GGZ heeft juist meer geld nodig

Dossier

Zuiniger GGZ

De verhouding tussen investeringen in de somatische en de psychische zorg is gezien de maatschappelijke vraag, niet meer van deze tijd. Tel daar het verschil in rendement bij op en het debat over de bezuinigingen in de GGZ gaat er heel anders uitzien.

Claudi Bockting pleitte er eerder op deze site voor om wetenschappelijk bewezen effectiviteit van interventiemethoden als uitgangspunt voor bezuiniging in de GGZ te nemen. Gezien de toenemende maatschappelijke vraag naar psychische zorg lijkt het echter vooral verstandig eerst eens te kijken naar de huidige scheve verdeling van de investeringen in psychische en somatische gezondheid.

Cijfers tonen aan dat de positie en erkenning van de geestelijke gezondheidszorg een groot maatschappelijk vraagstuk is. De grootste veroorzakers van verlies van kwaliteit van leven, uitgedrukt in ziektejaarequivalenten (het aantal jaren doorgebracht in ziekte) zijn angststoornissen, coronaire hartziekten en depressie. Twee soorten psychische stoornissen staan dus in de top drie. In ontwikkelde landen wordt ruim 23 procent van de ziektelast veroorzaakt door psychische stoornissen. Daar komt bij dat de indirecte kosten van psychische stoornissen in termen van productiviteitsverlies, onterecht beslag leggen op de somatische zorg én criminaliteit, de directe kosten in Nederland ver overtreffen.

Opvallend is dat investeringen in de zorg voor psychische stoornissen - buiten dementie en verstandelijke handicaps - volgens de laatste cijfers van het RIVM in 2005 in Nederland 3,7 miljard euro bedroegen. Dit betekent dat er nog geen twee procent van het budget voor gezondheidszorg - 68,5 miljard euro in 2005 - werd besteed aan de grote ziektelast van psychische stoornissen. De geschiedenis van de sector - z’n positie binnen de medische wereld en onderlinge tegenstellingen - kan hier debet aan zijn, maar toch is het investeringspercentage in relatie tot de vraag niet meer van deze tijd. Dit is met name goed te zien aan een psychische stoornis waarbij de maatschappelijke omgeving een grote rol speelt: de posttraumatische stress-stoornis (PTSS).

Ook in een veilige moderne samenleving krijgen mensen te maken met schokkende gebeurtenissen

De vraag bij psychische stoornissen is altijd naar de verhouding tussen aangeboren kwetsbaarheid en omgevingsfactoren, zoals maatschappelijke uitsluiting en traumatische gebeurtenissen. Feit is dat mensen, ook in een veilige moderne samenleving, tijdens hun leven te maken kunnen krijgen met een scala aan schokkende gebeurtenissen die traumatische gevolgen kunnen hebben. Dergelijke gebeurtenissen worden in de regel ingedeeld in natuurrampen en man made disasters, met als de meest ernstige de langdurige blootstelling aan hevige angst in een afhankelijkheidsrelatie waar men zich niet aan kan onttrekken. Kessler kwam in 1995 in de VS op een percentage van 7,9 procent van de bevolking die in zijn leven PTSS ontwikkelt; een replicatieonderzoek uit 2005 kwam één procent lager uit. Telefonische enquêtes in Nederland leveren hetzelfde percentage op. Bij riskante beroepen zoals de politie, bij letselslachtoffers en vluchtelingen lopen de cijfers op tot twintig procent en meer. Van  de ruim 100.000 veteranen van vredesmissies in Nederland heeft ongeveer twintig procent langdurig last en hebben  er 4000 PTSS. Huiselijk geweld kent een groot dark number omdat naar schatting slechts twaalf procent van de incidenten bij de politie bekend is.

Volgens onderzoek van INTERVICT wordt minder dan een derde van Nederlanders die ernstig te lijden hebben van de gevolgen van schokkende gebeurtenissen door de hulpverlening bereikt. Hier staat tegenover dat er ook veel kritiek is op de inflatie van het traumabegrip en het bestaan van een vermeende slachtoffer- en klaagcultuur.  Empirische gegevens zijn echter schaars. Afgaand op de omschrijving van de stoornis en de procedures bij de diagnostiek,  is de professionele hulpverlening in tegenstelling tot het publiek terughoudend.  De these van de slachtoffercultuur wordt bovendien weerlegd door cijfers over beperkte toekenning van vergoedingen en gedegen onderzoek na de aanvankelijke publieke ophef.

Crisis met veel betrokken partijen en moeizame afwikkeling wordt trend

Veel mensen ontwikkelen na een schokkende gebeurtenis geen noemenswaardige problemen. Dit wil niet zeggen dat ze voor hun directe omgeving geen zware last vormen. In de VS zijn het afgelopen jaar 1,2 miljoen veteranen opgepakt voor drugs en alcoholdelicten, vaak met gebruik van geweld. Daarnaast zijn er grote indirecte effecten. Schokkende gebeurtenissen roepen steeds vaker een crisis op waarbij veel partijen betrokken zijn en waarvan de afwikkeling moeizaam verloopt. Grote oorlogen en rampen blijven Nederland bespaard, maar nog tamelijk kort geleden hebben een serie kleinere rampen veel commotie veroorzaakt zoals de Bijlmerramp, de Schipholbrand en de branden in Enschede en Volendam met een lange nasleep.

Het lijkt erop dat deze trend zich doorzet. Op de eerste plaats zien we dat door de toenemende interdependentie van de transport- en communicatienetwerken, de reikwijdte van rampen toeneemt (zogenaamde transsystem social disasters). Tevens stijgt de intensiteit in de beleving door meer en indringender berichtgeving, grote beschikbaarheid van beelden en meer gevoeligheid voor inbreuken in de persoonlijke levenssfeer. Tot slot is er ook sprake van een groeiende complexiteit van de afwikkeling door de betrokkenheid van meer partijen die sterker wedijveren en zich beter organiseren.

Renderende investeringen in de GGZ

Kijken we naar het rendement van de investeringen in de gezondheidszorg, dan zien we dat dit in de GGZ toeneemt in termen van kwaliteit van leven - zeker in het geval van angst en depressie. Het rendement in de somatische zorg laat het tegenovergestelde zien: een afname in relatie tot de levensverwachting en de  kwaliteit van leven. Gecombineerd met de toenemende maatschappelijke impact van psychische stoornissen maakt dit het voornemen van de regering juist op de GGZ te bezuinigen bijzonder verontrustend. Zij zou er dan ook beter aan doen de maatschappelijke vraag en het rendement als uitgangspunt van bezuiniging te nemen en de wanverhouding in de investeringen tussen GGZ en somatische zorg aan te pakken.

Frank Hermans is socioloog en werkte bijna veertig jaar aan de Hogeschool Arnhem/Nijmegen. Hij verricht onderzoek naar en publiceert over trauma en samenleving in brede zin. Dit voorjaar verschijnt zijn nieuwste boek over dit thema. Zie ook: http://www.trauma-en-samenleving.nl/

Literatuur:

Dijk J.J.M. van, Van Mierlo F., Leemten in de slachtofferhulpverlening. Resultaten van een verkennend, kwalitatief onderzoek onder verschillende categorieën gedupeerden van ingrijpende gebeurtenissen, Tilburg, INTERVICT, 2009.

Eshuis, R., Claims bij de rechtbank, Den Haag: WODC, 2003.

Kessler R.C., Sonnega  A., Bromet E. et al, Posttraumatic stress disorder in the National Comorbidity Survey, in: Archives of General Psychiatry, 52: 1048-1060, 1995.

Kessler R.C., Chiu W.T., Demler O., Walters E.E., Prevalence, severity, and comorbidity of twelve- month DSM-IV disorders in the National Comorbidity Survey Replication (NCS-R), in: Archives of General Psychiatry, 62: 617-627, 2005.

Olff, M., de Vries, G.J., The lifetime prevalence of traumatic events and posttraumatic stress disorder in the Netherlands, in: Journal of Traumatic Stress, 22, 4, 259-267, 2009.

Quarantelli, E.L., Lagadec, P., Boin, A., A heuristic approach to future disasters and crises: new, old and in-between types, in: Rodriguez, R. Quarantelli, E. en Dynes, R. (eds)  Handbook of disaster research, New York, Springer, 16-42, 2006.

RIVM, Kosten van ziekten 2005. RIVM, 2011.

Withuis J., Erkenning. Van oorlogstrauma naar klaagcultuur, Amsterdam: De Bezige Bij, 2002.

http://www.huiselijkgeweld.nl/index; RIVM

Dit artikel is 1922 keer bekeken.

Reageer

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.