de zogenoemde ‘voorzorgcirkels’ die je in Nederland hebt, waarbij mensen elkaar hand-en-spandiensten verlenen. Het idee is dat mensen daardoor in mindere mate een beroep zullen doen op gezondheidszorg. Maar mensen zijn achterdochtig. Ze zijn bang dat ze straks minder zorg krijgen als ze het echt nodig hebben, omdat ze dan te horen krijgen: ‘Maar jullie doen het toch zo goed met die voorzorgcirkels?’
‘Tja, dat is precies wat we off-loading noemen: ‘Jij doet het werk voor ons.’ Dat is het probleem afschuiven. Ook hier vraagt het van de gemeente en van de zorgkantoren dat ze naar de mensen toe gaan en daadwerkelijk met ze in gesprek gaan. Het gaat om simpele vragen: ‘Waar ben je het meest bezorgd over?’ ‘Wat vind je dat we niet goed doen?’ ‘Wat heb je nodig en waar zouden we samen aan kunnen werken?’
Zijn er ook foute voorbeelden van democratisch professionalisme?
‘Het beschaamt me om erover te praten, maar er zijn in de VS centra die zich abortus-adviseurs noemen en die jonge zwangere vrouwen uitnodigen om over hun zwangerschap te praten. Ze doen zelfs echo’s en het idee is dat je je veilig voelt in het centrum, je wordt geïnformeerd over de gezondheidsstatus van je foetus. Maar in werkelijkheid zijn het extreemrechtse anti-abortusgroepen die je ervan willen weerhouden een abortus te plegen.
Dus hoe beoordeel ik dit nu? Het is een burgerinitiatief van onderop, je zou het democratisch professionalisme kunnen noemen, omdat er skills en training in meespelen. Maar hier is absoluut geen sprake van macht delen en wel van een bepaalde dubbelhartigheid, valsheid, een beetje liegen zelfs. En ze zijn totaal niet transparant, niet gericht op een echte dialoog, maar proberen de zwangere vrouw te manipuleren. Dus ik denk dat je in dit geval wel kunt spreken van baddies, ze hebben geen respect voor de mensen met wie ze werken. Dus mensen in een bepaalde richting duwen, is een criterium voor een baddie.’
‘In het algemeen betekent geweldgebruik dat we mensen niet respecteren en geen dialoog met ze hebben’
‘Een ander is het gebruik van geweld. Die is wat meer tricky, want geweld gebruiken in een gewelddadige situatie of omgeving is weer wat anders. Maar in het algemeen betekent het gebruik van geweld dat we mensen niet respecteren en geen echte dialoog met ze hebben. Een baddie vind ik de grenspatrouilles van burgers die mensen opsporen die de grens zijn overgetrokken bij Mexico. Ze gebruiken gewelddadige methoden, dragen wapens en intimideren mensen, en er zit natuurlijk ook een racistische en vernederende component in. Een ander criterium is dus dat je mensen met respect behandelt.’
Is democratisch professionalisme een antwoord op populisme?
‘Zeker. Het kan bijdragen aan begrip tussen zeer verschillende mensen uit een gemeenschap en aan begrip voor waar de buurman vandaan komt. Zo kunnen mensen met zeer traditionele visies anderen ontmoeten en kunnen ze zelfs samenwerken aan het oplossen van een bepaald probleem, waardoor mensen minder vatbaar worden voor populisme. Ze komen achter hun tv vandaan en gaan bijvoorbeeld gezamenlijk bosbranden blussen. Kort gezegd: I don’t know you, never liked you, but let’s come together and work on the problem.’
Marcel Spierts is onderzoeker en publicist op het gebied van sociaal werk. Marcel Ham is hoofdredacteur van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.